Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 september 2019;
- het verzekeringsgeneeskundig deskundigenonderzoek van 17 januari 2020 van mr. G.J. Kruithof;
- het rapport arbeidsdeskundig onderzoek van 5 mei 2020 van P.L. van der Ham;
- de conclusie na deskundigenbericht, tevens houdende wijziging/vermeerdering van eis van [eiseres] van 8 juli 2020, en
- de conclusie van antwoord na deskundigenbericht van [gedaagde] van 2 september 2020.
2.De verdere beoordeling
- verlies verdienvermogen tot en met 2017 € 42.264,00
- schade wegens behoefte aan huishoudelijke hulp € 8.874,00
- vervoerskosten € 799,67
- zelfmedicatie € 93,38
- overige materiële schade € 300,00
- immateriële schade € 30.000,00
Mijn verwachting is, dat dit gedurende de resterende looptijd van de wsnp zo zal zijn.”
tijdelijk (een jaar?) onder de WSNP” viel. [eiseres] heeft nagelaten inzage te verstrekken in het verloop van de WSNP. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat de WSNP (de standaard periode van) drie jaren heeft geduurd en geëindigd is op 1 juni 2016. Gelet op het feit dat gedurende de looptijd van de WSNP inkomsten afgedragen dienen te worden aan de schuldeisers is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] in die periode geen inkomensschade heeft geleden.
- 13 juni 2013 – 13 september 2013: € 126,- x 13 weken = € 1.638,00
- 13 september 2013 – 13 december 2013: (6 x € 9,-) x 13 weken = € 702,00
- 13 december 2013 – 1 maart 2015 (6 x € 9,-) x 63 weken =
de politierechter uitsluitend bewezen heeft verklaard dat [gedaagde] [eiseres] eenmaal heeft geduwd waardoor zij op de grond is gevallen. Niet bewezen is dat [gedaagde] [eiseres] meermalen heeft geduwd waardoor ze onder meer tegen een kast en/of orgel terechtgekomen is, dat [gedaagde] de keel/hals van [eiseres] heeft vastgepakt en dichtgeknepen of dat hij het hoofd van [eiseres] heeft vastgepakt en haar met haar hoofd tegen de deur heeft geslagen.” Het vonnis van de politierechter is in kracht van gewijsde gegaan en daardoor staat in deze procedure vast dat [gedaagde] [eiseres] heeft geduwd waardoor zij op de grond is gevallen. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW heeft [eiseres] recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
- verlies pensioenopbouw € 1.141,00
- kosten huishoudelijke hulp € 5.742,00
- reis- en parkeerkosten € 600,00
- zelfmedicatie € 93,38
- immateriële schade
2.085,00(3 punten × tarief € 695,00)
- oogarts € 4.114,00
- verzekeringsgeneeskundige € 4.494,52
- arbeidsdeskundige € 5.689,52.
3.De beslissing
[gedaagde]om aan [eiseres] te betalen een bedrag van
€ 22.576,38(tweeëntwintigduizend vijfhonderdzesenzeventig euro en achtendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 7.576,38 met ingang van 26 september 2014 tot de dag van volledige betaling, en over € 15.000,00 met ingang van 11 juni 2013 tot de dag van volledige betaling,
[gedaagde]in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op
€ 2.260,31,
[gedaagde]tot betaling van de in debet gestelde kosten van de deskundige oogarts en verzekeringsgeneeskundige van in totaal
€ 8.608,52(achtduizend zeshonderdacht euro en tweeënvijftig cent) aan de griffier van de rechtbank binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
[eiseres]tot betaling van de in debet gestelde kosten van de arbeidsdeskundige van
€ 5.689,52(vijfduizend zeshonderdnegenentachtig euro en tweeënvijftig cent) aan de griffier van de rechtbank binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
[gedaagde]in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,