ECLI:NL:RBNHO:2020:9502

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
8234588
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake informatieverplichtingen en heraansluitingskosten in consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 oktober 2020 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen Tele2 Nederland B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij, vertegenwoordigd door LAVG BV, heeft haar vordering nader toegelicht in een akte van 8 juli 2020. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 10 juni 2020 overwogen dat de eisende partij niet voldoende heeft voldaan aan de informatieverplichtingen zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelt dat de eisende partij de consument niet op een duidelijke manier heeft geïnformeerd over de totale kosten van het abonnement, wat leidt tot de conclusie dat de in rekening gebrachte bijkomende kosten niet verschuldigd zijn.

Daarnaast heeft de kantonrechter de heraansluitingskosten beoordeeld. De eisende partij stelde dat deze kosten zijn gebaseerd op de algemene voorwaarden, maar de kantonrechter oordeelt dat het beding dat deze kosten regelt oneerlijk is en de consument benadeelt. De kantonrechter heeft daarom de heraansluitingskosten van € 28,00 in mindering gebracht op de gevorderde hoofdsom. Uiteindelijk is de kantonrechter tot de conclusie gekomen dat er een bedrag van € 769,75 toewijsbaar is aan de eisende partij, inclusief proceskosten en wettelijke rente. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van dit bedrag, evenals de proceskosten, en de veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8234588 \ CV EXPL 19-19569
Uitspraakdatum: 28 oktober 2020
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap
Tele2 Nederland B.V.
te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: LAVG BV (Groningen)
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Op 10 juni 2020 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen. Voor het verloop van de procedure tot aan 10 juni 2020 wordt naar dit tussenvonnis verwezen.
1.2.
Bij akte van 8 juli 2020 heeft de eisende partij haar vordering nader toegelicht.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis van 10 juni 2020 (hierna verder: het tussenvonnis) is overwogen en beslist. Er bestaat geen aanleiding om daarop terug te komen.
2.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter – kort samengevat – overwogen dat de eisende partij de informatieverstrekking ten aanzien van artikel 6:230m lid 1 onderdeel e BW niet afdoende heeft toegelicht en onderbouwd. Verder is overwogen dat de eisende partij niet heeft toegelicht dat, en op welke wijze, is voldaan aan artikel 6:230v lid 7 BW.
artikel 6:230m lid 1 onder e BW
2.3.
In haar akte stelt de eisende partij dat de gedaagde partij voor het sluiten van de overeenkomst voldoende op de hoogte is gebracht van de totale kosten van het abonnement. Volgens de eisende partij staat in de algemene voorwaarden vermeld dat de consument naast het vaste maandbedrag ook extra kosten verschuldigd kan zijn indien deze buiten het abonnement vallen, welke algemene voorwaarden door de consument aangevinkt moeten worden voordat de bestelling kan plaatsvinden. Daarnaast kan de consument via MijnTele2 op de site van de eisende partij en via de app deze informatie ook vinden, aldus de eisende partij.
2.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de eisende partij op dit punt niet voldaan aan de precontractuele informatieverplichting. Ingevolge artikel 6:230v lid 2 BW dient de handelaar de consument op een
duidelijkeen
in het oog springende manieren
onmiddellijk voordat de consument zijn bestellingplaatst onder meer te wijzen op de totale prijs van (in dit geval) het abonnement. Het opnemen van deze informatie in de algemene voorwaarden volstaat derhalve niet.
2.5.
Ingevolge artikel 6:230n lid 3 BW zijn de in rekening gebrachte (bijkomende) kosten niet verschuldigd. Uit de overgelegde facturen volgt dat de eisende partij tweemaal kosten buiten de bundel in rekening heeft gebracht. In totaal gaat het om een bedrag van € 58,10 (€ 57,77 + € 0,33). Dit bedrag zal in mindering worden gebracht op de gevorderde hoofdsom.
duurzame gegevensdrager
2.6.
In haar akte van 8 juli 2020 heeft de eisende partij aangegeven dat zij de concrete bevestigingsbrief niet kan overleggen en daarom een voorbeeld van een bevestigingsbrief in het geding brengt. De kantonrechter kan aan de hand van een voorbeeldbrief echter niet nagaan of de eisende partij alle in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie ook daadwerkelijk op een duurzame gegevensdrager aan de gedaagde partij heeft verstrekt. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld of de eisende partij heeft voldaan aan artikel 6:230v lid 7 BW. Gelet op de jurisprudentie van het HvJ EU moet de kantonrechter aan de schending van de informatieverplichtingen gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn. Met het oog op deze Europeesrechtelijke beginselen ziet de kantonrechter aanleiding om de overeenkomst gedeeltelijk te vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde prijs. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 en 3:41 BW, en/of aan de artikelen 6:193d en 6:193f BW, omdat de schending van de informatieverplichtingen ook een oneerlijke handelspraktijk is.
heraansluitingskosten
2.7.
Voor wat betreft de gevorderde heraansluitingskosten overweegt de kantonrechter als volgt. De eisende partij stelt dat de vordering (mede) is gebaseerd op artikel 4.9.2 van de algemene voorwaarden. De eisende partij meent dat geen sprake is van een oneerlijk beding als bedoeld in Richtlijn 93/13. Zij voert aan dat een klant voor het sluiten van de overeenkomst via de prijslijst en de website wordt geïnformeerd over de kosten van heraansluiting, dat de gedaagde partij het in rekening brengen van die kosten aan zichzelf te wijten heeft door facturen ondanks aanmaning niet tijdig te voldoen en dat zij voor elke keer dat de gedaagde partij afgesloten en weer aangesloten wordt, kosten moet maken.
2.8.
In de eerste plaats overweegt de kantonrechter dat het feit dat de gedaagde partij voor het sluiten van de overeenkomst is geïnformeerd over het bedrag aan heraansluitingskosten dat de eisende partij in rekening zou mogen brengen bij wanbetaling, niet meebrengt dat geen sprake meer kan zijn van een oneerlijk beding. Verder geldt dat de hoogte van het bij de consument in rekening te brengen bedrag niet in het beding zelf staat genoemd. Voorts zijn de kosten in het beding niet gelimiteerd. Dat maakt dat de eisende partij telkens vrij spel heeft bij het maandelijks in rekening brengen van mogelijk (zeer) hoge kosten. Betaalt de consument de in rekening gebrachte heraansluitingskosten niet, dan kan de eisende partij de aansluiting afgesloten houden totdat wordt betaald, waarna zij voornoemde kosten opnieuw in rekening kan brengen. Dit kan tot onaanvaardbaar hoge kosten leiden die niet meer in verhouding staan tot de ernst van de tekortkoming. In theorie kan de eisende partij bij te late betaling van ook maar één dag elke maand ongelimiteerd kosten in rekening brengen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het beding het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Dat betekent dat het beding oneerlijk is en buiten beschouwing wordt gelaten.
2.9.
Het voorgaande betekent dat de heraansluitingskosten van € 28,00 in mindering worden gebracht op de gevorderde hoofdsom.
Welk bedrag is toewijsbaar?
2.10.
Rekening houdend met de sanctie van 25% in verband met de schending van de informatieverplichting, is in totaal aan hoofdsom toewijsbaar een bedrag van € 729,75
((€ 1.059,11 - € 58,10 - € 28,00) x 0,75%).
2.11.
De eisende partij maakt verder aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 BW is voldaan. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen zoals gevorderd, te weten € 40,00.
2.12.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij wordt de gedaagde partij ook veroordeeld tot betaling van € 60,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt. De kosten voor de te nemen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 769,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 729,75 vanaf 5 december 2019 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 85,18 wegens dagvaardingskosten,
€ 499,00 wegens griffierecht en
€ 120,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 60,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
3.4.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter