Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Vorderingen benadeelde partij
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
2 (twee) jaren.
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk in de vordering.
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 13.787,52 (dertienduizend zevenhonderdzevenentachtig euro en tweeënvijftig cent), bestaande uit € 5.787,52 als vergoeding voor de materiële schade en
19 juli 2019tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 13.787,52 (dertienduizend zevenhonderdzevenentachtig euro en tweeënvijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal
103 (honderddrie) dagengijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
19 juli 2019tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.