ECLI:NL:RBNHO:2020:9737

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
8707308
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldig advieswerk door belastingadviseur leidt tot aansprakelijkheid voor schenkbelasting

In deze zaak hebben eiseressen, [eiseres 1] en [eiseres 2], een vordering ingesteld tegen [gedaagde], een belastingadviseur, wegens onzorgvuldig advieswerk. De eiseressen vorderen een schadevergoeding van € 7.578,00, bestaande uit een hoofdsom van € 6.703,00 en buitengerechtelijke incassokosten van € 875,00. De vordering is gebaseerd op het feit dat [gedaagde] in opdracht van [eiseres 2] advies heeft gegeven over het belastingvrij schenken van een bedrag aan [eiseres 1]. Echter, [gedaagde] heeft verzuimd om rekening te houden met een eerdere schenking die in 2008 had plaatsgevonden, waardoor [eiseres 2] alsnog schenkbelasting verschuldigd bleek te zijn. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn advisering en dat hij aansprakelijk is voor de schade die hieruit voortvloeit. De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres 1] af, omdat zij geen partij is bij de overeenkomst van opdracht. De vordering van [eiseres 2] wordt toegewezen, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden voor de helft aan [gedaagde] toegerekend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8707308 \ CV EXPL 20-4044 (BV/WT)
Uitspraakdatum: 25 november 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
1.- [eiseres 1]
wonende te [woonplaats]
2.- [eiseres 2]
wonende te [woonplaats]
eiseressen
verder te noemen: [eiseres 1] en [eiseres 2]
gemachtigde: mr. W. Matadien, advocaat te Amsterdam
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] Advies Administratiekantoor B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder in mannelijk enkelvoud te noemen: [gedaagde]
verschenen bij haar directeur H. [gedaagde].

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres 1] en [eiseres 2] hebben bij dagvaarding met producties van 5 augustus 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 26 oktober 2020 heeft via Skype een zitting plaatsgevonden waar met behulp van een digitale verbinding zijn verschenen: [eiseres 1] (mede namens [eiseres 2]) en haar gemachtigde mr. Matadien, en [gedaagde]. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De gemachtigde van [eiseres 1] en [eiseres 2] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft de gemachtigde van [eiseres 1] en [eiseres 2] bij brief van 13 oktober 2020 nog stukken toegezonden.

2.De vordering

2.1.
[eiseres 1] en [eiseres 2] vorderen dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 7.578,00. Dit bedrag is opgebouwd uit een hoofdsom van € 6.703,00 en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 875,00. Ook vorderen [eiseres 1] en [eiseres 2] de door de Belastingdienst gehanteerde rente en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
2.2.
[eiseres 1] en [eiseres 2] leggen aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] in opdracht van [eiseres 2] advies werkzaamheden heeft verricht onder meer met betrekking tot het belastingvrij schenken van een bedrag aan [eiseres 1] als dochter van [eiseres 2], met als doel gebruik te maken van de fiscale mogelijkheden en het voldoen van schenkbelasting te voorkomen. [gedaagde] heeft [eiseres 2] hierover geadviseerd en tevens de aangifte bij de Belastingdienst gedaan.
2.3.
Op 19 september 2019 heeft [eiseres 1] een brief ontvangen van de Belastingdienst betreffende een voornemen om af te wijken van de aangifte schenkbelasting voor de schenking van [eiseres 2] aan [eiseres 1]. [eiseres 2] bleek alsnog een bedrag van € 3.225,00 (later verhoogd tot € 6.703,00) aan schenkbelasting verschuldigd te zijn omdat er reeds in 2008 een schenking had plaatsgevonden. Dit is in strijd met de mededelingen en het advies van [gedaagde] die had aangegeven dat [eiseres 2] geen schenkbelasting verschuldigd zou zijn.
2.4.
[gedaagde] is hiermee tekortgeschoten in zijn advisering op grond van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek dan wel heeft hij onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres 2] en/of [eiseres 1] op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Nu [gedaagde] al eerder belastingaangiften en advieswerkzaamheden voor [eiseres 2] had verzorgd had hij kunnen weten van de eerdere schenking. Hij had in ieder geval moeten nagaan of er eerdere schenkingen waren. [eiseres 2] acht [gedaagde] dan ook aansprakelijk voor de schade die uit de onjuiste advisering voortvloeit in de vorm van een aanslag schenkbelasting die voor rekening van [gedaagde] moet komen.
2.5.
Ondanks herhaalde ingebrekestelling weigert [gedaagde] de verschuldigde bedragen te voldoen. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben hun gemachtigde moeten inschakelen om betaling van [gedaagde] te verkrijgen. Hierdoor is [gedaagde] ook buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.

3.Het verweer

3.1.
[gedaagde] betwist de vordering en stelt dat deze moet worden afgewezen. Hij voert aan – kort samengevat – dat [eiseres 2] aan hem kenbaar had moeten maken dat er al een schenking was gedaan in 2008. [eiseres 2] heeft die informatie niet verstrekt en heeft ook geen kopie van deze schenking verstrekt. [gedaagde] betwist dat hij van de eerdere schenking moest weten, omdat deze vóór 2017 is gebeurd. Er is geen bewaarplicht maar in verband met vragen vanuit de belastingdienst bewaart [gedaagde] de stukken maximaal 5 jaar. Hier ligt er 9 jaar tussen, aldus [gedaagde].
3.2.
[gedaagde] kan daarom niet aansprakelijk worden gesteld voor de onjuiste aangifte.
3.3.
Voor zover van belang zal op het verweer van [gedaagde] hierna bij de beoordeling nog nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat tussen [gedaagde] en [eiseres 2] een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen waarbij [gedaagde] fiscaal advies heeft gegeven met betrekking tot het belastingvrij schenken van een bedrag aan [eiseres 1] als dochter van [eiseres 2]. [gedaagde] was bekend met de bedoeling van [eiseres 2] het voldoen van schenkbelasting te voorkomen.
4.2.
De vraag die moet worden beantwoord is of [gedaagde] te werk is gegaan zoals een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur dat zou hebben gedaan. De kantonrechter oordeelt dat dat dat niet het geval is. Zij overweegt als volgt.
4.3.
Niet in geschil is dat het verschuldigd zijn van schenkbelasting het gevolg is van de schenking die [eiseres 2] aan haar dochter [eiseres 1] heeft gedaan in 2008. [gedaagde] heeft hier in de advisering geen rekening mee gehouden. [eiseres 2] is niet deskundig op het gebied van belasting, wist dit niet en hoefde dit niet te weten. Het was aan [gedaagde] om haar op dat vlak deskundig te adviseren. Die advisering houdt niet alleen in het op verzoek invullen van een aangifte, maar ook het actief bevragen van [eiseres 2] over eventueel in het verleden gedane schenkingen aan haar dochter, aangezien die van invloed kunnen zijn op de (vrijstellingen van) de te betalen schenkbelasting. Dat heeft [gedaagde] nagelaten. Het advieswerk van [gedaagde] is onzorgvuldig geweest. Dat niet [gedaagde] maar een fiscaal medewerker van zijn kantoor de aangifte van [eiseres 2] heeft verzorgd, en dat een dergelijke aangifte maar drie keer per jaar voorkomt, zoals [gedaagde] ter zitting stelt, maakt dit niet anders. [gedaagde] is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht jegens [eiseres 2] en zal de hierdoor door haar geleden schade moeten vergoeden. De kantonrechter is van oordeel dat die schade bestaat uit het door [eiseres 2] te betalen bedrag aan schenkbelasting. Dat dit een bedrag van € 6.703,00 betreft is niet in geschil. Tevens betwist [gedaagde] niet dat dit bedrag door de Belastingdienst nu correct is vastgesteld. De kantonrechter acht voorts de stelling van [eiseres 2] aannemelijk dat indien op voorhand duidelijk was geweest dat de schenkbelasting moest worden betaald, van de schenking was afgezien dan wel dat deze op een andere manier en/of op een ander tijdstip had plaatsgevonden ten einde het voldoen van schenkbelasting te voorkomen. Dit heeft [gedaagde] ook niet gemotiveerd betwist.
4.4.
Gelet op het vorenstaande zal de vordering van [eiseres 2] worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde rente als hierna vermeld nu hiertegen geen zelfstandig verweer is gevoerd.
4.5.
Ook de buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen, nu uit de overgelegde stukken blijkt van voldoende werkzaamheden die deze kosten rechtvaardigen. De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen tot een bedrag van € 859,28 volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe [gedaagde] zal worden veroordeeld.
4.6.
De proceskosten van [eiseres 2] komen voor de helft voor rekening van [gedaagde], omdat hij jegens [eiseres 2] (en niet jegens [eiseres 1]) ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres 2] worden gemaakt.
4.7.
De vordering van [eiseres 1] wordt afgewezen. [eiseres 1] is geen partij bij de overeenkomst van opdracht. [eiseres 1] baseert haar vordering op een onrechtmatige daad. Echter, naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres 1] onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat [gedaagde] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld en op die grond schadeplichtig is Daar komt bij dat, zoals volgt uit de aangifte schenkbelasting onder 6c, [eiseres 2] de schenkbelasting betaalt. In die zin heeft [eiseres 1] geen schade geleden.
4.8.
De proceskosten van [gedaagde] betreffende de vordering van [eiseres 1] komen voor rekening van [eiseres 1]. Niet is echter gebleken dat [gedaagde] proceskosten heeft gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering van [eiseres 1] af;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres 2] van € 6.703,00, te vermeerderen met de door de Belastingdienst gehanteerde rente daarover tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres 2] van € 859,28 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2020 tot aan de dag van algehele betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van [eiseres 2], die de kantonrechter aan de kant van [eiseres 2] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 50,45
griffierecht € 118,00
salaris gemachtigde € 300,00;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres 2] van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres 2] worden gemaakt.
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst de vordering van [eiseres 2] voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter