ECLI:NL:RBNHO:2020:9497

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 380
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafontslag van ambtenaar wegens ongeoorloofde inzage in persoonsgegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 november 2020 uitspraak gedaan in een ambtenarenzaak waarbij eiseres, werkzaam bij de gemeente Purmerend, onvoorwaardelijk ontslag is opgelegd wegens ernstig plichtsverzuim. Eiseres was sinds 1 maart 2001 in dienst en werd beschuldigd van het ongeoorloofd raadplegen van persoonsgegevens in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) voor privédoeleinden. De zaak kwam aan het licht na een melding van een voormalige partner van de zwager van eiseres, die vermoedde dat eiseres gegevens over haar had opgezocht. Na intern onderzoek bleek dat eiseres op meerdere momenten gegevens van zowel de melder als haar echtgenoot had geraadpleegd zonder dat daar een legitieme reden voor was. Eiseres ontkende de beschuldigingen en stelde dat de raadplegingen werkgerelateerd waren, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stellingen. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag evenredig was, gezien de ernst van het plichtsverzuim en het feit dat eiseres eerder was gewaarschuwd voor niet-integer gedrag. De rechtbank verwierp het beroep van eiseres en verklaarde het verzoek tot schadevergoeding ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/380

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. A. van Glabbeek),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend, verweerder
(gemachtigde: mr. M.J. Hofste).

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres geschorst in het belang van de dienst. Bij besluit van 5 juni 2019 heeft verweerder de schorsing verlengd met een maand. Bij besluit van 25 juni 2019 heeft verweerder eiseres op grond van artikel 8:13 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR-UWO) met directe ingang de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd wegens ernstig plichtsverzuim.
Bij besluit van 10 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar echtgenoot [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en P. Kras en C. Kievit.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres werkt sinds 1 maart 2001 in verschillende functies bij verweerder, laatstelijk als medewerker [onderdeel] . Op 29 oktober 2018 is bij verweerder een melding over eiseres binnengekomen van mevrouw [naam 2] , de voormalige partner van de zwager van eiseres. Mevrouw [naam 2] heeft in haar melding aangegeven het vermoeden te hebben dat eiseres gegevens over haar heeft opgezocht en aan haar voormalige partner verstrekt. Mevrouw [naam 2] heeft verweerder verzocht hiernaar onderzoek te doen.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat naar aanleiding van de melding onderzoek is verricht en op grond van dit onderzoek is geconcludeerd dat eiseres op twee momenten de gegevens van mevrouw [naam 2] heeft geraadpleegd in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens- Verstrekkingsvoorziening (GBA-V). Daarnaast is volgens verweerder uit nader onderzoek gebleken dat eiseres in de periode 2009‑2010 op elf dagen gegevens over haar vriend, thans echtgenoot, heeft opgezocht in de GBA-V. Eiseres heeft volgens verweerder geen openheid van zaken gegeven toen haar hiernaar werd gevraagd en heeft pas erkend deze personen in het systeem te hebben opgezocht, nadat zij hiermee door protocolleringsgegevens werd geconfronteerd. Daarnaast heeft verweerder eiseres verweten een verklaring van haar echtgenoot ten behoeve van haar te hebben overgelegd die in strijd is met de waarheid. Verweerder heeft de maatregel van ontslag evenredig geacht gelet op de ernst van de integriteitsschending en de omstandigheid dat eiseres al eerder wegens een integriteitskwestie is gewaarschuwd.
3. Op grond van artikel 16:1:1, eerste lid, van de CAR-UWO kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt deswege disciplinair worden gestraft. Op grond van het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Op grond van artikel 8:13 van de CAR-UWO kan als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.
4. Bij de beoordeling van het beroep stelt de rechtbank voorop dat het vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] is dat in het ambtenarentuchtrecht niet die strikte bewijsregels gelden die in het strafrecht van toepassing zijn. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot disciplinaire bestraffing aanleiding kan geven, is wel noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde, gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de gedragingen (ernstig) plichtsverzuim opleveren en, zo ja, of de in dit geval opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag evenredig is te achten met de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.
De verweten gedragingen
5.1
Uit het onderzoek door verweerder naar protocolleringsgegevens die verweerder van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens heeft ontvangen, is gebleken dat via het account van eiseres op 17 november 2014 op twee momenten gegevens van mevrouw [naam 2] zijn geraadpleegd in de GBA-V. Uit nader onderzoek is voorts gebleken dat via het account van eiseres op 15 december 2009, 11 januari 2010, 16 februari 2010, 19 februari 2010, 22 februari 2010, 25 februari 2010, 26 februari 2010, 1 maart 2010, 8 november 2010, 11 november 2010 en 16 november 2010 inzage is geweest in de gegevens in de GBA-V van de heer [naam 1] , de huidige echtgenoot van eiseres. Deze gegevens zijn op 11 november 2010 acht keer, op 25 februari 2010 twee keer en op 15 december 2009 twee keer geraadpleegd.
5.2
Eiseres ontkent deze raadplegingen niet, zodat de rechtbank hier ook van uitgaat.
Plichtsverzuim?
6.1
Eiseres voert aan dat zij de gegevens van mevrouw [naam 2] en de heer [naam 1] heeft geraadpleegd op hun eigen verzoek. Volgens eiseres is dan ook geen sprake van raadplegingen voor privédoeleinden. Nu deze raadplegingen volgens eiseres bij haar werk horen is ook geen sprake van plichtsverzuim. Ten aanzien van de raadplegingen van de gegevens van mevrouw [naam 2] voert eiseres aan dat verweerder niet het woord van mevrouw [naam 2] dat de raadplegingen niet op haar verzoek waren, boven dat van haar had mogen stellen. Hierbij wijst zij op haar jarenlange dienstverband bij verweerder. Daarnaast is op grond van de familiegeschiedenis aannemelijk dat mevrouw [naam 2] eiseres zou willen schaden. Over het verwijt van verweerder dat zij de identiteit van mevrouw [naam 2] niet zou hebben gecontroleerd, voert eiseres aan dat de gemeente geen beleid heeft vastgesteld over het omgaan met verzoeken van familieleden. Bij onbekenden dient de identiteit te worden vastgesteld aan de hand van een identiteitsbewijs, vanzelfsprekend vervalt volgens eiseres de functie hiervan als het om familieleden gaat. De identiteit kan dan volgens haar immers door de familieband worden vastgesteld.
Voorts betoogt eiseres dat verweerder haar ten onrechte verwijt dat zij de geheimhoudingsplicht heeft geschonden door met haar collega’s te spreken over het onderzoek. Haar collega’s waren al op de hoogte van de situatie voordat zij er iets over had gezegd. Volgens eiseres heeft juist verweerder hierin niet zorgvuldig gehandeld. De collega die het verzoek van haar ex-echtgenoot heeft overgenomen heeft zij op verzoek van haar gemachtigde benaderd. Eiseres voert verder aan dat zij nooit een integriteitstraining heeft gevolgd. Die is vanwege een detachering uitgesteld. Zij heeft weliswaar haar eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van integriteit, maar van verweerder mag worden verlangd haar ambtenaren te blijven trainen en duidelijk te maken dat deze situaties niet wenselijk zijn. Dat is ten aanzien van haar nooit gebeurd. Zij heeft een begrijpelijke afweging gemaakt op grond van geschreven en ongeschreven richtlijnen die zij tijdens haar lange staat van dienst heeft meegekregen. Het is onredelijk haar hiervoor te straffen.
6.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim, omdat de raadplegingen in het GBA-V niet werkgerelateerd en niet op verzoek van de betrokkenen zijn verricht, eiseres de identiteit van mevrouw [naam 2] niet heeft gecontroleerd, niet transparant is geweest over de raadplegingen, en de geheimhoudingsplicht heeft geschonden door met collega’s te spreken over het onderzoek.
6.3
Volgens de CRvB kan van een ambtenaar worden verwacht dat indien een gerechtvaardigde twijfel aan zijn integriteit en/of betrouwbaarheid bestaat, van de ambtenaar kan worden verlangd dat hij die twijfel wegneemt. [2]
6.4
De rechtbank is van oordeel dat eiseres de twijfel aan haar betrouwbaarheid onvoldoende heeft weggenomen. Voor dit oordeel is van belang dat uit de verklaring van eiseres onvoldoende blijkt dat zij de raadplegingen heeft verricht op verzoek van de betrokken personen. Ten aanzien van mevrouw [naam 2] volgt dat reeds uit de omstandigheid dat mevrouw [naam 2] een melding heeft gedaan bij verweerder over haar vermoeden dat eiseres ongeoorloofd haar gegevens heeft ingezien. Mevrouw [naam 2] heeft nooit ingeschreven gestaan in de gemeente Purmerend, zodat zij ook geen enkele reden had om eiseres te vragen haar gegevens te raadplegen. Zij had zich daarvoor kunnen wenden tot de gemeente waar ze stond ingeschreven. Dat mevrouw [naam 2] de melding zou hebben gedaan om eiseres in een kwaad daglicht te zetten bij haar werkgever en haar zo te schaden, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. Dat mevrouw [naam 2] na een relatiebreuk op slechte voet staat met de zwager van eiseres leidt volgens de rechtbank niet zonder meer tot de conclusie dat mevrouw [naam 2] eiseres zou willen schaden. Uit de door eiseres overgelegde uitdraaien van chatgesprekken kan dit evenmin worden afgeleid.
Ten aanzien van de inzage in de gegevens van de echtgenoot overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is dat haar echtgenoot haar op elf verschillende dagen zou hebben verzocht zijn gegevens in te zien. Dat de echtgenoot een pensioengat zou hebben en informatie uit de
GBA-V aan de Sociale Verzekeringsbank zou moeten aanleveren, kan de grote hoeveelheid raadplegingen op verschillende momenten op verschillende dagen in verschillende periodes niet verklaren. Behalve de weinig concrete verklaring van de echtgenoot heeft eiseres geen enkele informatie overgelegd om haar verklaring te onderbouwen. Ook ten aanzien van de echtgenoot geldt dat deze niet in de gemeente Purmerend stond ingeschreven. Het raadplegen van zijn gegevens kan dan ook niet tot de werkzaamheden van eiseres worden gerekend. Als er al vanuit zou moeten worden gegaan dat de raadplegingen wel op zijn verzoek waren verricht, had eiseres hem conform de afspraken moeten doorverwijzen naar de gemeente waar hij stond ingeschreven.
Zelfs al zou eiseres worden gevolgd in haar stelling dat de raadplegingen op verzoek van de betrokkenen zijn uitgevoerd, dan nog kan worden geconcludeerd dat deze raadplegingen oneigenlijk waren, nu uit de verklaringen van eiseres kan worden afgeleid dat dit vriendendiensten waren en geen reguliere werkzaamheden voor de gemeente Purmerend. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij privé zou zijn gebeld door mevrouw [naam 2] met het verzoek zaken voor haar na te kijken. Hetzelfde geldt voor het gestelde verzoek van haar echtgenoot dat hij niet officieel aan de balie zou hebben gedaan, maar waarvoor hij haar (na werktijd) bezocht op haar werkplek. De raadplegingen heeft ze volgens haar eigen verklaring tussen haar reguliere werkzaamheden door verricht. Zoals door verweerder ter zitting is verklaard en de rechtbank kan dit volgen, was ook dit uitdrukkelijk niet de bedoeling en had eiseres dit moeten weten. Daarbij komt ook dat eiseres heeft erkend de identiteit van mevrouw [naam 2] niet te hebben gecontroleerd met een geldig identiteitsbewijs. Dat dit bij familieleden niet nodig zou zijn, volgt de rechtbank niet. Evenmin kan eiseres worden gevolgd in haar standpunt dat verweerder beleid zou moeten voeren voor verzoeken van familieleden. Zoals verweerder ter zitting heeft gesteld en waarin de rechtbank zich kan vinden, gelden voor familieleden dezelfde eisen als voor andere verzoekers. Zij moeten zich ook met een identiteitsbewijs identificeren. Daar hoefde verweerder geen afzonderlijk beleid voor te voeren.
6.5
Voor zover eiseres zich op het standpunt heeft gesteld dat zij niet wist en niet kon weten dat deze gedragingen niet waren toegestaan, overweegt de rechtbank dat eiseres op 10 maart 2003 een geheimhoudingsverklaring heeft ondertekend, waarin staat dat zij geen informatie uit die systemen verstrekt aan personen, bedrijven en instanties die geen recht hebben op die informatie. Voorts heeft eiseres op 30 november 2006 de ambtseed afgelegd waarbij zij heeft gezworen dan wel beloofd dat zij de gedragsregels voor ambtenaren van de gemeente Purmerend als leidraad zal hanteren, zoals vastgesteld in de nota Kreukvrij en uitgewerkt in de gedragscode voor medewerkers. In de nota Kreukvrij is opgenomen dat het niet is toegestaan aan de gemeente toebehorende computerprogramma’s en informatiesystemen voor eigen doeleinden te gebruiken. Overtreding van deze regels kan tot disciplinaire maatregelen leiden. Gelet hierop zou eiseres, ook zonder specifieke cursus, op de hoogte moeten zijn van de integriteitsregels. Dat eiseres zich ook daadwerkelijk bewust was dat het raadplegen van de systemen voor privégebruik niet mocht, blijkt uit haar verklaring tijdens het gesprek van 12 maart 2019, waarin zij verklaart dat zij wist dat het niet was toegestaan om het GBA‑V voor privédoeleinden te gebruiken.
6.6
Tot slot verwijt verweerder eiseres dat ze niet direct openheid van zaken heeft gegeven, maar steeds pas met een verklaring komt als zij wordt geconfronteerd met belastende informatie. De rechtbank volgt verweerder in deze vaststelling en concludeert dat eiseres hiervoor geen afdoende verklaring heeft gegeven. Daarbij komt dat verweerder zich ook terecht op het standpunt heeft gesteld dat gelet op hetgeen hiervoor is overwogen getwijfeld kan worden aan het waarheidsgehalte van de verklaring van de echtgenoot van eiseres over de redenen voor het raadplegen van zijn gegevens.
6.7
Samenvattend heeft de rechtbank op grond van het voorgaande de overtuiging gekregen dat eiseres de verweten gedragingen heeft begaan en dat deze gedragingen als (ernstig) toerekenbaar plichtsverzuim kunnen worden aangemerkt. De vraag of eiseres de geheimhoudingsplicht heeft geschonden door met haar collega’s over de situatie te praten laat de rechtbank buiten beschouwing nu uit het dossier en het verhandelde ter zitting onvoldoende duidelijk is geworden dat het eiseres is geweest die de geheimhoudingsplicht heeft geschonden, nu zij heeft verklaard dat haar collega’s al door hadden dat er iets aan de hand was nadat eiseres terugkeerde van het eerste gesprek.
Evenredigheid
7.1
Eiseres betoogt dat haar ten onrechte de zwaarste straf is opgelegd. Dit is onevenredig volgens eiseres en hierbij is ook geen rekening gehouden met haar belangen. Zij heeft een lange staat van dienst en heeft steeds naar tevredenheid gefunctioneerd. Het ontslag heeft grote financiële en persoonlijke gevolgen. Zij en haar echtgenoot hebben twee opgroeiende kinderen en een koophuis en zij moet kosten maken voor juridische bijstand. Daarnaast is zij dermate ontdaan door de situatie dat zij psychische hulp heeft moeten zoeken. Eiseres stelt voorts zich niet aan de indruk te kunnen onttrekken dat verweerder de melding als oneigenlijke reden heeft aangegrepen om haar te ontslaan. De afdeling [onderdeel] moet inkrimpen en verjongen. Dit heeft al tot ontslagen, burn-outs en klachten over het functioneren van collega’s geleid.
7.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het strafontslag evenredig was gelet op de aard en de ernst van het plichtsverzuim en de omstandigheid dat eiseres reeds eerder een waarschuwing heeft gekregen wegens niet-integer gedrag.
7.3
De rechtbank acht de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag, gezien de aard en de ernst van het meermalen en over een langere periode raadplegen van de GBA-V voor privédoeleinden in het licht van de door verweerder terecht gestelde hoge eisen aan de betrouwbaarheid en integriteit van ambtenaren, vooral ook van ambtenaren die toegang hebben tot vertrouwelijke persoonsgegevens van burgers, niet onevenredig zwaar. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat dit plichtsverzuim het strafontslag zelfstandig kan dragen. De staat van dienst van eiseres en het feit dat het ontslag voor haar grote financiële en persoonlijke gevolgen heeft, leggen onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen. Eiseres heeft het in haar te stellen vertrouwen onherstelbaar beschadigd. Dat eiseres het vermoeden heeft dat ze op oneigenlijke gronden is ontslagen, is niet nader onderbouwd en blijft dus alleen een vermoeden. Dit kan niet aan het besluit afdoen.
Zorgvuldigheid
8.1
Eiseres voert verder aan dat verweerder bij het onderzoek ten onrechte van het Protocol integriteitsonderzoeken Purmerend 2018 (Protocol) is afgeweken. Zo heeft verweerder haar niet direct op de hoogte gesteld van de melding, is het onderzoek uitgebreid zonder haar daarvan op de hoogte te stellen, is er geen onderzoeksrapport opgesteld, zijn gespreksverslagen onzorgvuldig opgesteld en zijn onbetrouwbare protocolleringsgegevens gebruikt. Eiseres betoogt verder dat de motivering van het bestreden besluit onvoldoende is. Haar zienswijze is onvoldoende meegewogen. Voorts blijkt uit de omstandigheid dat haar niet langer wordt tegengeworpen dat zij onrechtmatig gegevens over haar ex-echtgenoot zou hebben opgezocht, dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht. Daarnaast kan haar niet worden verweten dat de collega aan wie zij de zaak van haar ex-echtgenoot heeft overgedragen op haar account bleef ingelogd. Zij had daar geen volledige invloed op. Tot slot betoogt eiseres dat het primaire besluit geen stand kan houden omdat daarin niet de datum van het ontslag staat vermeld.
8.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het onderzoek niet onzorgvuldig is verricht. Er is gewacht met eiseres benaderen tot er duidelijkheid was verkregen over de melding van mevrouw [naam 2] . Eiseres heeft vervolgens alle onderzoeksresultaten ontvangen en is steeds in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren.
8.3
De adviescommissie in bezwaar heeft reeds terecht geconcludeerd dat niet conform het Protocol is gehandeld voor zover geen onderzoeksrapportage is opgesteld. Voorts is nog de vraag of verweerder eiseres tijdig op de hoogte heeft gebracht van het onderzoek en of het onderzoek niet langer dan nodig heeft geduurd. Zoals de adviescommissie ook reeds heeft geconstateerd, heeft eiseres hierover echter geen klacht ingediend, zoals het Protocol voorschrijft. Daarnaast zijn de voornamelijk formele gebreken in de besluitvorming die met de geboden mogelijkheid om een zienswijze en bezwaar in te dienen, geheeld. Eiseres heeft tijdens de hoorzitting bij de adviescommissie noch tijdens de zitting bij de rechtbank concreet aan kunnen geven hoe zij door de gang van zaken in haar belangen is geschaad en waarom dat tot de conclusie zou moeten leiden dat het ontslag daardoor geen stand kan houden.
8.4
Het raadplegen van gegevens van de ex-echtgenoot van eiseres wordt door verweerder niet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd, dus het gebruik van het account van eiseres door een collega is in zoverre niet relevant voor de vraag of het besluit stand kan houden. De rechtbank kan eiseres verder niet volgen in haar betoog dat sprake is van onzorgvuldig onderzoek omdat verweerder eiseres in het voornemen het raadplegen van de gegevens van haar ex-echtgenoot heeft tegengeworpen, maar dit standpunt in het primaire besluit niet heeft gehandhaafd. Aan deze standpuntwijziging liggen nader onderzoek in archiefstukken door verweerder en uitleg van eiseres over de situatie ten grondslag. Van enige onzorgvuldigheid hierbij is de rechtbank niet gebleken.
8.5
Ten aanzien van het betoog van eiseres dat het primaire besluit geen stand kan houden omdat daarin niet de datum van het ontslag staat vermeld, merkt de rechtbank op dat verweerder dit gebrek heeft hersteld met de brief van 30 juli 2019. Dit betoog kan dan ook geen afbreuk doen aan het bestreden besluit.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Voor vergoeding van door eiseres geleden schade bestaat geen grond.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M.L. Rogmans, voorzitter, en mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, en mr.dr. J.C. de Wit, leden, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2020.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 15 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1997.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 25 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8813.