In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines wegens compensatie voor een vertraging van haar vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Austrian Airlines voor een vlucht van Amsterdam naar Sarajevo via Wenen op 16 augustus 2017. De vlucht OS 372 naar Wenen vertrok met een vertraging van 2 uur en 35 minuten, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht OS 757 naar Sarajevo miste. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, maar Austrian Airlines weigerde deze te betalen en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een besluit van de luchtverkeersleiding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier voldoende informatie had verstrekt in de dagvaarding om aan de substantiëringsplicht te voldoen. De rechter oordeelde dat de vertraging van de vlucht OS 372 het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, aangezien de vertraging van de voorgaande vlucht OS 371 was veroorzaakt door instructies van de luchtverkeersleiding vanwege slechte weersomstandigheden. De kantonrechter concludeerde dat Austrian Airlines alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken en dat de passagier niet recht had op de gevorderde compensatie.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de rol van buitengewone omstandigheden in de luchtvaart en de verantwoordelijkheden van zowel de luchtvaartmaatschappij als de passagier.