ECLI:NL:RBNHO:2020:9724

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
8680448 \ AO VERZ 20-122 en 8671829 \ AO VERZ 20-119
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens vermeende werkweigering niet rechtsgeldig; vergoedingen en vakantiedagen toegewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen werknemer [werknemer] en Standby Logistics B.V. over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. De werknemer had zich op 29 mei 2020 afgemeld voor werk, waarbij hij aangaf niet in staat te zijn om te werken vanwege een slechte nachtrust en eerdere incidenten. Standby heeft hem daarop per WhatsApp ontslagen, stellende dat er sprake was van werkweigering. De werknemer verzocht om een billijke vergoeding, vergoeding wegens onregelmatige opzegging, transitievergoeding en betaling van openstaande vakantiedagen. Standby betwistte de claims en stelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was vanwege ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werknemer zich niet had ziekgemeld maar had aangegeven niet in staat te zijn om te werken. De rechter concludeerde dat er geen dringende reden was voor het ontslag en dat Standby onvoldoende onderzoek had gedaan naar de afwezigheid van de werknemer. De kantonrechter kende de werknemer een billijke vergoeding toe van € 6.145,80, evenals vergoedingen voor onregelmatige opzegging, transitievergoeding en openstaande vakantiedagen. De proceskosten werden toegewezen aan de werknemer, aangezien Standby grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8680448 \ AO VERZ 20-122 en 8671829 \ AO VERZ 20-119
Uitspraakdatum: 19 november 2020
Beschikking in de zaak van:
[werknemer],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij in de zaak met zaaknummer 8680448 \ AO VERZ 20-122
verwerende partij in de zaak met zaaknummer 8671829 \ AO VERZ 20-119
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. M. Bruins
tegen
Standby Logistics B.V.,
gevestigd te Schiphol-Rijk
verwerende partij in de zaak met zaaknummer 8680448 \ AO VERZ 20-122
verzoekende partij in de zaak met zaaknummer 8671829 \ AO VERZ 20-119
verder te noemen: Standby
gemachtigde: mr. C. Krijger

1.Het procesverloop

1.1.
In de zaak met zaaknummer 8680448 heeft [werknemer] een verzoek gedaan om Standby te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, vergoeding wegens onregelmatige opzegging, transitievergoeding en openstaande vakantiedagen. Standby heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
In de zaak met zaaknummer 8671829 heeft Standby een verzoek gedaan om voor recht te verklaren dat zij [werknemer] rechtsgeldig op staande voet heeft ontslagen en dat [werknemer] geen recht heeft op enig loon of enige vergoeding. Daarnaast heeft Standby een verzoek gedaan om [werknemer] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 en lid 3 BW. [werknemer] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 22 oktober 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [werknemer] heeft ook pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [in 1964] (56 jaar), is op 3 juni 2019 in dienst getreden bij Standby als algemeen medewerker/chauffeur. De laatste tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst is gesloten op 22 november 2019 voor de duur van 8 maanden, namelijk van 3 januari 2020 tot 3 september 2020. Het laatstverdiende salaris van [werknemer] bedraagt € 2.136,71 bruto te vermeerderen met emolumenten.
2.2.
Standby is een transportbedrijf dat zich bezighoudt met goederenvervoer over de weg.
2.3.
Op 29 mei 2020 heeft [werknemer] zich bij [medewerker 1] (‘ [medewerker 1] ’) afgemeld voor het verrichten van zijn werkzaamheden op die dag. [medewerker 1] heeft daarover in de WhatsAppgroep
‘Standby Kantoor’geschreven:
‘ [werknemer] belde net hij is niet in staat om te werken vandaag is al wakker vanaf 4 uur. Er is iets gebeurd ofzo gisteren. Weet iemand hier vanaf’. Daarop is door [medewerker 2] gereageerd:
‘Dat meen je niet! Ik denk het wel te weten…. en [medewerker 3] ook. Is zijn rit wel opgelost?’
2.4.
Op 29 mei 2020 om 7.48 uur heeft Standby [werknemer] per WhatsApp geschreven:
‘Goedemorgen [werknemer] , vanmorgen heb je [medewerker 1] om 7.00 uur meegedeeld dat niet komt werken. Je staat vandaag om 8.30 uur ingeplant. De rede die je aangaf was dat gisteren iets is voorgevallen is wat je eerst wilt bespreken. Uiteraard kunnen we altijd zaken bespreken echter is dit geen geldige rede om niet naar je werk te komen of om hier de voorwaarde aan te hangen om te werken. Ik heb je dan ook zojuist gebeld maar je neemt niet op. Kun je me met spoed bellen? Met vriendelijke groet, [medewerker 4] ’Bij WhatsAppbericht van 29 mei 2020 om 13.21 uur heeft [medewerker 4] namens Standby [werknemer] geschreven:
‘Goede middag [werknemer] , ik heb nog niets van je vernomen en heb je zojuist weer gebeld maar je neemt niet op.’
2.5.
Bij WhatsApp bericht van 29 mei 2020 om 18.28 uur heeft [medewerker 4] namens Standby [werknemer] per direct ontslagen:
‘Geachte heer [werknemer] ,hedenochtend heeft u aan onze collega om 7.00 uur medegedeeld dat u niet komt werken omdat er gisteren (d.d. 28-5-2020) iets was voorgevallen en u eerst in gesprek hierover wilt gaan voordat u weer komt werken. U stond vandaag ingeplant om 8.30 uur aan te vangen met u werkzaamheden.Dit is geen geldige rede. Indien u met ons in gesprek wilt gaan, kan dit natuurlijk altijd. Ook om eventuele ongenoegen te uiten. Echter hebben wij een arbeidsovereenkomst en u dient zich hieraan te houden.Om 7.40 uur heb ik u telefonisch proberen te bereiken. U nam uw telefoon niet op.Om 7.49 uur heb ik u een Whatsapp bericht gestuurd en je verzocht mij met spoed te bellen.Omdat u mij om 13.22 uur nog niet gebeld heeft, heb ik u nogmaals een Whatsapp bericht gestuurd.Om 18.04 heb ik kunnen zien dat u mijn Whatsapp bericht heeft gelezen, echter heeft u tot nu toe (18.20 uur) nog steeds geen contact met ons opgenomen.Wij kunnen helaas niet anders concluderen dan dat u zonder geldige rede uw werk heeft geweigerd.Om deze redenen bent u per vandaag ontslagen bij onze firma.Wij verzoeken u om onze bedrijfseigendommen, zoals telefoon, kleding, tankpas, ACN pas en overige bedrijfseigendommen uiterlijk dinsdag 26-2020 bij ons in te leveren.’
2.6.
[werknemer] heeft per WhatsApp bericht van 31 mei 2020 om 18.31 uur gereageerd:
‘Goedenavond [medewerker 4] . Dat lijkt mij een beetje te wild van je kant. Ik ben duidelijk geweest in mijn gesprek met [medewerker 1] vrijdag. Ik heb hem een waardevolle en verantwoordelijk reden gegeven om niet te gaan werken. Ook heb ik gemeld dat ik maandag met jou zal gaan praten. Zo te zien heeft dat geen zin. In ieder geval moeten wij toch de voorwaarden van het ontslag bespreken volgens de wet. Morgen om 09:00 kom ik langs om je spoelen in te leveren en over de ontslag procedure te praten’
2.7.
In een reactie op dat bericht heeft [medewerker 4] aangegeven dat hij in verband met Pinksteren op 1 juni 2020 vrij zou zijn en [werknemer] op dinsdag om 10.00 uur welkom was om met [medewerker 4] in gesprek te gaan. Verder heeft [medewerker 4] aangegeven dat [werknemer] problemen of afwezigheid met hem had moeten bespreken en dat hij in verband met het ontbreken van contact zijn beslissing heeft genomen.
2.8.
Op 2 juni 2020 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [werknemer] en Standby. Standby heeft van dat gesprek een gespreksverslag opgemaakt. In dat gespreksverslag staat onder andere dat Standby het ontslag handhaaft.

3.Het verzoek in de zaak met zaaknummer 8680448 \ AO VERZ 20-122

3.1.
[werknemer] heeft een verzoek gedaan om een billijke vergoeding toe te kennen. Aan dit verzoek legt [werknemer] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. In dat kader heeft [werknemer] het volgende aangevoerd. Standby heeft [werknemer] in tegenstelling tot de bij aanvang van het dienstverband gemaakte afspraken ingedeeld in avonddiensten. Ook maakte hij veel overuren, waarna hij zijn arbeidsduur heeft laten aanpassen, maar vervolgens maakte Standby veel te krappe planningen waardoor hij zijn pauzes moest nemen tijdens laden en lossen en alsnog overuren moest maken. Op 27 mei 2020 is [werknemer] door Standby met stemverheffing aangesproken om harder te werken. Vervolgens heeft Standby [werknemer] op 28 mei 2020 weer een route gegeven waarbij hij gedwongen zou worden zonder pauzes te werken, hij was daar kwaad over. Die nacht heeft hij slecht geslapen waardoor hij het onverantwoord vond om zijn werkzaamheden als chauffeur te doen, hij heeft de planning gebeld en kreeg [medewerker 1] aan de lijn. Hij heeft toen medegedeeld dat hij sinds 4.00 uur wakker was, zich niet fit achtte om te werken en overspannen was geraakt door de gebeurtenissen van de dagen ervoor. Daarna is hij naar bed gegaan om te proberen te slapen. Toen hij ’s avonds de berichten van zijn werkgever las, maakte dat hem boos en heeft hij uit zelfbescherming niet gereageerd. Toen hij, [werknemer] , zich op 29 mei 2020 afmeldde voor zijn werkzaamheden was hij arbeidsongeschikt en meldde hij zich ziek, er was in ieder geval geen sprake van werkweigering. Een ontslag op staande voet is een te vergaande maatregel, mede doordat Standby geen wederhoor heeft gepleegd. Nu de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gold en per 3 september 2020 zou zijn geëindigd, berust [werknemer] in de opzegging en verzoekt hij om een billijke vergoeding van drie maandsalarissen, namelijk een bedrag van € 9.547,62 bruto.
3.2.
[werknemer] heeft daarnaast een verzoek gedaan om Standby te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding te betalen, en om Standby te veroordelen tot betaling van niet genoten vakantiedagen. De vergoeding wegens onregelmatige opzegging bedraagt € 2.939,29 bruto en de wettelijke transitievergoeding bedraagt € 967,91 bruto. Daarnaast maakt [werknemer] aanspraak op uitbetaling van 10,14 vakantiedagen, wat neerkomt op een bedrag van € 1.754,49 bruto. Ten slotte verzoekt [werknemer] om Standby te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de vergoedingen en vakantiedagen.

4.Het verweer in de zaak met zaaknummer 8680448 \ AO VERZ 20-122

4.1.
Standby verweert zich tegen het verzoek. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd. Standby heeft weloverwogen het besluit genomen om [werknemer] op staande voet te ontslaan, het ontslag op staande voet is ook terecht gegeven vanwege het ernstig verwijtbare handelen van [werknemer] . Er was sprake van een dringende reden zodat niet in strijd met artikel 7:671 BW is opgezegd. De dringende reden bestaat eruit dat [werknemer] zich anderhalf uur voor de aanvang van zijn werkzaamheden bij een niet daartoe aangewezen medewerker afwezig heeft gemeld en zich vervolgens onbereikbaar heeft gehouden voor zijn werkgever. Dit dient te worden gezien in de context van de eerdere incidenten. De bedoeling van [werknemer] was kennelijk om nog zo weinig mogelijk te werken en nog wel loon te krijgen. Standby betwist dat [werknemer] arbeidsongeschikt was en dat hij zich ziek heeft gemeld op 29 mei 2020, de afwezigheidsmelding is pas achteraf als zodanig gepresenteerd. Het gedrag van [werknemer] levert niet alleen een dringende reden, maar ook ernstig verwijtbaar handelen op.
4.2.
Standby betwist dat er tegen haar personeel wordt geschreeuwd, dat [werknemer] bij aanvang van het dienstverband zou hebben aangegeven geen avonddiensten te willen draaien, dat [werknemer] ooit heeft geklaagd over de werkuren en dat [werknemer] tegen zijn zin overuren heeft gemaakt. Verder is [werknemer] niet gedwongen om tijdens het laden en lossen te pauzeren, noch heeft Standby van [werknemer] verlangd de rijtijdenwet te schenden of [werknemer] aangezet om te hard te rijden. Ten slotte betwist Standby dat zij [werknemer] heeft gedwongen met een dikke hand door te werken, dat [werknemer] is aangespoord harder te lopen en gedwongen is om te blijven werken zonder pauzes.
4.3.
Standby betwist het verzoek van [werknemer] met betrekking tot de openstaande vakantiedagen gedeeltelijk; er stonden op 29 mei 2020 nog 50,53 uur en dus 6,32 dagen open. Verder wordt over toeslagen geen vakantiegeld uitbetaald. Standby beroept zich verder op haar mogelijkheid tot verrekening met een boete van de Vlaamse Belastingdienst, die [werknemer] op grond van de Collectieve afspraken en Reglementen zelf moet betalen. Ten aanzien van de billijke vergoeding voert Standby aan dat voor zover het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, aanleiding bestaat tot matiging van een billijke vergoeding. Standby is van mening dat een vergoeding wegens onregelmatige opzegging dient te worden verdisconteerd in de billijke vergoeding. Bovendien heeft [werknemer] zelf ernstig verwijtbaar gehandeld zodat geen aanspraak bestaat op een transitievergoeding. Voor zover geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [werknemer] vormt de transitievergoeding een afdoende compensatie voor de beëindiging van het dienstverband gelet op zijn aandeel in de beëindiging van het dienstverband, althans moet de transitievergoeding in mindering worden gebracht op de billijke vergoeding.

5.Het verzoek in de zaak met zaaknummer 8671829 \ AO VERZ 20-119

5.1.
Standby heeft een verzoek gedaan om voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen [werknemer] en Standby is geëindigd op 29 mei 2020 door een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet, en tevens dat sprake is van opzet dan wel schuld van [werknemer] bij het geven van de dringende reden. Daarnaast heeft Standby verzocht om een verklaring voor recht dat [werknemer] geen recht heeft op loon en andere arbeidsvoorwaarden vanaf 29 mei 2020, noch op enige andere vergoeding, de transitievergoeding daaronder begrepen. Ten slotte heeft Standby verzocht [werknemer] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van € 2.450,66, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2020.
5.2.
Standby heeft [werknemer] op 29 mei 2020 op staande voet ontslagen omdat hij weigerde de overeengekomen werkzaamheden te verrichten en hij zich die dag onbereikbaar hield, daarmee heeft hij Standby voor een dringend logistiek probleem geplaatst. Daar komt bij dat er eerder incidenten hebben plaatsgevonden waarbij het korte lontje van [werknemer] voor vervelende situaties heeft gezorgd. [werknemer] heeft Standby daarmee opzettelijk, althans aan zijn schuld te wijten, een dringende reden gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen zodat zij aanspraak maakt op een gefixeerde schadevergoeding. Standby betwist dat [werknemer] zich op 29 mei 2020 heeft ziekgemeld en dat hij ziek was; een ziekmelding gebeurt niet bij een willekeurige collega en [werknemer] heeft niet gezegd dat hij ziek was maar dat hij niet in staat was om te werken tot er een gesprek had plaatsgevonden. Hij heeft het pas achteraf als een ziekmelding gepresenteerd. De gebeurtenissen op 28 mei 2020 kunnen het gedrag en de afwezigheid van [werknemer] niet rechtvaardigen. Bovendien vreesde Standby dat [werknemer] gelet op de (korte) resterende duur van het dienstverband misbruik zou maken van het recht op loondoorbetaling bij ziekte.

6.Het verweer in de zaak met zaaknummer 8671829 \ AO VERZ 20-119

6.1.
[werknemer] verweert zich tegen de verzoeken van Standby. [werknemer] voert aan dat hij zich op 29 mei 2020 heeft ziekgemeld, althans dat zijn uitlatingen als ziekmelding dienen te worden beschouwd. Ook voor zover geen sprake is van ziekmelding is nog geen sprake van werkweigering, de gedragingen rechtvaardigen in geen geval de vergaande maatregel van een ontslag op staande voet. Bovendien heeft Standby [werknemer] niet gehoord voordat zij ontslag op staande voet heeft gegeven. Gelet op het voorgaande dient het verzoek van Standby tot toekenning van een gefixeerde schadevergoeding te worden afgewezen.

7.De beoordeling

7.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Als het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven moet worden beoordeeld of [werknemer] aan Standby een gefixeerde schadevergoeding moet betalen. Als het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven moet worden beoordeeld of Standby aan [werknemer] een billijke vergoeding moet betalen. Gelet op de samenhang tussen de verzoeken van Standby en [werknemer] ziet de kantonrechter aanleiding om deze gezamenlijk te beoordelen.
7.2.
De vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, moet worden beoordeeld aan de hand van de vraag of [werknemer] Standby daarvoor een dringende reden heeft gegeven. De dringende reden die Standby heeft aangevoerd bestaat uit het door [werknemer] zonder een geldige reden weigeren van het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden en het vervolgens onbereikbaar zijn. Daarnaast heeft Standby in de onderhavige procedure aangevoerd dat er sprake was van eerdere incidenten met [werknemer] die hebben meegewogen bij de beslissing om over te gaan tot ontslag op staande voet. Standby heeft ook aangevoerd dat dat voor [werknemer] kenbaar was, hetgeen door [werknemer] niet is betwist. De kantonrechter zal dan ook van de juistheid van die stelling uitgaan. Verder staat vast dat [werknemer] op vrijdag 29 mei 2020 niet heeft gereageerd op telefonische oproepen en WhatsAppberichten van Standby. Voorts is tussen partijen nog in geschil of [werknemer] een geldige reden had voor zijn afwezigheid op 29 mei 2020 – namelijk of al dan niet sprake was van ziekte en/of een ziekmelding – en of de gebeurtenissen een zodanige dringende reden opleveren dat van Standby niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
7.3.
[werknemer] heeft op 29 mei 2020, blijkens het WhatsAppbericht van [medewerker 1] , medegedeeld dat hij ‘niet in staat was’ om te werken. Hij heeft daarbij vermeld dat hij al sinds 4.00 uur wakker was en verwezen naar een incident dat een dag eerder had plaatsgevonden. Deze mededeling kan naar het oordeel van de kantonrechter niet zonder meer worden opgevat als werkweigering. Niet in staat zijn om te werken duidt naar het oordeel van de kantonrechter – des te meer in combinatie met de mededeling over een slechte nachtrust – veel eerder op (al dan niet situatieve) arbeidsongeschiktheid. Dat sprake is van werkweigering staat dan ook niet vast. [werknemer] had zich, of nu sprake was van arbeidsongeschiktheid of niet, wel bereikbaar moeten houden voor Standby. Echter, gelet op de mededelingen van [werknemer] is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van een zodanig dringende reden dat van Standby niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het had op de weg van Standby gelegen om meer onderzoek te doen naar de afwezigheidsmelding van [werknemer] , in plaats van op dezelfde dag een ontslag op staande voet te geven. Zij heeft zich onvoldoende fundament verschaft voor de vergaande maatregel van een ontslag op staande voet. Ontslag op staande voet is een ultimum remedium zodat daartoe niet al te lichtvaardig mag worden overgegaan; Standby heeft dat naar het oordeel van de kantonrechter wel gedaan. Uit het handelen van Standby en haar verklaringen in de onderhavige procedure blijkt dat zij te zeer van haar eigen aannames is uitgegaan bij het geven van het ontslag op staande voet. Dat geldt mede voor haar vrees ten aanzien van een loondoorbetalingsplicht bij ziekte van [werknemer] ; dit is immers een wettelijke verplichting. Indien was gebleken dat [werknemer] niet arbeidsongeschikt was had hij wel degelijk moeten werken om recht te hebben op loon, zodat die vrees niet kan betekenen dat (eerder) mag worden overgegaan tot een ontslag op staande voet. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat niet kan worden gezegd dat sprake was van een dringende reden, ook niet in combinatie met het gedurende één dag onbereikbaar zijn voor de werkgever en de eerdere incidenten, zodat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is en er is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Ten overvloede wordt overwogen dat de door [werknemer] gestelde, en door Standby betwiste, verwijten aan het adres van Standby in het onderhavige geval niet relevant zijn voor de beoordeling van het ontslag op staande voet, teminder nu daarvan geen melding wordt gemaakt in het hiervoor in 2.5 weergegeven bericht waarbij [werknemer] het ontslag op staande voet wordt aangezegd.
7.7.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, worden de door Standby verzochte verklaringen voor recht en gefixeerde schadevergoeding afgewezen. Verder is hiervoor geoordeeld dat Standby in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd, zodat het verzoek van [werknemer] om toekenning van een billijke vergoeding zal worden toegewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat het geven van een ongeldig ontslag op staande voet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever moet worden aangemerkt (zie:
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113).
7.8.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in rechtspraak uitgangspunten geformuleerd (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (
New Hairstyle)). De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
7.9.
De (financiële) gevolgen van het ontslag zijn gelegen in een eerder einde van het dienstverband, namelijk per 29 mei 2020 in plaats van per 3 september 2020. Zoals hierna zal blijken, wordt [werknemer] voor die gevolgen gedeeltelijk gecompenseerd middels de vergoeding wegens de onregelmatige opzegging – het niet in acht nemen van de opzegtermijn. De overige (financiële) gevolgen bestaan uit het loon tussen 1 juli 2020 en 3 september 2020. In tegenstelling tot wat Standby heeft aangevoerd is de kantonrechter van oordeel dat [werknemer] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld – zoals hierna ten aanzien van de transitievergoeding zal worden gemotiveerd. Daarin bestaat dus geen aanleiding voor een (verdere) matiging van de billijke vergoeding. Ter zitting heeft Standby verklaard de door [werknemer] gestelde hoogte van de meeruren, overwerkvergoeding, overwerktoeslag en onregelmatigheidstoeslag niet (langer) te betwisten. De kantonrechter is van oordeel dat de gemiste (vergoeding van) vakantiedagen geen onderdeel is van de gevolgen van het ontslag en aldus dat dit geen onderdeel dient te zijn van de billijke vergoeding. Ten slotte ziet de kantonrechter geen aanleiding om de transitievergoeding in mindering te brengen op de billijke vergoeding. Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter een billijke vergoeding toekennen van € 6.145,80 bruto. De over de billijke vergoeding verzochte wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking.
7.10.
Ook de gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn. [werknemer] heeft een vergoeding gevorderd ter hoogte van één maandsalaris inclusief vakantietoeslag, meeruren, overwerkvergoeding, overwerktoeslag en onregelmatigheidstoeslag, namelijk € 2.939,29 bruto. Nu Standby de genoemde toeslagen en overige emolumenten niet (langer) betwist zal het verzochte bedrag worden toegewezen. De verzochte wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 29 mei 2020.
7.11.
Het verzoek om Standby te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt eveneens toegewezen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Een dringende reden valt niet zonder meer samen met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer. Maar bij gebreke van een dringende reden en gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is er geen grond om te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] . Dat betekent dat Standby de transitievergoeding verschuldigd is. De hoogte van de door [werknemer] verzochte transitievergoeding is door Standby niet, althans niet gemotiveerd, betwist, zodat Standby zal worden veroordeeld tot betaling van de door [werknemer] verzochte vergoeding van € 971,91 bruto. De verzochte wettelijke rente over de transitievergoeding zal worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 29 juni 2020.
7.12.
Ten slotte heeft [werknemer] verzocht om Standby te veroordelen tot betaling van 10,14 vakantiedagen. Ter zitting heeft Standby nog een verlofkaart van [werknemer] over 2020 overgelegd. In reactie daarop heeft [werknemer] aangevoerd dat op de verlofkaart het verlofsaldo van 2019 ontbreekt. Mede gelet op de verplichting van Standby als werkgever om een deugdelijke en volledige vakantieadministratie bij te houden – zodat zij die bij geschillen als de onderhavige kan overleggen – heeft Standby naar het oordeel van de kantonrechter met alleen haar verlofkaart over 2020 de vordering van [werknemer] onvoldoende gemotiveerd betwist. Standby heeft bovendien ter zitting onvoldoende duidelijkheid kunnen verschaffen over (de gegevens op) de verlofkaart van 2020. Het door [werknemer] verzochte bedrag van € 1.754,49 bruto zal dan ook worden toegewezen. De verzochte wettelijke rente over de uitbetaling van de vakantiedagen zal worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 29 juni 2020.
7.13.
De proceskosten komen voor rekening van Standby, nu Standby in beide verzoeken (grotendeels) in het ongelijk wordt gesteld. Gelet op de samenhang tussen beide zaken zal de kantonrechter ten aanzien van het verzoek in de zaak 8671829 de helft van het gemachtigdensalaris toekennen.

8.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek in de zaak 8680448
8.1.
veroordeelt Standby om aan [werknemer] een billijke vergoeding te betalen van € 6.145,80 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 november 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
8.2.
veroordeelt Standby om aan [werknemer] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 2.939,29 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 mei 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
8.3.
veroordeelt Standby om aan [werknemer] een transitievergoeding te betalen van € 971,91 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 juni 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
8.4.
veroordeelt Standby om aan [werknemer] een bedrag van € 1.754,49 terzake openstaande vakantiedagen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 juni 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
8.5.
veroordeelt Standby tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werknemer] tot en met vandaag vaststelt op € 936,00, te weten:
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 720,00 ;
8.6.
verklaart vorenstaande betalings- en kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
het verzoek in de zaak 8671829
8.7.
wijst het verzoek af;
8.8.
veroordeelt Standby tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werknemer] tot en met vandaag vaststelt op € 360,- aan gemachtigdensalaris;
Deze beschikking is gewezen door mr. D.P. Ruitinga, kantonrechter en op 19 november 2020 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter