ECLI:NL:RBNHO:2020:9620
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Zaanstad
Op 18 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vastgestelde waarde van een woning voor de onroerendezaakbelasting (WOZ) in de gemeente Zaanstad. Eiser, de eigenaar van de woning, had beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar, die de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2019 had vastgesteld op € 283.000. Eiser betoogde dat deze waarde te hoog was en stelde een waarde van € 263.000 voor. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat niet is gebleken dat de heffingsambtenaar de waarde onjuist heeft vastgesteld of dat de vergelijkingsobjecten niet voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiser.
De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had geleverd voor de vastgestelde waarde, onder andere door middel van een waarderapport waarin verkoopgegevens van vergelijkbare woningen waren opgenomen. Eiser had aangevoerd dat de waardestijging van € 50.000 ten opzichte van het voorgaande jaar te hoog was, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde op een juiste manier had bepaald volgens de geldende regelgeving. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning niet in een onjuiste verhouding stond tot de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten.
De uitspraak werd gedaan door mr. F. Kleefmann, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Doesburg. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat voor partijen de mogelijkheid open om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.