ECLI:NL:RBNHO:2020:9701

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
8761418 / VV EXPL 20-143
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tot ontruiming van huurwoning na structurele huurachterstanden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 november 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde]. De eisers, die gezamenlijk een woning verhuren, hebben de gedaagde gedagvaard vanwege herhaaldelijke betalingsachterstanden in de huur. De gedaagde heeft in de afgelopen twee jaar structureel te laat betaald, waarbij hij meermaals achterstanden heeft laten oplopen tot meer dan drie maanden. Ondanks eerdere afspraken en een schikking in een eerdere kort geding procedure, heeft de gedaagde zijn betalingsgedrag niet verbeterd. De eisers vorderden onder andere ontruiming van de huurwoning en betaling van de huurachterstand.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 november 2020 heeft de kantonrechter de situatie beoordeeld. De rechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor de eisers, gezien de structurele betalingsproblemen van de gedaagde. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming niet toegewezen, maar wel de voorwaardelijke ontruiming, onder de voorwaarde dat de gedaagde de huur in de komende twaalf maanden tijdig betaalt. De rechter heeft ook de wettelijke rente over de te laat betaalde huur toegewezen en de proceskosten aan de gedaagde opgelegd. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8761418 / VV EXPL 20-143
Uitspraakdatum: 16 november 2020
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:

1.[eiser sub 1]

2. [eiser sub 2]

beide wonende te [woonplaats]

3. [eiser sub 3]

wonende te [woonplaats]
eisers
verder te noemen: [eiser sub 1] c.s.
gemachtigde: mr. R.A. van Rooijen
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. D.A. IJpelaar

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser sub 1] c.s. heeft [gedaagde] op 28 september 2020 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 november 2020. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser sub 1] c.s. bij brief van 29 oktober 2019 haar eis verminderd en nog één productie toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van [eiser sub 1] c.s. vanaf 1 januari 2016 een etage in een woning aan [adres] tegen een maandelijkse, bij vooruitbetaling verschuldigde, huurprijs van € 850,- inclusief een voorschot van € 50,- voor elektra, gas en water (hierna: de huur).
2.2.
[gedaagde] betaalt de huur – ondanks een sommatie bij brief van 4 februari 2019 en meerdere betalingsverzoeken via WhatsApp – voor de periode september 2018 tot en met augustus 2019 niet of te laat.
2.3.
Bij dagvaarding van 27 september 2019 vordert [eiser sub 1] c.s. in kort geding dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van het gehuurde en voldoening van de gehele huurachterstand. Een paar dagen voor de mondelinge behandeling voldoet [gedaagde] een deel van de door [eiser sub 1] c.s. gevorderde huurachterstand. Op de dag van de mondelinge behandeling op 30 oktober 2019 voldoet [gedaagde] de huur voor november 2019.
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling treffen partijen een schikking. Op basis van de schikking trekt [eiser sub 1] c.s. de vordering tot ontruiming in en spreken partijen vier termijnen voor de betaling van totaal € 1.500,- voor de achterstallige huur tot en met oktober 2019 en kosten af. [gedaagde] betaalt uiteindelijk alle termijnen, maar geen enkele termijn op tijd (de eerste drie termijnen betaalt hij 1 á 2 weken te laat en de vierde termijn 8 maanden te laat).
2.5.
[gedaagde] betaalt vervolgens de huur voor de periode december 2019 tot en met oktober 2020 geen enkele keer op tijd. Na het uitbrengen van de dagvaarding voldoet [gedaagde] de huur voor augustus, september en oktober 2020 in oktober 2020. De huur voor november 2020 is niet voldaan.

3.De vordering

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert na eisvermindering – samengevat – dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeelt:
Primair:I. om het gehuurde te ontruimen en te verlaten onder afgifte van de sleutel ter vrije beschikking van [eiser sub 1] c.s., met machtiging van [eiser sub 1] c.s. om indien [gedaagde] met ontruiming in gebreke blijft, deze zelf te doen bewerkstelligen;
Subsidiair:II. om het gehuurde te ontruimen en te verlaten onder afgifte van de sleutel ter vrije beschikking van [eiser sub 1] c.s. met machtiging van [eiser sub 1] c.s. om indien [gedaagde] met ontruiming in gebreke blijft, deze zelf te doen bewerkstelligen en onder voorwaarden dat het recht tot ontruiming komt te vervallen indien [gedaagde] de huur in de 24 maanden na het vonnis tijdig betaalt op de bankrekening van [eiser sub 1] c.s.;
In alle gevallen:III. tot betaling van de wettelijke rente vanaf de vervaldata van alle te laat voldane huurpenningen, dan wel de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening;
IV. tot betaling van € 800,- te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vervaldata van de respectievelijke huurtermijnen voor iedere maand dat [gedaagde] het gehuurde na de maand november 2020 in gebruik houdt;
V. tot betaling van € 50,- te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vervaldata van de respectievelijke voorschotten nutsvoorziening voor iedere maand dat [gedaagde] het gehuurde na de maand november 2020 in gebruik houdt;
VI. tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiser sub 1] c.s. legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] niet aan zijn uit de tussen partijen gesloten huurovereenkomst voortvloeiende verplichting om de huur tijdig en volledig te betalen, heeft voldaan. [gedaagde] heeft de huur structureel niet tijdig betaald en de huur voor november 2020 is in zijn geheel niet betaald. [gedaagde] kan daardoor worden aangemerkt als een notoire wanbetaler. Enkel onder druk van een kostbare kort geding procedure gaat hij over tot betaling van de verschuldigde huur. Volgens vaste rechtspraak levert het te laat voldoen van de verschuldigde huur, in het bijzonder wanneer sprake is van een structureel tekortschietend huurbetalingsgedrag, een tekortkoming op die de ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure zou rechtvaardigen.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert – samengevat – aan dat geen sprake is van een spoedeisend belang. De huurachterstand is momenteel minimaal, waardoor ontruiming op korte termijn niet in de rede ligt. [eiser sub 1] c.s. kan de uitkomst van de bodemprocedure afwachten. Daarnaast betwist [gedaagde] dat sprake is van een dusdanige tekortkoming dat deze in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal rechtvaardigen. Na de eerdere kort geding procedure heeft [gedaagde] – gezien het feit dat hij het zelf niet kan - zijn geldzaken overgedragen aan een ‘goede vriendin’. Zij deed dat niet naar behoren, zodat [gedaagde] nu zijn zuster hiervoor zal inschakelen. [gedaagde] heeft voldoende inkomen om de huur te betalen, hij verdient boven modaal.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser sub 1] c.s. daarbij een spoedeisend belang heeft. Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.2.
Uitgangspunt is dat iedere tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming zo gering is dat deze de ontbinding niet rechtvaardigt. [eiser sub 1] c.s. stelt zich terecht op het standpunt dat uit vaste rechtspraak volgt dat structureel te late betaling van de huur een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst kan opleveren, die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Aangezien [gedaagde] de huurachterstand na de dagvaarding heeft voldaan en ter zitting bleek dat alleen de huur van november 2020 open staat is, gezien de criteria zoals genoemd in r.o. 5.1, toewijzing van de vordering tot ontruiming (vordering I) in het kader van een kort geding procedure in dit geval niet proportioneel. Echter, het feit dat [gedaagde] in de afgelopen twee jaar herhaaldelijk en structureel betalingsachterstanden in de huur heeft laten ontstaan, waarbij hij die achterstanden in ieder geval twee keer heeft laten oplopen tot méér dan drie maanden en partijen hiervoor al eerder in het kader van een kort geding procedure bij de kantonrechter zijn geweest, maakt dat toewijzing van de voorwaardelijke ontruiming (vordering II) wel proportioneel is. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat [gedaagde] steeds pas tot betaling van de huurachterstanden overgaat na ontvangst van de dagvaarding voor een kort geding procedure en de eerdere kort geding procedure heeft geresulteerd in een schikking (zie r.o. 2.4) waarvan [gedaagde] de afspraken ook niet tijdig is nagekomen. Dat [gedaagde] aangeeft dat hij zijn betalingsgedrag zal verbeteren maakt dit niet anders. Dit heeft hij immers ten tijde van de schikking ook aangegeven, maar dit heeft niet geleid tot ander betalingsgedrag. Dit wordt onderstreept door het feit dat ter zitting bleek dat de huur voor november 2020 (nog) niet door hem is voldaan. Gelet op het voorgaande is de voorwaardelijke ontruiming een stok achter de deur die ook maakt dat [eiser sub 1] c.s. bij een eventuele toekomstige wanbetaling niet weer kosten voor een gerechtelijke procedure hoeft te maken. De kantonrechter wijst de voorwaardelijke ontruiming (vordering II) toe, met dien verstande dat het recht tot ontruiming komt te vervallen indien [gedaagde] de huur in de twaalf maanden na het vonnis tijdig betaalt op de bankrekening van [eiser sub 1] c.s. De vordering tot machtiging van [eiser sub 1] c.s. om de ontruiming zelf te bewerkstelligen is niet toewijsbaar. Indien noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis, kan de deurwaarder met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 555 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zonder toestemming van [gedaagde] het betreffende pand betreden en ontruimen.
5.3.
[eiser sub 1] c.s. vordert de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van alle te laat voldane huurpenningen, dan wel de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening. Artikel 6:119 BW bepaalt dat wettelijke rente verschuldigd is vanaf het moment dat de schuldenaar met voldoening van de hoofdsom in verzuim is. De huur is bij vooruitbetaling verschuldigd, dus het verzuim treedt in per de eerste van de maand waarvoor de huur niet voorafgaand is betaald. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen ten aanzien van de tot nu toe te laat betaalde huur.
5.4.
De vorderingen tot betaling van toekomstige huur (vordering IV) en toekomstige voorschotten voor elektra, gas en water (vordering V) door [gedaagde] zijn niet toewijsbaar, omdat deze nog niet opeisbaar zijn. Ook is de voorwaardelijke ontruiming in dat verband al een voldoende stok achter de deur.
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. grotendeels zal toewijzen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de etage in de woning gelegen aan [adres] met alle goederen en personen die zich zijdens [gedaagde] in de woning bevinden te ontruimen en ontruimd te houden, alsmede de woning onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser sub 1] te stellen;
6.2.
bepaalt dat aan de veroordeling onder 6.1 geen uitvoer mag worden gegeven, indien en zo lang [gedaagde] de huur in de 12 maanden na betekening van het vonnis steeds vóór de eerste van de maand waarop de huurbetaling betrekking heeft betaalt op de bankrekening van [eiser sub 1] c.s., IBAN [rekeningnummer] ;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over iedere tot aan de dag van betekening van het vonnis te laat betaalde huur, vanaf de vervaldatum van iedere te laat betaalde huur tot en met de dag der algehele voldoening van de desbetreffende huur.
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser sub 1] c.s. tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 83,38
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 480,00;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vorderingen voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door A.H. de Regt en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter