In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de luchtvaartmaatschappij voor een vlucht van Amsterdam via Wenen naar Sarajevo op 25 juli 2018. De vlucht OS 374 naar Wenen vertrok met 40 minuten vertraging, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht OS 759 naar Sarajevo misten. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.
Austrian Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een besluit van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers voldoende informatie hadden verstrekt om hun vordering te onderbouwen en dat de luchtvaartmaatschappij niet kon aantonen dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De rechter concludeerde dat de vertraging van de vlucht OS 374 inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waardoor de passagiers niet in aanmerking kwamen voor compensatie.
De kantonrechter wees de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten aan Austrian Airlines. Dit vonnis werd uitgesproken op 2 september 2020 door kantonrechter L.M. de Vries in Haarlem.