ECLI:NL:RBNHO:2020:9845

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3514
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen navorderingsaanslag Belastingdienst kennelijk ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 december 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, [X], tegen de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiser had op 16 december 2019 een navorderingsaanslag voor het jaar 2007 ontvangen, waartegen hij bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd echter bij uitspraak op bezwaar van 21 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser diende op 21 mei 2020 een nieuw bezwaarschrift in, dat door verweerder als beroepschrift werd aangemerkt en ter verdere behandeling naar de rechtbank werd gestuurd.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank benadrukte dat een beroep moet voldoen aan de eisen van artikel 6:5 van de Awb, waarin staat dat de gronden van het beroep vermeld moeten worden. Eiser had de gelegenheid gekregen om eventuele verzuimen te herstellen, maar de rechtbank concludeerde dat de ingediende stukken van eiser geen inhoudelijke gronden bevatten die betrekking hadden op de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. Hierdoor werd vastgesteld dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard.

Gelet op deze overwegingen verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Vanwege de coronamaatregelen werd de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3514

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser op 16 december 2019 een navorderingsaanslag voor het jaar 2007 opgelegd.
Eiser heeft tegen voornoemde aanslag bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 21 april 2020 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Op 21 mei 2020 heeft eiser opnieuw een bezwaarschrift bij verweerder ingediend.
Verweerder heeft het aangemerkt als beroepschrift en bij brief van 4 juni 2020 op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere behandeling aan deze rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Verweerder heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft bij aangetekende brief van
28 juli 2020 eiser erop gewezen dat de gronden van het beroep in ieder geval betrekking moeten hebben op het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen. Eiser heeft bij brief van 25 augustus 2020 gereageerd. De rechtbank concludeert uit de ingediende stukken van eiser dat deze inhoudelijke gronden betreffen en niet zien op het niet-ontvankelijk verklaren van zijn bezwaarschrift. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep kennelijk ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 4 december 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.