ECLI:NL:RBNHO:2020:9597

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
C/15/295160 / HA ZA 19-672
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor waterschade door lekkage in bedrijfsruimte

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], een groothandel in antieke meubelen, en Varipar Distribution B.V., de verhuurder van een bovenliggende bedrijfsruimte. De zaak betreft een waterschade die is ontstaan door een lekkage in de bedrijfsruimte van Varipar, die heeft geleid tot schade aan de onderliggende bedrijfsruimte van [eiseres]. De rechtbank heeft vastgesteld dat Varipar aansprakelijkheid heeft erkend voor de schade, maar dat er onenigheid bestaat over de hoogte van de schadevergoeding.

De rechtbank heeft de feiten van de zaak in detail onderzocht, waaronder de schadebegrotingen van verschillende experts en de vorderingen van [eiseres]. De vordering van [eiseres] omvatte onder andere restauratiekosten, bedrijfsschade en andere gerelateerde kosten. Varipar heeft verweer gevoerd tegen de hoogte van de gevorderde schadevergoeding en heeft een lager bedrag voorgesteld. De rechtbank heeft de verschillende schadeposten beoordeeld en heeft vastgesteld dat niet alle gevorderde bedragen toewijsbaar zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank Varipar veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.500,00 aan [eiseres], vermeerderd met wettelijke rente, en heeft het meer of anders gevorderde afgewezen. Tevens is [eiseres] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Varipar, die zijn begroot op € 8.834,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.B. de Vries-van den Heuvel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/295160 / HA ZA 19-672
Vonnis van 18 november 2020
in de zaak van
[eiseres],
tevens handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonende te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. A. Schmidt te Herten,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VARIPAR DISTRIBUTION B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Varipar genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 11 december 2019;
  • tussenvonnis van 5 februari 2020;
  • akte vermeerdering van eis met producties van de zijde van de zijde van [eiseres] van
  • antwoordakte vermeerdering van eis van de zijde van Varipar van 30 september 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] exploiteert sinds 2005 een groothandel in antieke meubelen. Tot en met augustus 2018 huurde [eiseres] bedrijfsruimtes in een bedrijfsgebouw aan de [adres] te [plaats] .
2.2.
Varipar huurde de bovenliggende bedrijfsruimte van een van de door [eiseres] gehuurde bedrijfsruimtes. In de nacht van 6 op 7 januari 2018 is in de bedrijfsruimte die Varipar huurde de spuitkop van een waterhaspel gesprongen, waardoor waterschade is ontstaan in de ondergelegen bedrijfsruimte van [eiseres] .
2.3.
In opdracht van [eiseres] heeft meubelmaker / restaurateur [meubelmaker] op 10 januari 2018 de restauratiekosten van de beschadigde meubels beraamd.
2.4.
[eiseres] was niet verzekerd tegen waterschade. Zij heeft een advocaat ingeschakeld, die Varipar op 22 januari 2018 schriftelijk aansprakelijk heeft gesteld voor de waterschade. De verzekeraar van Varipar (hierna: Achmea) heeft aansprakelijkheid erkend.
2.5.
Achmea heeft Ouëndag & Silberman Expertise- en Taxatiebureau ingeschakeld. Schade-expert [naam] (hierna: [schade-expert] ) heeft de situatie ter plaatse opgenomen en een restaurateur van antiek (hierna: [restaurateur] ) de beschadigde meubels laten beoordelen. [schade-expert] heeft op 27 juli 2018 aan [eiseres] geschreven dat hij de schade aan meubilair en overige zaken op grond van de door [eiseres] overgelegde gegevens begroot op € 41.047,12.
2.6.
[schade-expert] heeft [eiseres] bij e-mail van 7 september 2018 ter zake van schade aan meubilair en overige zaken een definitief schaderegelingsvoorstel gedaan van € 43.000,00. Ten aanzien van de gevorderde bedrijfsschade is bericht dat deze in behandeling is gegeven bij de heer [naam] . [eiseres] is niet op het schadevoorstel van [schade-expert] ingegaan.
2.7.
In opdracht van [eiseres] heeft Nassau Poort Taxaties en Expertise B.V. (hierna Nassau Poort) op 11 februari 2019 een rapport uitgebracht, waarin de schade van [eiseres] is begroot op € 238.137,02.
2.8.
[eiseres] heeft [schade-expert] op 21 augustus 2019 voorgesteld de schade te regelen door uitbetaling van een schadevergoeding van € 167.808,69.
2.9.
Bij vonnis in incident van 11 december 2019 is Varipar veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 43.000,00 aan [eiseres] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat, na vermeerdering van eis - veroordeling van Varipar tot betaling van € 257.992,52, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2018, met veroordeling van Varipar in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot de dag van algehele voldoening, indien [eiseres] niet binnen deze termijn aan de veroordeling voldoet.
3.2.
[eiseres] heeft haar vordering in een op basis van het rapport Nassau Poort opgesteld schema als volgt gespecificeerd:
1. schade aan meubels aan overige zaken, te weten:
  • € 43.365,00 aan restauratiekosten,
  • € 18.500,00 aan economisch verlies handelsvoorraad,
  • € 3.858,14 aan bereddingskosten,
  • € 267,94 aan schilderkosten,
  • € 11.150 aan huurkosten,
  • (naar de rechtbank begrijpt)€ 347,12 ter zake van facturen Antikipedia,
  • € 6.000,00 aan kosten podia en bak met sloten,
  • € 7.610,00 aan kosten schilderen/vervangen vloeren,
  • € 5.357,00 aan kosten experts.
  • € 3.389,76 aan advocatenkosten;
2. bedrijfsschade, bestaande uit:
  • € 117.693,00 aan gemiste winstmarge, en
  • € 40.801,00 aan gederfde winst.
3.3.
Varipar voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat van de kant van Varipar aansprakelijkheid voor de schade van [eiseres] is erkend, gaat het in onderhavige zaak alleen over de hoogte van de schade. [eiseres] vordert een schadevergoeding van € 257.992,52 onder verwijzing naar het rapport van Nassau Poort. Varipar heeft verweer gevoerd tegen de hoogte van de gevorderde schadevergoeding. Onder verwijzing naar de rapportage van [schade-expert] bedraagt de schade volgens Varipar aan meubels en overige zaken in totaal € 43.000,00. Bij akte heeft Varipar zich op het standpunt gesteld dat de bedrijfsschade maximaal € 1.500,00 bedraagt. De rechtbank zal op de afzonderlijke schadeposten ingaan, waarbij als uitgangspunt bij de berekening van de omvang van de verplichting tot schadevergoeding geldt dat [eiseres] zoveel mogelijk in de toestand dient te worden gebracht waarin zij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis, de lekkage, zou zijn uitgebleven.
4.2.
Vast staat dat [eiseres] schade heeft geleden omdat door de lekkage waterschade aan de opgeslagen meubels is ontstaan. [eiseres] vordert € 43.365,00 aan restauratiekosten. [eiseres] baseert het bedrag van € 43.365,00 op een beraming die meubelmaker / restaurateur [meubelmaker] op 10 januari 2018 in opdracht van [eiseres] heeft gemaakt. Varipar erkent aansprakelijkheid voor restauratiekosten tot een bedrag van € 27.300,00. Varipar verwijst ter onderbouwing daarvan mede naar de beraming van restaurateur van antiek [restaurateur] .
4.3.
Ter zitting is van de kant van [eiseres] verklaard dat alle meubels vermeld op de beraming zijn verkocht en dat slechts één of twee meubels daadwerkelijk zijn gerestaureerd. Hieruit concludeert de rechtbank dat de restauratiekosten niet zijn gemaakt, althans niet tot een hoger bedrag dan het bedrag dat Varipar erkent. Ten aanzien van het betoog van [eiseres] dat de meubels door de beschadigingen met verlies zijn verkocht, zal dat naar voren moeten komen bij de eveneens gevorderde bedrijfsschade. Gelet op het voorgaande, zal enkel het erkende bedrag van € 27.300,00 worden toegewezen.
4.4.
[eiseres] vordert € 18.500,00 als vergoeding voor de onherstelbaar beschadigde meubels, onder verwijzing naar de eerdergenoemde beraming van [meubelmaker] . Varipar erkent de aansprakelijkheid tot een bedrag van € 12.850,00, mede onder verwijzing naar eerdergenoemde beraming van [restaurateur] . In zijn e-mail van 27 juli 2018 merkt [schade-expert] op dat de reparateur van [eiseres] diverse meubels heeft afgekeurd, die volgens [restaurateur] nog gerepareerd konden worden. Nu [eiseres] verklaard heeft dat alle meubels verkocht zijn, kan worden vastgesteld dat de als onherstelbaar beschadigd aangemerkte meubels nog een handelswaarde hadden. De rechtbank verwerpt daarom de stelling van [eiseres] als onvoldoende onderbouwd dat zij tot een bedrag van € 18.500,00 schade heeft geleden omdat er meubels onherstelbaar beschadigd waren. Omdat Varipar op dit punt aansprakelijkheid erkent tot een bedrag van € 12.850,00, zal dit bedrag worden toegewezen.
4.5.
[eiseres] vordert verder een bedrag van € 3.858,14 aan bereddingskosten. [eiseres] heeft ter zitting toegelicht dat met bereddingskosten bedoeld wordt de kosten voor het direct na de lekkage verplaatsen van de meubels naar een andere ter plaatse door [eiseres] gehuurde (en niet door de lekkage geraakte) bedrijfsruimte, en het terugplaatsen van de meubels een week later. Varipar heeft erkend voor bereddingskosten aansprakelijk te zijn tot een bedrag van € 647,12.
4.6.
Ter onderbouwing van het gevorderde bedrag van € 3.858,14 voor bereddingskosten verwijst [eiseres] naar facturen van Bonk Transport en Raaf Meubel- en Interieur Restauratie van respectievelijk 1 september 2018 en 14 september 2018, betrekking hebbend op de verhuizing per 1 september 2018 naar en aanpassingen in het nieuwe bedrijfspand te Nieuw-Vennep. Naar het oordeel van de rechtbank dienen deze kosten voor rekening van [eiseres] te komen. Varipar kan voor de beëindiging van de huurovereenkomst door de verhuurder niet verantwoordelijk worden gehouden. Dat de verhuurder de huurovereenkomst juist vanwege de lekkage niet heeft willen voortzetten, is gesteld noch gebleken. De huurbeëindiging is daarom niet aan te merken als een gevolg het onrechtmatig handelen van Varipar. Tussen de lekkage, de verhuiskosten en de kosten voor het aanpassen van de nieuwe bedrijfsruimte bestaat geen, althans onvoldoende causaal verband. Aangezien Varipar op dit punt erkent tot een bedrag van € 647,12, onder meer bestaande uit de factuur van Antikipedia betrekking hebbend op het veiligstellen van meubels op 8 januari 2018, aansprakelijk te zijn, zal dit bedrag worden toegewezen.
4.7.
[eiseres] heeft onder de vermelding 'schilderen' een bedrag van € 267,94 als schadepost opgenomen. Varipar erkent voor deze post aansprakelijk te zijn tot een bedrag van € 500,00. Gezien de erkenning van Varipar zal dit bedrag worden toegewezen, hoewel [eiseres] daarmee meer dan schadeloos wordt gesteld.
4.8.
[eiseres] vordert verder € 11.150,00, als vergoeding voor acht huurtermijnen. [eiseres] stelt daartoe dat de lekkage inbreuk heeft gemaakt op haar onbeperkt huurgenot, omdat zij de bedrijfsruimte acht maanden niet heeft kunnen gebruiken. Daarmee vordert [eiseres] feitelijk een vergoeding van de huur die zij ook verschuldigd was geweest indien de lekkage zich niet zou hebben voorgedaan. De verplichting om de huur te betalen bestond echter reeds voordat de lekkage zich had voorgedaan. Verder heeft [eiseres] ter zitting bevestigd geen andere huurkosten te hebben gemaakt. Gezien het uitgangspunt dat [eiseres] zoveel mogelijk in de toestand dient te worden gebracht waarin zij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven, bestaat derhalve geen grond om [eiseres] te compenseren voor de na de lekkage betaalde huurtermijnen. Nu Varipar met betrekking tot deze schadepost erkend heeft aansprakelijk te zijn tot een bedrag van € 1.350,00, zal dat bedrag worden toegewezen.
4.9.
[eiseres] vordert voorts een bedrag aan € 6.000,00 ter zake van podia (€ 4.800,00) en bak met sloten (€ 1.200,00). Varipar betwist deze post. De rechtbank stelt vast dat de podia, die door [eiseres] in een aparte post benoemd zijn, zijn meegenomen in de door [meubelmaker] en [restaurateur] beraamde restauratiekosten. Die kosten zijn dus reeds betrokken in de in rechtsoverweging 4.3 beoordeelde restauratiekosten. Ten aanzien van de bak met sloten merkt [restaurateur] in zijn rapport terecht op dat deze niet is vermeld op de schade opmaak van [meubelmaker] . Dat ter zake van de bak met sloten sprake is van schade ten bedrage van € 1.200,- heeft [eiseres] tegenover betwisting onvoldoende onderbouwd. Deze schadepost zal dus worden afgewezen.
4.10.
Aan kosten voor het herstel van de vloeren vordert [eiseres] een bedrag van € 7.610,18. Het gaat daarbij om een betonnen vloer, die volgens [eiseres] moest worden overgeschilderd, en een linoleumvloer die volgens [eiseres] moest worden vervangen. Tegenover de gemotiveerde betwisting van Varipar heeft [eiseres] echter niet aangetoond dat de vloeren dusdanig beschadigd waren, dat herstel noodzakelijk was. In hoeverre de vloeren waterschade hadden opgelopen en herstel door het verrichten van schilderwerk en/of vervanging noodzakelijk was, is niet af te leiden uit de offertes van een vloerenbedrijf en een schilder die [eiseres] heeft overgelegd. Nu ter zitting voorts is gebleken dat het schilderwerk niet is uitgevoerd en niet is gebleken dat de linoleumvloer is vervangen en gesteld noch gebleken is dat de verhuurder [eiseres] daartoe in verband met de verhuizing wel heeft aangeschreven, is onvoldoende gebleken dat [eiseres] met betrekking tot de vloeren schade heeft geleden. Aangezien Varipar een post van € 352,88 voor kleine zaken / werkzaamheden heeft opgenomen, zal dit bedrag voor dit onderdeel worden toegewezen.
4.11.
Onder verwijzing naar artikel 6:96 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vordert [eiseres] € 5.357,50 als vergoeding voor de kosten die zij heeft gemaakt moeten maken om haar schade vast te stellen. Dat bedrag bestaat uit € 5.000,00 voor het rapport van Nassau Poort en de rekening van € 357,50 van meubelmaker / restaurateur [meubelmaker] voor het opmaken van de schade. Varipar betwist deze post. Ingevolge artikel 6:96 lid 2 BW komen voor vergoeding in aanmerking de redelijke kosten gemaakt ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid. Vereist is dat, in de gegeven omstandigheden, de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en dat de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn. Van in redelijkheid gemaakte kosten is naar het oordeel van de rechtbank evenwel geen sprake. De schadeopname van [meubelmaker] is gedateerd op 10 januari 2018, enkele dagen na de lekkage. Nadien zijn [schade-expert] / [restaurateur] nog in staat geweest om de schade aan de meubels te beoordelen. [eiseres] heeft niet toegelicht waarom het redelijkerwijs noodzakelijk was reeds een paar dagen na de lekkage te kunnen beschikken over een opname van de schade. Het gevorderde bedrag voor de schadeopname door [meubelmaker] zal daarom worden afgewezen.
4.12.
Wat betreft het gevorderde bedrag van € 5.000,00 voor het rapport Nassau Poort stelt de rechtbank vast dat het rapport is opgemaakt op het moment dat tussen partijen discussie was ontstaan over de hoogte van de verschillende schadeposten. Waarom het voor [eiseres] redelijkerwijs noodzakelijk was om in het licht van deze discussie Nassau Poort opdracht te geven tot het opstellen van een € 5.000,00 kostende schadebegroting, heeft zij niet voldoende toegelicht. Dat wat haar betreft geen vooruitgang werd geboekt in de integrale afwikkeling en dat ze het idee kreeg dat zij niet serieus genomen werd, is daarvoor onvoldoende. Daar komt bij dat in het rapport op de gestelde schadeposten geen inhoudelijke toelichting wordt gegeven. Het rapport kan daardoor nauwelijks dienen als uitgangspunt voor het vaststellen van de schade van [eiseres] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gevorderde kosten van € 5.000,00 niet in redelijkheid zijn gemaakt en deze zullen dus worden afgewezen.
4.13.
Wat betreft het - door Varipar betwiste - gevorderde bedrag van € 3.389,75 aan advocaatkosten overweegt de rechtbank het volgende. Buitengerechtelijke kosten komen slechts voor vergoeding in aanmerking als de kosten in redelijkheid zijn gemaakt. Vereist is dat, in de gegeven omstandigheden, de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en dat de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn.
De rechtbank stelt vast dat de facturen ter onderbouwing van het gevorderde bedrag betrekking hebben op verrichtingen in de periode van 12 januari 2018 tot en met 4 april 2018. Varipar heeft aansprakelijkheid erkend en schade‑expert [schade-expert] ingeschakeld ter afwikkeling van de schade. Dat inschakeling van een advocaat in die periode redelijkerwijs noodzakelijk was, is niet onderbouwd. Een vergoeding voor die werkzaamheden kan daarom niet als in redelijkheid gemaakte kosten worden aangemerkt. Deze schadepost wordt dus afgewezen.
4.14.
Tevens vordert [eiseres] een bedrag van € 158.494,00 als vergoeding voor geleden bedrijfsschade. Volgens [eiseres] bestaat de bedrijfsschade uit een gederfde winst van € 40.801,00 en een gemiste winstmarge van € 117.693,00. Onder verwijzing naar haar aangifte IB 2016, 2017 en 2018 en de verlies- en winstrekeningen (V&W) over die jaren, stelt [eiseres] dat door de lekkage sprake is van een gederfde winst van € 40.801,00. [eiseres] heeft daarbij het gemiddelde bedrijfsresultaat in 2016 en 2017 afgezet tegen het bedrijfsresultaat in 2018.
Ter onderbouwing van het gevorderde bedrag van € 117.693,00 stelt [eiseres] dat zij in normale omstandigheden, indien er geen lekkage was geweest, de meubels had kunnen verkopen met een winst van € 114.520,00. De meubels moesten echter gedwongen worden verkocht en hebben volgens [eiseres] op een veiling slechts € 9.762,00 opgebracht, zodat - uitgaande van de inkoopprijs van € 56.300,00 - [eiseres] , naar zij stelt, een verlies heeft geleden van € 46.538,00. Om [eiseres] in de vermogenssituatie te brengen waarin zij zou verkeren indien de lekkage zich niet zou hebben voorgedaan, heeft [eiseres] volgens haar recht heeft op een schadevergoeding van € 161.058,00. Om te voorkomen dat sprake zou zijn van een dubbeltelling, trekt [eiseres] de gevorderde reparatiekosten van € 43.365,00 van dit bedrag af, waardoor de gevorderde vergoeding voor gemiste winstmarge € 117.693,00 bedraagt.
4.15.
Varipar betwist niet dat [eiseres] bedrijfsschade heeft geleden, maar betwist dat de bedrijfsschade in totaal € 158.494,00 bedraagt. Ten aanzien van de post ‘gemiste winstmarge’ stelt Varipar zich op het standpunt dat niet valt in te zien dat deze post is te onderscheiden van gederfde winst. Beide aspecten zien per saldo op winstderving. Volgens Varipar moet rekening worden gehouden met het reeds uitgekeerde schadebedrag van
€ 43.000,00 en bedraagt de bedrijfsschade maximaal € 1.500,00.
4.16.
Uit de aangiften IB blijkt dat [eiseres] over 2016 een winst heeft behaald van € 17.328,00, over 2017 een winst van € 24.220,00, gevolgd door een verlies van € 22.027,00 over 2018. Opvallend is, zoals Varipar terecht betoogt, dat in de V&W 2018 de post "Afwaardering Voorraad Waterschade" is opgenomen voor een bedrag van € 24.000,00. Dit bedrag strookt niet met het bedrag van € 18.500,00 dat [eiseres] vordert als vergoeding voor economisch verlies van de handelsvoorraad. Verder is bij de berekening van het bedrijfsresultaat over 2018 geen rekening gehouden met de uitbetaling van het voorschot van € 43.000,00, waartoe Varipar bij het vonnis in incident is veroordeeld. Niet betoogd is dat deze uitkering ziet op posten die geen onderdeel uitmaken van de gederfde winst. De compensatie van € 43.000,00 vormt aldus een bate die moeten worden meegenomen bij de berekening van het bedrijfsresultaat. Het bedrijfsresultaat over 2018 komt daarmee op € 20.973,00 in plaats van € - 22.027,00. Dat resultaat komt nagenoeg overeen met het gemiddelde bedrijfsresultaat over 2016 en 2017, te weten € 20.774,00. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiseres] niet met de overgelegde financiële gegevens heeft onderbouwd dat sprake is van nog te vergoeden schade ten bedrage van € 40.801,00 ter zake van gederfde winst.
4.17.
Gederfde winst omvat mede gemiste winstmarge, zodat uit vorengaande volgt dat de vordering tot betaling van een gemiste winstmarge van € 117.693,00 ongegrond is. Aangezien Varipar aansprakelijkheid voor bedrijfsschade tot een bedrag van € 1.500,00 erkent, zal dat bedrag worden toegewezen.
4.18.
De conclusie is dat een bedrag van € 43.000,00 toewijsbaar is, verhoogd met een bedrag van € 1.500,00 voor bedrijfsschade. Aangezien Varipar bij het vonnis in incident reeds is veroordeeld tot betaling van € 43.000,00, wordt thans € 1.500,00 toegewezen.
4.19.
[eiseres] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Varipar worden begroot op:
- betaald griffierecht 4.030,00
- salaris advocaat
4.804,00(2,0 punten × tarief € 2.402,00)
Totaal € 8.834,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Varipar om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.500,00 (vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 7 januari 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Varipar in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Varipar niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de veroordeling onder 5.1. van dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Varipar tot op heden begroot op € 8.834,00,
5.4.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de proceskostenveroordeling heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. de Vries-van den Heuvel en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 830