ECLI:NL:RBNHO:2020:9816

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
HAA 20/4838
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer

Op 27 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. Eiseres had op 19 september 2019 digitaal beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig een besluit had genomen op haar bezwaar van 26 november 2019, dat betrekking had op het ontbreken van een dwangsombeschikking bij een eerder besluit van 17 oktober 2019. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend en meldde op 9 november 2020 telefonisch dat er nog niet op het bezwaarschrift was beslist.

De rechtbank overweegt dat ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres had verweerder verzocht om haar bezwaarschrift zo spoedig mogelijk te behandelen en had op 9 januari 2020 moeten worden beslist. De rechtbank constateert dat deze termijn is overschreden en dat het beroep van eiseres kennelijk gegrond is.

De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht van € 48,-. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van griffier N. Joacim.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/4838

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 19 september 2019 digitaal beroep bij de rechtbank ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar van 26 november 2019, betreffende het ontbreken van een dwangsombeschikking bij het besluit van 17 oktober 2019.
Verweerder heeft op 20 oktober 2020 stukken ingediend, verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. Desgevraagd heeft verweerder op 9 november 2020 telefonisch gemeld dat nog niet op het bezwaarschrift is beslist.

Overwegingen

Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
Eiseres heeft op 26 november 2019 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 oktober 2019. Gelet op het voorgaande had verweerder uiterlijk op 9 januari 2020 op het bezwaar moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is verstreken.
De rechtbank stelt voorts vast dat eiseres verweerder bij email van 10 januari 2020 heeft verzocht haar bezwaarschrift zo spoedig mogelijk te behandelen. Bij email van 9 april 2020 heeft eiseres meegedeeld dat verweerder in gebreke is. Sindsdien zijn twee weken verstreken en is thans nog niet op het bezwaar beslist.
Het beroep is kennelijk gegrond.
In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In het tweede lid is neergelegd dat de rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. Volgens het derde lid kan de rechtbank in bijzondere gevallen of indien naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb zal de rechtbank verweerder opdragen binnen een termijn van twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar te nemen.
De rechtbank bepaalt voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Uit de gegrondverklaring volgt dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van € 48,- dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op alsnog een besluit te nemen binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. . De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij deze rechtbank.
Het verzet dient gedaan te worden door het indienen van een verzetschrift binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.