ECLI:NL:RBNHO:2020:9135

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
8 november 2020
Zaaknummer
7751216 CV EXPL 19-6026
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door luchtvaartmaatschappij en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Wenen op 21 december 2018. De vlucht had een vertraging van 1 uur en 41 minuten, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht in Frankfurt miste en uiteindelijk met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming aankwam. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk vertragingen bij de voorgaande vlucht en een opstopping bij de veiligheidscontrole. De kantonrechter oordeelde echter dat slechts een klein deel van de vertraging als buitengewone omstandigheid kon worden aangemerkt. De rechter concludeerde dat Lufthansa onvoldoende rekening had gehouden met mogelijke vertragingen in het reisschema van de passagier, aangezien de geplande overstaptijd in Frankfurt slechts vijf minuten was. Hierdoor werd het verweer van Lufthansa verworpen.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagier tot betaling van de compensatie toegewezen, evenals de wettelijke rente over het gevorderde bedrag. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier onvoldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, aangezien Lufthansa ongelijk kreeg in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7751216 \ CV EXPL 19-6026
Uitspraakdatum: 23 september 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Lufthansa
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 28 maart 2018 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft vervolgens nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier diende te vervoeren van Amsterdam, via Frankfurt (Duitsland), naar Wenen op 21 december 2018 met vlucht LH 987 en OS 134, hierna: de vlucht.
2.2.
Volgens de planning zou vlucht LH 987 om 08:50 uur lokale tijd vertrekken uit Amsterdam en om 10:00 uur lokale tijd arriveren te Frankfurt. Vlucht OS 134 zou daar vervolgens om 10:50 uur lokale tijd vertrekken en om 12:15 uur lokale tijd arriveren op eindbestemming Wenen.
2.3.
De vlucht is met een vertraging van een uur en 41 minuten uitgevoerd. De passagier heeft de overstap te Frankfurt gemist. De passagier is omgeboekt naar vlucht LH 1240 en is met meer dan drie uur vertraging op eindbestemming Wenen gearriveerd.
2.4.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis, indien voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering en doet een beroep op doorwerking van buitengewone omstandigheden. De vlucht is onderdeel van de rotatievlucht Frankfurt-Amsterdam-Frankfurt (LH 986/LH 987). Als de voorgaande vlucht LH 986 niet tijdig wordt uitgevoerd, werkt de vertraging van die vlucht door op vlucht LH 987. Lufthansa heeft aangevoerd dat de voorgaande vlucht LH 986 met een vertraging van een uur en 14 minuten is uitgevoerd door twee vertragingsoorzaken. Ten eerste is 16 minuten besteed aan het verwijderen van een koffer van een ingecheckte passagier die aanvankelijk niet aan boord ging. De veiligheidsregelgeving dicteert dat een luchtvaartmaatschappij in een dergelijk geval over dient te gaan tot bagageverwijdering, hetgeen volgens Lufthansa een buitengewone omstandigheid oplevert. De passagier kwam vervolgens alsnog aan boord, waarop de bagageverwijdering weer werd gestaakt. Ten tweede is de voorgaande vlucht vertraagd door een opstopping bij de veiligheidscontrole op de luchthaven te Frankfurt. Dit leverde een vertraging op van 51 minuten. Lufthansa voert aan dat zij geen invloed kan uitoefenen op deze controles; deze controles worden uitgevoerd door personeelsleden die door de luchthaven zijn ingehuurd. Derhalve is ook deze vertragingsoorzaak een buitengewone omstandigheid, aldus Lufthansa. De onderhavige vlucht liep geen verdere vertraging op die te wijten valt aan buitengewone omstandigheden. De doorwerking van de vertraging van de eerdere vlucht heeft ervoor gezorgd dat de onderhavige vlucht met een vertraging is uitgevoerd.
4.2.
Lufthansa voert voorts aan dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen ter beperking of voorkoming van de vertraging.
4.3.
Lufthansa betwist tevens buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming Wenen, zodat Lufthansa op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden
5.3.
Lufthansa heeft aangevoerd dat zich enkel tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht vertragingen hebben voorgedaan die zij aan buitengewone omstandigheden toedicht. Bij de uitvoering van de onderhavige vlucht is nog een aanvullende, reguliere vertraging van 21 minuten opgetreden. De kern van het geschil is de vraag of de twee vertragingsoorzaken van de voorgaande vlucht aangemerkt kunnen worden als buitengewone omstandigheden, met als gevolg de vertraging van vlucht LH 986 en doorwerking daarvan op vlucht LH 987, alsmede de vraag of deze vertraging ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen kon worden. De eerste vertragingsoorzaak, welke een vertraging in de uitvoering van 16 minuten opleverde, betrof de bagageverwijdering. Het ontbreken van een passagier wat ertoe leidt dat de in het ruim geladen bagage uit het vliegtuig verwijderd moet worden levert een onverwachts vliegveiligheidsprobleem op. Er is derhalve geen sprake van een gebeurtenis die inherent is aan de normale bedrijfsvoering van een luchtvaartmaatschappij, zodat het verwijderen van bagage op zichzelf een buitengewone omstandigheid kan opleveren. De tweede vertragingsoorzaak, een vermeend traag uitgevoerde veiligheidscontrole op de luchthaven te Frankfurt, levert in dit geval echter geen buitengewone omstandigheid op. Lufthansa voert in haar stukken aan dat 38 vluchten tezamen 500 minuten vertraging hebben opgelopen ten gevolge van de trage veiligheidscontrole. De voorgaande vlucht zou, aldus Lufthansa, door de trage controles maar liefst 51 minuten vertraging heeft opgelopen. Dat zou inhouden dat de voorgaande vlucht buitensporig hard is getroffen door deze vertragingsoorzaak; 500 minuten verdeeld over 38 vluchten is immers iets meer dan 13 minuten vertraging per vlucht. Lufthansa heeft met haar stukken niet kunnen aantonen waarom de trage veiligheidscontrole te Frankfurt specifiek voor deze vlucht zo veel vertraging, dan wel een buitengewone omstandigheid opleverde. Het ligt in de risicosfeer van de passagiers hoe lang voor het vertrekken van hun vlucht zij op de luchthaven aanwezig zijn. Lufthansa heeft in dit geval, blijkbaar, een operationele keuze gemaakt om te wachten tot in ieder geval zo veel mogelijk passagiers aan boord waren alvorens te vertrekken. Dat levert in dit geval geen buitengewone omstandigheid op.
5.4.
Uit het voorgaande blijkt dat slechts 16 minuten van de totale vertraging van zowel de voorgaande als de onderhavige vlucht als een gevolg van buitengewone omstandigheden kunnen worden aangemerkt. Vooruitlopend op de vraag of deze vertraging, welke zich voordeed tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht, doorwerkt naar de onderhavige vlucht, is het volgende van belang. De minimum overstaptijd te Frankfurt is 45 minuten. Lufthansa had voor de passagier een overstaptijd ingepland van 50 minuten. Dat betekent dat er voor de overstap een buffer was ingepland van slechts vijf minuten. Aangezien slechts een klein gedeelte van de totale vertraging valt aan te merken als een buitengewone omstandigheid en Lufthansa, door vrijwel geen buffer aan te houden, onvoldoende rekening heeft gehouden met eventuele vertragingen in het reisschema van de passagier, wordt het verweer van Lufthansa verworpen. De conclusie is dat Lufthansa geen redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen.
5.5.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier tot betaling van de compensatievergoeding worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als niet weersproken toewijsbaar. De overige verweren van Lufthansa behoeven geen bespreking meer.
5.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Lufthansa heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Lufthansa, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2018 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 81,00
salaris gemachtigde € 144,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter