ECLI:NL:RBNHO:2020:950

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
8204801 KG EXPL 19-154
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning wegens gebrek aan hoofdverblijf en laag gebruik van nutsvoorzieningen

In deze zaak heeft de stichting Kennemer Wonen een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met als doel ontruiming van de woning aan de [adres] te [plaats]. De vordering is gebaseerd op het feit dat [gedaagde] niet haar hoofdverblijf in de woning heeft, wat in strijd is met de huurovereenkomst. Kennemer Wonen stelt dat [gedaagde] al geruime tijd niet in de woning verblijft en dat het waterverbruik in de woning extreem laag is, wat zou wijzen op een gebrek aan bewoning. De kantonrechter heeft op 23 januari 2020 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet in staat is geweest om aan te tonen dat zij haar hoofdverblijf in de woning heeft, ondanks haar verklaringen en de overgelegde bankafschriften. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Kennemer Wonen toewijsbaar is, gezien de ingrijpende gevolgen van de ontruiming voor [gedaagde]. De rechter heeft de ontruimingstermijn verlengd en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een bedrag per maand voor elke maand dat de woning niet is ontruimd, evenals de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie [plaats]
Zaaknr./rolnr.: 8204801 \ KG EXPL 19-154 KB
Uitspraakdatum: 23 januari 2020
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
De stichting Stichting Woningstichting Kennemer Wonen
gevestigd te Heiloo
eiseres
verder te noemen: Kennemer Wonen
gemachtigde: mr. K. Straathof
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M. Hoefs

1.Het procesverloop

1.1.
Kennemer Wonen heeft [gedaagde] op 23 december 2019 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 januari 2020. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben Kennemer Wonen en [gedaagde] bij brieven van 6, 7 en 8 januari 2020 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Kennemer Wonen met ingang van 23 september 2004 de woning aan de [adres] te [plaats] .
2.2.
Artikel 6.4 van de Algemene Huurvoorwaarden Huurovereenkomst Zelfstandige Woonruimte houdt het volgende in:
Huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd zelf als woonruimte voor hem en leden van zijn huishouden bewonen en er zijn hoofdverblijf hebben.(…)
2.3.
In het gespreksverslag van Kennemer Wonen van 1 november 2019 is het volgende opgenomen:
(…)
Ze gaf aan dat ze wel in de woning woont. Alleen is ze de laatste 3 maanden op de vlucht voor een man die ze niet kent. Hij valt haar lastig vanaf januari 2019.
Ze slaapt tot juli 2019 dagelijks in de woning, ze heeft het licht uit en slaapt met haar dochter in bed. Dochter is ook bang voor deze man. Ze heeft aangifte gedaan bij de politie maar geen afschrift van de aangifte bij haar. (…)
Als we vragen om aan te tonen dat ze haar hoofdverblijf in de woning heeft kan ze niets overhandigen. Ze heeft geen bankafschriften of iets dergelijks mee. Ze zegt dat ze niets te verbergen heeft maar vindt het toch onzin om het te laten zien.(…)
2.4.
Na een onderzoek heeft Halte Werk in haar rapport d.d. 8 november 2019 het volgende opgenomen:
(…)
Op grond van artikel 64 Pw heb ik bij de woningbouwvereniging het waterverbruik opgevraagd. De woning bevindt zich namelijk in een flat, waarbij sprake is van een centrale meter. Het waterverbruik wordt derhalve door de woningbouwvereniging bijgehouden.
Op 10-10-2019 ontving ik de overzichten van de afrekeningen vanaf 2015. Hierop is te zien hoeveel water er is verbruikt in de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018. De afrekeningen zijn als bijlage gevoegd bij dit rapport.
2015: 59
2016: 34,7
2017: 41
2018: 2,2
Heronderzoek
(…)
De klantmanager had met belanghebbende afgesproken dat er niet meer gepind zou worden in Amsterdam.
Gesprek
Belanghebbende was uitgenodigd voor een gesprek op 11-10-2019 om 9.30 uur.(…)
Zij verklaarde tevens dat ze zuinig is en daarom zo weinig water heeft verbruikt.
Bankafschriften
Belanghebbende was verzocht om bankafschriften in te leveren over de periode 07-07-2019 tot 01-10-2019. Belanghebbende heeft tijdens het gesprek ingelogd en de bankafschriften afgedrukt. Hierop was te zien dat er over genoemde periode wederom steeds pinbetalingen werden verricht in Amsterdam. Er werd in deze periode niet gepind in [plaats] .
Huisbezoek
Na het gesprek wilden wij een huisbezoek afleggen bij belanghebbende. Zij wilde hieraan meewerken. Ter plaatse aangekomen hebben wij de woning niet kunnen betreden omdat belanghebbende geen sleutel bij zich had. Zij verklaarde hierover dat zij deze in haar woning had laten liggen.
(…)
2.5.
Op 8 november 2019 heeft [gedaagde] aangifte gedaan van stalking.
2.6.
Het verslag huisbezoek van medewerkers van de Gemeente [plaats] d.d. 15 november 2019 aan de [adres] te [plaats] , houdt onder meer het volgende in:
(…)
Mevrouw [gedaagde] was thuis. Ze was aan het stofzuigen. We hebben de slaapkamer van haar dochter gezien en van haar. Ook gevraagd in haar koelkast te kijken. Er lagen inderdaad verse producten in, zoals een bakje bami, fruit, toetjes enz. (…)

3.De vordering

3.1.
Kennemer Wonen vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt te ontruimen en ontruimd te houden en te verlaten de woning aan de [adres] [plaats] , met alle daarin van [gedaagde] , de haren en derden aanwezige personen en zaken, zodanig dat de woning leeg en bezemschoon wordt opgeleverd en wel binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, onder afgifte van alle sleutels aan Kennemer Wonen. Daarnaast vordert Kennemer Wonen [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van een bedrag van € 622,53 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat de woning niet is ontruimd met ingang van januari 2020, althans vanaf het moment waarop de woning ontruimd dient te zijn als gevorderd, zulks totdat de woning is ontruimd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop deze termijnen opeisbaar worden tot de dag van betaling met de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Kennemer Wonen legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij op 23 september 2019 tijdens een overleg met de bewonerscommissie het bericht kreeg dat de woning van [gedaagde] al ongeveer twee jaar niet wordt bewoond. Kennemer Wonen heeft dit bericht diezelfde dag doorgegeven aan Halte Werk. Op 26 september 2019 is door medewerkers van Kennemer Wonen om 19.30 uur een huisbezoek gebracht aan de woning. Er was niemand thuis. Halte Werk heeft een onderzoek gedaan waarvan een rapport is opgemaakt.
3.3.
[gedaagde] is bij brief van 17 oktober 2019 uitgenodigd voor een gesprek op het kantoor van Kennemer Wonen op 24 oktober 2019. Zij is daarbij ook uitgenodigd bescheiden mee te nemen die kunnen aantonen dat zij wel in de woning woont. [gedaagde] verscheen niet op kantoor maar heeft telefonisch contact gezocht met Kennemer Wonen. [gedaagde] gaf aan gestalkt te worden door een haar onbekende man. Zij had de week daarvoor aangifte gedaan. Als gevolg van deze stalking verblijft zij in Amsterdam omdat zij niet naar de woning durft. Er werd een nieuwe afspraak gemaakt op 1 november 2019. [gedaagde] is op gesprek gekomen bij Kennemer Wonen. De strekking van het gesprek is dat [gedaagde] volhoudt dat zij in de woning woont, maar dat zij dat niet kan en wil aantonen.
3.4.
Halte Werk heeft een onderzoek ingesteld. De conclusie van Halte Werk luidt dat [gedaagde] niet haar hoofdverblijf heeft in de woning. Halte Werk constateerde namelijk dat [gedaagde] in 2018 slechts 2,2 m3 aan water heeft verbruikt. Kennemer Wonen heeft de meterstanden van de warmtekostenverdelers, die de stookkosten per radiator meten, over 2019 opgevraagd. Daaruit blijkt dat in de eerste 10 maanden van 2019 de meters in het geheel geen gebruik hebben geregistreerd. Feitelijk moet worden geconstateerd dat [gedaagde] tot en met oktober 2019 geen gebruik heeft gemaakt van water en evenmin de woning heeft verwarmd. Zelfs niet in de winter.
3.5.
Door haar hoofdverblijf niet in het gehuurde te hebben handelt [gedaagde] in strijd met de wet, de huurovereenkomst en de algemene huurvoorwaarden. Indien [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst kunnen deze in de toekomst alsnog worden nagekomen, maar daarmee wordt de tekortkoming in het verleden niet ongedaan gemaakt. Zelfs als [gedaagde] nu wel haar hoofdverblijf houdt (of gaat houden), staat dat aan ontbinding van de overeenkomst niet in de weg. Kennemer Wonen ziet geen andere mogelijkheid meer dan om in een bodemprocedure ontbinding van de huurovereenkomst te vorderen en, thans daarop vooruitlopend, ontruiming van het gehuurde te vorderen.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat zij sinds begin 2019 wordt gestalkt en bedreigd door een haar onbekende man. Deze situatie is alsmaar dreigender geworden waarbij zij eind augustus dan wel begin september 2019 bedreigd is met een mes. Door deze situatie heeft [gedaagde] ervoor gekozen om, met tussenpozen, bij haar ex-schoonouders in Amsterdam onder te duiken omdat zij zich niet langer veilig voelde in het gehuurde. Op 8 november 2019 heeft [gedaagde] de moed gevonden om aangifte te doen. Nu de politie op de hoogte is durft [gedaagde] gedurende alle dagen, de hele dag, in het gehuurde te verblijven al blijft zij angstig voor de door haar onbekende stalker.
4.2.
Kennemer Wonen betoogt dat [gedaagde] niet feitelijk aanwezig zou zijn in het gehuurde. De bewijslast rust op Kennemer Wonen. Kennemer Wonen baseert haar standpunt op het waterverbruik van [gedaagde] en een verklaring van slechts één lid van de bewonerscommissie. Ten aanzien van het gas- en energieverbruik wijst [gedaagde] erop dat weliswaar sprake is van een iets lager verbruik dan het gemiddelde maar dat dit voortvloeit uit de zuinigheid van [gedaagde] als gevolg van het feit dat zij is aangewezen op een bijstandsuitkering. Van belang daarbij is dat het gehuurde niet wordt verwarmd met gas en de woning is gelegen in een flat waardoor er weinig sprake is van warmteverlies. Daarbij maakt [gedaagde] gebruik van een elektrische kachel. Eind 2017 zijn de watermeters vervangen in de flat van [gedaagde] . Vermoedelijk is hierbij een en ander niet juist gegaan daar sindsdien het gemeten waterverbruik spectaculair is gedaald. Op 7 januari 2020 heeft Techem het gehuurde bezocht voor een reguliere controle van de meetapparatuur van de kachels. Tijdens deze controle is gebleken dat deze meetapparatuur niet meer naar behoren werkt en is deze vervangen. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat toen zij in 2017 in het nieuws las over het aantreffen van E-colibacterie in het drinkwater in Nederland, zij is overgestapt op het gebruik van bronwater uit flessen in plaats van kraanwater. Om te kunnen douchen verwarmde zij dit water in de waterkoker. Waarna zij het kokende water weer mengde met koud water uit de flessen bronwater, aldus de raadsman van [gedaagde] .
4.3.
Uit de door [gedaagde] overgelegde bankafschriften blijkt dat zij over de periode vanaf 1 juni 2018 veelvuldig betalingen heeft gedaan in [plaats] . Ook wijzen de bestellingen van [gedaagde] bij Bol.com op het adres van het gehuurde op het hebben van het hoofdverblijf aldaar. De verklaring van het lid van de bewonerscommissie is uit tweede hand en is ook in het geheel niet te verifiëren. Dat [gedaagde] woonachtig is in het gehuurde blijkt tevens uit de verklaringen van haar naaste buren, alsmede uit het verrichtte huisbezoek van de gemeente [plaats] . Hierdoor ontbreekt ook de vereiste spoedeisendheid.
4.4.
[gedaagde] wijst er nog op dat bij toewijzing van het gevorderde het verstrekkende gevolgen heeft voor haar privé leven aangezien zij dan dakloos wordt. Het belang van [gedaagde] dient te prevaleren ten opzichte van het belang van Kennemer Wonen.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Kennemer Wonen daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om het hebben van het hoofdverblijf in een sociale huurwoning.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
De kantonrechter merkt daarbij op dat de door Kennemer Wonen in kort geding gevorderde ontruiming van de woning een ingrijpende maatregel is. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding zal dan ook alleen maar plaats zijn als met een grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een gewone procedure (de bodemprocedure) de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat [gedaagde] zal worden veroordeeld om de woning te ontruimen.
5.4.
De vordering van Kennemer Wonen zal in dit kort geding worden toegewezen en de kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
5.5.
Ter zake het waterverbruik voert [gedaagde] aan dat de meters stuk zouden zijn maar deze veronderstelling van [gedaagde] , dat de meters zijn vervangen, blijkt nergens uit. Daarnaast zou het waterverbruik zo laag zijn omdat [gedaagde] de afgelopen twee jaar met waterflessen zou douchen. De kantonrechter vermag niet in te zien dat [gedaagde] – die gesteld bijstandsgerechtigd is – gedurende meer dan een jaar ervoor zou kiezen om te “douchen” met flessen gekookt bronwater. Laat staan dat zij dit zou doen zonder Kennemer Wonen op enig moment op de hoogte te stellen van haar angst dat het leidingwater besmet is. De kantonrechter deze stelling van [gedaagde] ronduit ongeloofwaardig.
5.6.
Niet alleen het waterverbruik maar ook het verbruik van gas en elektriciteit is zodanig laag dat deze niet wijzen op bewoning. [gedaagde] heeft niet betwist dat haar gasverbruik in 2018 (van 15 m3) niet uitstijgt boven wat een waakvlam in een boiler verbruikt, en dat een normaal gebruik voor een flat 1000 m3 is. [gedaagde] heeft in dat kader gesteld haar woning elektrisch te verwarmen met een elektrische kachel, en daarom geen gas te gebruiken. Een elektriciteitsverbruik van een derde van wat volgens het Nibud normaal is voor een tweepersoonshuishouden is daarmee echter onverklaard gebleven. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat het een feit van algemene bekendheid is dat een elektrische kachel en een waterkoker (die [gedaagde] naar eigen zeggen ook nodig had voor het “douchen”), juist bijzonder veel elektriciteit verbruiken.
5.7.
Reeds deze feiten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien, brengen mee dat Kennemer Wonen genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] de woning niet bewoont anders dan eventueel sporadisch. Daaraan kan niet afdoen dat de woning is ingericht.
Zowel de datum van aangifte bij de politie, als de datum van de verklaring van de medewerkers van de gemeente [plaats] (die [gedaagde] stofzuigend aantroffen), zijn gelegen ná de datum dat Kennemer Wonen de bij haar bestaande twijfels aan [gedaagde] uitte. De kantonrechter hecht hieraan daarom, met Kennemer Wonen, geen bijzondere betekenis.
5.8.
Door Kennemer Wonen is terecht gesteld dat het, gelet op de door haar aangedragen feiten, aan [gedaagde] is om vervolgens voldoende aanknopingspunten te bieden voor haar stelling dat zij wel in de woning woont. [gedaagde] heeft daartoe verklaringen overgelegd van haar naaste buren. Uit deze verklaringen blijkt echter niet dat [gedaagde] haar hoofdverblijf heeft in het gehuurde. De verklaringen zijn voorgeprint, identiek en daarbij verklaren de buren dat [gedaagde] daar woonachtig is en dat is iets anders dan een ‘hoofdverblijf’ hebben.
5.9.
De door [gedaagde] aan Kennemer Wonen overgelegde bankafschriften onderstrepen volgens de kantonrechter juist het standpunt van Kennemer Wonen. Over een periode van bijna een jaar wordt er maar op twee dagen bij een supermarkt betaald.
Kort gezegd heeft [gedaagde] blijkens haar eigen bankafschriften in de laatste vijf maanden van 2018 op slechts zeven dagen in [plaats] gepind. In 2019 heeft zij niet vaker dan één dag per maand in [plaats] gepind. Waarbij zij meestal om onduidelijke redenen eerst een contant bedrag in een geldautomaat in de [adres] stort, om dat vervolgens meteen weer door middel van een aantal pinbetalingen uit te geven. Deze bankafschriften onderbouwen dus niet haar standpunt dat zij haar hoofdverblijf in [plaats] heeft, laat staan in de [adres] aldaar.
5.10.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Kennemer Wonen zal toewijzen, met dien verstande dat de door Kennemer Wonen verzochte ontruimingstermijn enigszins zal worden verlengd.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] te ontruimen en ontruimd te houden en te verlaten de woning aan de [adres] [plaats] , met alle daarin van [gedaagde] , de haren en derden aanwezige personen en zaken, zodanig dat de woning leeg en bezemschoon wordt opgeleverd en wel binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, onder afgifte van alle sleutels aan Kennemer Wonen;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot het betalen van een bedrag aan Kennemer Wonen van € 622,53 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat de woning niet is ontruimd met ingang van 1 februari 2020, althans vanaf het moment waarop de woning ontruimd dient te zijn als gevorderd onder 6.1. zulks totdat de woning is ontruimd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop deze termijnen opeisbaar worden tot aan de dag der algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Kennemer Wonen tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 83,52
griffierecht € 121,00
salaris gemachtigde € 720,00 ;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter