In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 28 juli 2020, is het beroep van eisers, zes agrarische bedrijven in de polder Koegras, ongegrond verklaard. De eisers hadden bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, dat hen vreesde voor verzilting van het oppervlaktewater door het gebruik van verticale drains. De rechtbank oordeelde dat de verticale drainage niet valt onder de definitie van 'onttrekken van grondwater' zoals bedoeld in de Waterwet, omdat er geen pomp aanwezig is en derhalve geen sprake is van een onttrekkingsinrichting. De rechtbank concludeerde dat het besluit van de verweerder om geen handhavend op te treden tegen de verticale drains rechtmatig was, aangezien deze niet vergunningplichtig zijn onder de geldende keur. De rechtbank wees ook de beroepsgronden van eisers af die zich baseerden op het gelijkheidsbeginsel en de effectiviteit van de tweede sloot als oplossing voor het zoutwaterprobleem. De rechtbank benadrukte dat de eisers hun argumenten onvoldoende hadden onderbouwd en dat de vergunning voor de aanleg van de tweede sloot in rechte vaststaat. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.