In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Société Air France S.A. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van New York naar Parijs en aansluitend naar Amsterdam. De vlucht van New York naar Parijs (AF11) werd geannuleerd, waarna de passagier werd omgeboekt naar een KLM-vlucht. De passagier verzocht compensatie van €600,00 wegens de annulering, alsook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De vervoerder betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals een birdstrike en slechte weersomstandigheden.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de vervoerder niet kon bewijzen dat er geen andere keuze was dan annulering van de vlucht. De kantonrechter wees het verzoek van de passagier tot betaling van de hoofdsom toe, inclusief wettelijke rente vanaf de datum waarop de passagier schade had geleden. De verzoeken om buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen, omdat de passagier onvoldoende had aangetoond dat de werkzaamheden meer omvatten dan een enkele aanmaning. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, omdat de vervoerder grotendeels ongelijk kreeg.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de vervoerder verplicht is om de passagier te compenseren voor de annulering van de vlucht, en dat de passagier recht heeft op vergoeding van de proceskosten.