In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot onderbewindstelling van de huwelijksgoederengemeenschap. Verzoeker, de vrouw, heeft verzocht om het bestuur over de goederen van de huwelijksgoederengemeenschap met uitsluiting van de betrokkene, haar echtgenoot, op basis van artikel 1:91 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder het verzoekschrift, bereidverklaringen van bewindvoerders en aanvullende stukken die zijn ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 oktober 2020 is gebleken dat de betrokkene, die lijdt aan dementie, niet meer in staat is om de goederen van de huwelijksgoederengemeenschap te besturen. Dit heeft geleid tot problemen, vooral omdat de betrokkene mede-eigenaar is van 64 onroerende zaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene door zijn aandoening blijvend in de onmogelijkheid verkeert om de goederen te besturen. Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw toegewezen en het bestuur over de huwelijksgoederengemeenschap aan haar opgedragen, met uitsluiting van de betrokkene. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.