In deze zaak heeft een passagier een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Košice via Wenen op 29 maart 2019. De passagier miste zijn aansluitende vlucht door een vertraging van 36 minuten van vlucht OS 376, die hem verplichtte om alternatief vervoer te regelen. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij langdurige vertraging van vluchten.
Austrian Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals instructies van de luchtverkeersleiding en een zieke passagier. De kantonrechter oordeelde echter dat Austrian Airlines niet voldoende redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken, zoals het aanhouden van reservetijd voor de overstap. De rechter concludeerde dat de vertraging van de passagier het directe gevolg was van de vertraging van vlucht OS 376 en dat Austrian Airlines niet kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
De kantonrechter heeft de vordering van de passagier toegewezen en Austrian Airlines veroordeeld tot betaling van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De rechter wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten af, omdat de passagier niet had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter M.M. Kruithof op 28 oktober 2020.