ECLI:NL:RBNHO:2020:9790

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
15-102213-18, 15-147151-18, 15-229699-16 (tul), 15-183180-18 en 15-251100-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, mishandeling, brandstichting en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen

Op 25 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met zware mishandeling, mishandeling, brandstichting, vernieling en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 weken, waarvan 8 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partij deels toegewezen, waarbij de immateriële schadevergoeding is vastgesteld op € 650,00 en de materiële schadevergoeding is afgewezen wegens gebrek aan bewijs van een rechtstreeks verband met de bewezen feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij deze had gepleegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten. De verdachte had zich in een korte periode schuldig gemaakt aan meerdere ernstige feiten, wat de rechtbank zwaar heeft aangerekend. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-102213-18, 15-147151-18, 15-229699-16 (tul), 15-183180-18 en 15-251100-17 (tul)
Uitspraakdatum: 25 november 2020
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 november 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
feitelijk verblijvende te [adres] .
De politierechter heeft de zaken onder de parketnummers 15-102213-18,15-147151-18 en 15-183180-18 ter terechtzitting van 18 oktober 2018 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter terechtzitting van 27 november 2018 gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.P. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.J. de Groot, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 15-102213-18
hij op of omstreeks 26 mei 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of te Zaandijk, gemeenste Zaanstad, althans in Nederland, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
parketnummer 15-147151-18
feit 1
hij op of omstreeks 25 juli 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] (hardhandig) bij/ aan bij het hoofd vast te pakken en/of (vervolgens) een stroomstootwapen (taser) in/ tegen de zij en/of in ieder geval tegen het lichaam van die [slachtoffer] te duwendie , althans handeling(en) van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 2
hij op of omstreeks 25 juli 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk en wederrechtelijk meerdere goederen en/of huisraad (te weten een koelkast en/of de vloer en/of een auto en/of een fiets en/of meerdere althans een deur en/of een kast en/of glaswerk), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 3
hij op of omstreeks 25 juli 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer een vriendin en/of kennis [slachtoffer] , heeft mishandeld door (met kracht) (bovenhands) een hond (Chihuahua) op/tegen haar hoofd en/of gezicht, althans in ieder geval in de richting van die [slachtoffer] te gooien en/of smijten;
feit 4
hij op of omstreeks 25 juli 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten stroomstootwapen en/of taser (type Powermaxx Pb E001-11), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
parketnummer 15-183180-18
feit 1
hij op of omstreeks 15 september 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) in de (rechter)duim te bijten;
feit 2
hij op of omstreeks 15 september 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
feit 3
hij op of omstreeks 15 september 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, door voornoemde [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Ik steek je auto in de fik, ik trap je ruiten eruit", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 15-102213-18, 15-147151-18 en 15-183180-18 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer
15-147151-18 onder feit 2 ten laste gelegde voor zover het betreft de koelkast, vloer, auto en fiets.
3.2.
Standpunt van de verdediging
parketnummer 15-102213-18
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
parketnummer 15-147151-18
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de koelkast, vloer, auto en fiets heeft vernield.
parketnummer 15-183180-18
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de onder feit 3 ten laste gelegde bedreiging op het standpunt gesteld dat de uitlating: “Ik trap je ruiten eruit” niet als een bedreiging als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is aan te merken, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Partiële vrijspraak
parketnummer 15-147151-18 feit 2
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde koelkast, vloer, auto en fiets heeft vernield, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
parketnummer 15-183180-18 feit 3
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde uitlating: “Ik trap je ruiten eruit” niet als een bedreiging als bedoeld in artikel 285 Sr is aan te merken, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de overige onder 15-102213-18,
15-147151-18 en 15-183180-18 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Bewijsmotivering
parketnummer 15-147151-18 feit 1 en 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van de getuige [getuige] dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd met een stroomstootwapen, een stroomstootwapen vast had en in de zij van [slachtoffer] heeft gedrukt. Hieruit volgt dat verdachte het stroomstootwapen ook voorhanden heeft gehad in de zin van art. 26 Wet wapens en munitie. Of verdachte al dan niet eigenaar is van het wapen is in dit kader niet van belang.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 15-102213-18,
15-147151-18 en 15-183180-18 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
parketnummer 15-102213-18
hij op 26 mei 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
parketnummer 15-147151-18
feit 1
hij op 25 juli 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer] bij het hoofd vast te pakken en vervolgens een stroomstootwapen (taser) in de zij van die [slachtoffer] te duwen;
feit 2
hij op 25 juli 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk en wederrechtelijk meerdere goederen, te weten een deur, een kast en glaswerk, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield en/of beschadigd;
feit 3
hij op 25 juli 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer een vriendin [slachtoffer] , heeft mishandeld door bovenhands een hond (Chihuahua) tegen haar gezicht te gooien;
feit 4
hij op 25 juli 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten stroomstootwapen (type Powermaxx Pb E001-11), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
parketnummer 15-183180-18
feit 1
hij op 15 september 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met kracht in de rechterduim te bijten;
feit 2
hij op 15 september 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk en wederrechtelijk een auto, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft beschadigd;
feit 3
hij op 15 september 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer] heeft bedreigd met brandstichting, door voornoemde [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Ik steek je auto in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 15-102213-18
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
parketnummer 15-147151-18
feit 1: bedreiging met zware mishandeling
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en beschadigen
feit 3: mishandeling
feit 4: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
parketnummer 15-183180-18
feit 1: mishandeling
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen
feit 3: bedreiging met brandstichting
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 weken, waarvan 8 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de vrijheidsbeperkende maatregelen die eerder aan verdachte zijn opgelegd. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou betekenen dat verdachte zijn woning kwijtraakt. De raadsvrouw heeft erop gewezen dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en dat artikel 63 Sr van toepassing is en verzocht hier rekening mee te houden bij de strafoplegging. De raadsvrouw heeft verzocht een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en heeft zich verzet tegen een proeftijd voor de duur van twee jaren, omdat alle feiten zich ruim twee jaar geleden hebben voorgedaan.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van nog geen vier maanden schuldig gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. Op 26 mei 2018 heeft verdachte in zijn auto een taser voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
In de nacht van 25 juli 2018 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging en mishandeling van het slachtoffer en vernieling en beschadiging van goederen in haar woning, waarbij haar destijds 11-jarige zoon grotendeels aanwezig was. Verdachte heeft de chihuahua van het slachtoffer tegen haar gezicht gegooid als gevolg waarvan zij gewond is geraakt aan haar onderlip. Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer bedreigd door een taser in haar zij te duwen. Gedurende de nacht dat verdachte in de woning van het slachtoffer aanwezig was heeft hij meerdere goederen in de woning beschadigd en vernield. Dit zijn ernstige feiten die bovendien hebben plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer waar zij met haar minderjarige zoon woont. Dit is juist de plek waar zij zich veilig moeten kunnen voelen. De minderjarige zoon van het slachtoffer heeft als gezegd gezien dat verdachte zijn moeder heeft bedreigd en pijn en letsel heeft toegebracht en heeft huisgehouden in de woning. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
Enkele weken later heeft verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van het slachtoffer. Tijdens een autorit, waarbij verdachte probeerde de autosleutel af te pakken, heeft verdachte in de rechterduim van het slachtoffer gebeten. Daarnaast heeft verdachte gedreigd de auto van het slachtoffer in de fik te steken. Ook heeft verdachte de auto van het slachtoffer beschadigd door tegen de voorruit te trappen en een fles op het dak van de auto te gooien.
Verdachte heeft met het plegen van deze strafbare feiten een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar angst en gevoelens van onveiligheid bezorgd. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelwijze er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Tijdens de delicten was er sprake van fors alcohol- en drugsgebruik. Verdachte heeft ter zitting aangegeven geen drugs meer te gebruiken en minder alcohol te drinken. Hij wil zijn leven beteren en heeft spijt betuigd over de delicten, met name het delict waarbij de zoon van aangeefster bij betrokken was.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 2 oktober 2020, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging het tijdsverloop, sinds de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd, in ogenschouw. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie een passende eis is en zal verdachte conform deze eis veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 weken waarvan 8 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

7.Vorderingen benadeelde partij [slachtoffer] en schadevergoedingsmaatregel

parketnummer 15-147151-18
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 2.594,93 ingediend tegen verdachte wegens materiële (€ 1.944,93) en immateriële
(€ 650,00) schade die zij als gevolg van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde materiële schade bestaat uit schade aan de auto.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering ten aanzien van de gevorderde materiële schade. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is van een rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde feit. De gevorderde immateriële schade is voor toewijzing vatbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering ten aanzien van de gevorderde materiële schade. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd tot een bedrag van € 325,00.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank komt vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 650,00 billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering, het verhandelde ter terechtzitting en hetgeen in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen. De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 3 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: bedreiging en mishandeling) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
parketnummer 15-183180-18
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 2.150,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële (€ 1.500,00) en immateriële
(€ 650,00) schade die zij als gevolg van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde materiële schade bestaat uit schade aan de auto.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering ten aanzien van de gevorderde materiële schade. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. De gevorderde immateriële schade is voor toewijzing vatbaar tot een bedrag van € 350,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering ten aanzien van de gevorderde materiële schade. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering aanzienlijk dient te worden gematigd, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank komt vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 350,00 billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering, het verhandelde ter terechtzitting en hetgeen in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen. De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 3 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: mishandeling en bedreiging) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

8.Vorderingen tot tenuitvoerlegging

parketnummer 15-229699-16
Bij vonnis van 14 februari 2017 in de zaak met parketnummer 15-229699-16 heeft de politierechter te Noord-Holland verdachte ter zake van belediging, bedreiging en wederspannigheid veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van twintig uren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 6 maart 2017 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 1 maart 2017 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
parketnummer 15-251100-17
Bij vonnis van 15 februari 2018 in de zaak met parketnummer 15-251100-17 heeft de politierechter te Noord-Holland verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zijn vorderingen ter terechtzitting gewijzigd en verzocht de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen. De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 15-229699-16 is al toegewezen bij arrest van het gerechtshof Amsterdam op
2 juni 2020 en het vonnis met parketnummer 15-251100-17 was ten tijde van de vordering tot tenuitvoerlegging nog niet onherroepelijk.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich niet uitgelaten over de vorderingen tot tenuitvoerlegging.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank is van oordeel dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging dienen te worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 15-102213-18, 15-147151-18 en 15-183180-18 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) weken, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
8 (acht) weken, nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
2 (twee) jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
parketnummer 15-147151-18
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 650,00 (zeshonderdvijftig euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
25 juli 2018tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 650,00 (zeshonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal
13 (dertien) dagengijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
25 juli 2018tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
parketnummer 15-183180-18
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
15 september 2018tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal
7 (zeven) dagengijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
15 september 2018tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 14 februari 2017 van de politierechter te Noord-Holland in de zaak met parketnummer
15-229699-16 opgelegde voorwaardelijke straf.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 15 februari 2018 van de politierechter te Noord-Holland in de zaak met parketnummer
15-251100-17 opgelegde voorwaardelijke straf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.C. Koelman, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden en mr. M.E. Hinskens-van Neck, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 november 2020.
mr. Hinskens-van Neck is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.