ECLI:NL:RBNHO:2020:9376

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
8117617
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in huurovereenkomst met betrekking tot schade aan gehuurde auto

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G.M. Terlingen, had verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 17 juli 2019, waarin een vordering van de gedaagde partij, M&O Investment B.V. (handelsnaam Royal Cars), was toegewezen. De gedaagde vorderde een schadevergoeding van € 4.860,00 van de eiser, die een Audi RS 3 had gehuurd en deze schade had veroorzaakt tijdens een aanrijding op 22 januari 2019. De eiser betwistte de geldigheid van de overeenkomst en de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Royal Cars. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van Royal Cars onvoldoende was onderbouwd, omdat niet kon worden vastgesteld dat de algemene voorwaarden waren overeengekomen. Het verzet werd gegrond verklaard, en het verstekvonnis werd vernietigd. De oorspronkelijke vordering van Royal Cars werd afgewezen, evenals de tegenvordering van de eiser, die terugbetaling van huur en borgsom vorderde. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8117617 \ CV EXPL 19-8013
Uitspraakdatum: 28 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in het verzet
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. G.M. Terlingen
(toevoeging 4NU7161)
tegen
de besloten vennootschap
M&O Investment B.V., h.o.d.n. Royal Cars & Watches
gevestigd te Spanbroek
gedaagde partij in het verzet
verder te noemen: Royal Cars
gemachtigde: TeRecht deurwaarders

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 29 april 2020 de zaak verwezen naar de civiele rolzitting van 27 mei 2020 voor conclusie van repliek in conventie/antwoord in voorwaardelijke reconventie aan de kant van Royal Cars.
1.2.
Royal Cars heeft op voornoemde datum een conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie genomen. [eiser] heeft hierop gereageerd door middel van een conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in voorwaardelijke reconventie. Royal Cars heeft ten slotte nog een conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie genomen.
1.3.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

de vordering en de tegenvordering
2.1.
De kantonrechter verwijst naar de inhoud van de tussenvonnissen van 6 november 2019, 18 december 2019 en 29 april 2020. De inhoud van deze vonnissen worden als hier herhaald en ingelast beschouwd.
2.2.
Vast staat dat [eiser] op 21 januari 2019 van Royal Cars een Audi RS 3 (hierna: de auto) heeft gehuurd voor de duur van twee dagen, en dat [eiser] op 22 januari 2019 met deze auto een aanrijding heeft veroorzaakt waardoor schade aan de auto is opgetreden.
de vordering
2.3.
Royal Cars vordert een bedrag van € 4.860,00 aan schade van [eiser] . Zij beroept zich daarbij op de met [eiser] gesloten overeenkomst en artikel 7 en 8 van de algemene voorwaarden van Royal Cars (productie 1 bij dagvaarding). Een cascoverzekering is niet afgesloten en in artikel 8.3 van de algemene voorwaarden is opgenomen dat schade die is ontstaan als gevolg van een eenzijdig ongeval een uitzondering is op het eigen risico. [eiser] moet de schade dan ook betalen, aldus Royal Cars.
2.4.
[eiser] betwist dat de door Royal Cars in het geding gebrachte overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en dat de door Royal Cars gehanteerde algemene voorwaarden zijn overeengekomen. Volgens [eiser] is de op de overeenkomst geplaatste handtekening niet van hem afkomstig; deze lijkt achteraf op de overeenkomst te zijn aangebracht aan de hand van een eerdere wel schriftelijk afgesloten huurovereenkomst.
2.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Royal Cars heeft haar vordering gegrond op de door haar gehanteerde algemene voorwaarden. Ter onderbouwing heeft Royal Cars het door [eiser] ondertekende huurcontract overgelegd en de algemene voorwaarden. [eiser] betwist dat hij deze overeenkomst heeft ondertekend en stelt dat de daarbij kennelijk door Royal Cars bedongen voorwaarden niet zijn overeengekomen. Ter beoordeling staat dus of de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Royal Cars tussen partijen is overeengekomen. Deze vraag moet worden beantwoord aan de hand van de bepalingen over aanbod en aanvaarding (art. 6:217 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW)) en de totstandkoming van rechtshandelingen in het algemeen (art. 3:33 e.v. BW). In reactie op het verweer van [eiser] heeft Royal Cars gesteld dat de huurovereenkomst door hem is ondertekend en dat hij eerder al een auto bij Royal Cars heeft gehuurd en dus op de hoogte is van haar werkwijze. Daarbij heeft zij niet toegelicht wanneer en op welke wijze de algemene voorwaarden aan [eiser] zijn aangeboden en door hem zijn aanvaard. Dat had gezien het verweer van [eiser] wel op haar weg gelegen. Voor zover het huurcontract wel door [eiser] is ondertekend, hetgeen niet vast staat, blijkt daaruit niet -zonder meer - dat de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Royal Cars is overeengekomen. Royal Cars heeft daarover niets gesteld.
2.6.
Bij conclusie van dupliek in reconventie heeft Royal Cars haar stellingen nader toegelicht, maar dat is te laat. [eiser] heeft daar immers niet meer op kunnen reageren.
2.7.
De kantonrechter concludeert dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en daarom zal worden afgewezen. Daarmee wordt niet toegekomen aan bespreking van het beroep op verrekening van [eiser] .
2.8.
Het voorgaande betekent dat het verzet gegrond is. Het verstekvonnis kan dan ook niet in stand blijven. De oorspronkelijke vordering zal alsnog worden afgewezen.
de tegenvordering
2.9.
Nu de vordering in conventie is afgewezen is de gestelde voorwaarde vervuld en komt de kantonrechter toe aan bespreking van de door [eiser] ingestelde tegenvordering.
2.10.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat hij op grond van een mondeling tussen partijen gesloten overeenkomst de auto heeft gehuurd voor twee dagen voor € 1.600,00 en dat hij de huursom en borg van € 1.500,00 bij overhandiging van de auto contant aan een zekere “Jordy” heeft betaald. [eiser] stelt voorts dat hij na de door hem veroorzaakte schade onverplicht € 500,00 heeft betaald aan ene “Mo”. Hij vordert terugbetaling van de betaalde huur voor de tweede dag, omdat hij die dag geen huurgenot heeft gehad, alsmede de betaalde bedragen van € 1.500,00 en € 500,00.
2.11.
De kantonrechter acht de tegenvordering betreffende een dag niet genoten huur niet toewijsbaar. Vast staat dat de huurauto voor twee dagen aan [eiser] ter beschikking is gesteld. Hij is de huur daarvoor dus verschuldigd (artikel 7:212 BW). De omstandigheid dat hij vanwege de aanrijding de auto niet kon gebruiken, komt voor zijn rekening en risico, nu hij de aanrijding zelf heeft veroorzaakt.
2.12.
De kantonrechter acht de tegenvordering betreffende de borg en betaling voor de schade onvoldoende onderbouwd en daarom ook niet toewijsbaar. Dit wordt als volgt toegelicht.
2.13.
[eiser] stelt dat de borg van € 1.500,00 mondeling met Mo is afgesproken en dat hij deze contant aan Jordy heeft betaald. [eiser] stelt verder dat hij de contante betaling van € 500,00 aan Mo onverschuldigd heeft betaald, omdat hij telefonisch met Mo had afgesproken dat de huur inclusief een cascoverzekering zou zijn. Omdat [eiser] zich op de rechtsgevolgen van de door hem genoemde afspraken beroept, heeft hij de stelplicht en, zo nodig, de bewijslast (art. 150 Rv).
2.14.
Royal Cars heeft verweer gevoerd en daarbij verwezen naar het huurcontract. De kantonrechter constateert dat daarin een borgsom van € 175,00 is vermeld. Royal Cars heeft voorts verwezen naar de WhatsApp-berichten. De kantonrechter leidt daaruit af dat er is gecorrespondeerd over de door [eiser] veroorzaakte schade en dat hij het huurcontract heeft ontvangen. Naar aanleiding van dit verweer heeft [eiser] zijn eerdere stellingen herhaald en nagelaten de door hem gestelde afspraken nader te onderbouwen. Zonder nadere onderbouwing kan de kantonrechter [eiser] niet volgen in zijn stelling dat hij er op grond van de gang van zaken van uit mocht gaan dat hij de huur inclusief een cascoverzekering was en een borg van € 1.500,0 verschuldigd was. Die stelling lijkt overigens tegenstrijdig aan zijn eerdere stelling dat een en ander mondeling, dus expliciet is afgesproken. Daarbij komt dat de kantonrechter niet – zonder meer – kan aannemen dat de betaling voor de schade onverschuldigd is. [eiser] is immers verplicht zich als goed huurder ten aanzien van de auto te gedragen (art. 7:213 BW) en het veroorzaken van schade correspondeert daar niet mee.
2.15.
De conclusie is dat de tegenvordering zal worden afgewezen.
de vordering en de tegenvordering
2.16.
Gelet op de uitkomst van deze procedure in conventie en in reconventie ziet de kantonrechter aanleiding om in dit geval de proceskosten tussen partijen te compenseren.

3.De beslissing

De kantonrechter
de vordering
3.1.
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 17 juli 2019;
3.2.
wijst de oorspronkelijke vordering alsnog af;
de tegenvordering
3.3.
wijst de vordering af;
de vordering en de tegenvordering
3.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter