Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1]
[gedaagde 2]
1.Het procesverloop
2.De feiten
12maanden, ingaande op
15 februari 2019en dus eindigende op
31 januari 2020
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en zijn huurders. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. D.H. Guldemond, vorderde ontruiming van de woning door de huurders, die zich verzetten tegen de beëindiging van de huurovereenkomst. De huurders, vertegenwoordigd door G.H. de Jonge, hadden op 27 januari 2020 gedagvaard en de mondelinge behandeling vond plaats op 4 februari 2020. De huurovereenkomst was op 14 februari 2019 voor een bepaalde tijd van maximaal 12 maanden aangegaan, met een einddatum van 15 februari 2020. De verhuurder had de huurders tijdig geïnformeerd over de beëindiging van de overeenkomst, maar de huurders gaven aan niet van plan te zijn de woning te verlaten.
De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst inderdaad voor bepaalde tijd was aangegaan en op 15 februari 2020 zou eindigen. De huurders hadden onvoldoende bewijs geleverd voor hun verweer dat de overeenkomst na 12 maanden voor onbepaalde tijd zou worden voortgezet. De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming toe, maar gaf de huurders vier weken de tijd om de woning te verlaten. De vordering tot betaling van ontruimingskosten en een dwangsom werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de verhuurder, omdat de huurders grotendeels ongelijk kregen.