2.1.Bij het vonnis van 17 april 2019 heeft de rechtbank een deskundigenbericht gelast in verband met de door [eiser] gestelde klachten/beperkingen, te weten (ernstige en aanhoudende) hoofdpijn, concentratieverlies, vergeetachtigheid en vermoeidheid. Hierbij heeft de rechtbank als deskundige heeft benoemd de heer dr. De Jonghe, klinisch neuropsycholoog, te Amsterdam. Op 23 december 2019 heeft de deskundige zijn rapport uitgebracht. De aan de deskundige voorgelegde vragen en de door hem daarop gegeven antwoorden luiden als volgt.
“1. De situatie met mishandeling
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het bij de mishandeling opgelopen letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?”
“
Algemene indruk
Normaal verzorgde 29-jarige man. Betrokkene komt met zijn zus naar het onderzoek. In het contact
maakt betrokkene een ‘drukke’, geagiteerde indruk. Betrokkene spreekt en reageert snel op vragen.
Hij antwoordt gedetailleerd. Stemming imponeert dysfoor, geagiteerd, preoccupatie met het onrecht
dat hem is aangedaan. Normaal modulerend affect.
Anamnese
Betrokkene vertelt het volgende. Ongeveer 4,5 jaar geleden werd tijdens een avond in een
uitgaansgelegenheid een glas tegen zijn hoofd gegooid. Er waren meerdere omstanders die een
getuigenisverklaring hebben afgelegd tegen degene die gegooid heeft. Gedurende ruim 4,5 jaar
speelt er zich een zaak af tussen de betrokkene en de gooier van het glas. Hij heeft geen vergoeding
ontvangen, is hierover zeer gefrustreerd en hij toont weinig begrip voor de lange duur van het
proces.
Desgevraagd meldt hij dat er na het incident stukken glas in de hoofdhuid zaten die pijnklachten
gaven. Betrokkene meldt dat het incident cognitieve problemen tot gevolg had waardoor hij niet
meer zoveel kan werken als dat hij zou willen. Het zou zorgen voor een snellere vermoeidheid,
sneller geïrriteerd zijn, hoofdpijn en een chaotischer leven. De chaos zou komen door een
verminderde aandachtspanne. Betrokkene geeft aan niet somber te zijn. Hij ervaart nog plezier in
varen en zogenaamde ‘driftwedstrijden’ organiseren (het uitbreken van de wielen bij een auto met
achterwielaandrijving).
Hij werkt als installateur (ZZP’er). Er is naar eigen zeggen meer dan genoeg werk op het moment,
maar hij kan het door de gevolgen van het incident niet aan om al deze werkzaamheden op te
pakken. Hij zou het liefst 10 uur per dag werken, maar komt nu niet verder dan hooguit 6 uur. Na die
6 uur werk ligt hij thuis moe en uitgeput op de bank. Hierdoor loopt hij inkomsten mis. Het gehele
proces heeft hem 45.000 euro gekost, zo meldt betrokkene. Bovendien meldt hij de afgelopen
periode slachtoffer te zijn geworden van twee inbraken waarbij (werk-)apparatuur werd gestolen ter
waarde van 38.000 euro. Er heeft geldproblemen die veel hem stress opleveren. Hij meldt er slecht
door te slapen. De financiële reserves zijn naar eigen zeggen op. Zijn financiële situatie zorgt voor
problemen in zijn sociale leven, de partnerrelatie. De planning was om wellicht met kinderen te
beginnen en een huis te kopen. Dat is vooralsnog niet doorgegaan of uitgesteld. Betrokkene wist niet
goed wat hij met zichzelf en het bedrijf aan moest. Inmiddels gaat het beter met de relatie met
partner.
Betrokkene uit frustraties over het niet gestraft zijn van de glasgooier en hij wenst gerechtigheid, een
schadevergoeding. Desgevraagd meldt hij “...als ik uit de schulden zou zijn dan zouden veel, zo niet al
mijn klachten verdwijnen”. Hij zou dan een stuk vrolijker zijn, minder zorgen hebben en beter slapen.
Betrokkene meldt desgevraagd niet bekend te zijn psychische klachten in het verleden.
De zus van de betrokkene meldt dat het lange termijn geheugen van betrokkene is verslechterd.
Voorheen zou hij van alles willen ondernemen, maar nu doet hij dat niet meer vanwege
vermoeidheidsklachten. Als ik haar voorleg dat betrokkene een nogal ‘drukke’ indruk maakt, dan
voegt zij toe dat hij kenmerken van ADHD vertoont. (…)”
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Overige relevante medische informatie:
Brief d.d. 2-9-2015, D. Broere, Westfries Gasthuis, neuroloog; sprake van mogelijke neuropathie
nervus infra-orbicularis links. Geen intracraniele pathologie.
Brief d.d. 26-08-2015 D. Broere, Westfries Gasthuis, neuroloog; scala van klachten, waaronder
mogelijk medicatie afhankelijke hoofdpijn.
Brief d.d. 10-02-2015, K.F. Sing, West Fries Gasthuis, radioloog; beeld genezende wond, geen corpus
alienum zichtbaar.
Voor het overige huisartsjournaal met uitgebreide klachten buiten mijn vakgebied.
Medicatie: Betrokkene neemt dagelijks paracetamol en ibuprofen tegen hoofdpijn.
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?”
“Een medisch onderzoek valt buiten het kader van een neuropsychologisch onderzoek. Zie voor een beschrijving van het neuropsychologisch onderzoek bovenstaande rapportage en bijlage.”
Aldaar rapporteert de deskundige:
“
Voorlopige hypothese
Stemmingsstoornis, dan wel cognitieve problemen? Aggraveren/onderpresteren in het kader van
psychosociale problemen?
Neuropsychologisch onderzoek
Tijdens het testonderzoek behaald betrokkene consequente scores op zogenaamde ‘performance
validity’ / symptoomvaliditeitstests (SVTs) en symptoomvaliditeitsvragenlijsten. Op vier SVTs worden
geen aanwijzingen gevonden voor onderpresteren. Op één van de twee
symptoomvaliditeitsvragenlijsten wordt een grensscore behaald voor over-rapportage van cognitieve
en/of psychische klachten. Een andere vragenlijst is negatief.
1.
Algemeen intelligentieonderzoek
Aan behulp van een verkorte intelligentietest (GIT-2) wordt de verstandelijke capaciteit van
betrokkene geschat op laag niveau (IQ=73). Gezien de genoten opleiding en de beroepsgeschiedenis,
is dit aan de lage kant. Het profiel is enigszins disharmonieus. Betrokkene scoort zeer laag op
algemene ontwikkeling (Woordenlijst) en redeneren naar analogie (Woordmatrijzen). Verbale
vloeiendheid (Woordopnoemen) is gemiddeld, zo ook rekenvaardigheid (Cijferen). Ruimtelijk inzicht
is van laaggemiddeld tot gemiddeld niveau.
2.
Klachtgericht onderzoek (Cave overrapporteren)
Een depressievragenlijst (BDI) is indicatief voor milde depressieve klachten.
4.
Neuropsychologisch onderzoek
Het bewustzijn is helder. De aandacht van betrokkene is goed te trekken en te behouden. Op het
gebied van aandacht en uitvoerende functies is de auditief-verbale concentratiespanne hoog-gemiddeld (Cijferreeksen). De visueel-motorische zoeksnelheid is hoog-gemiddeld waarbij een fout
wordt gemaakt (TMT-A). De alternerende aandachtcapaciteit is eveneens hoog-gemiddeld waarbij
twee fouten worden gemaakt (TMT-B). Wanneer de capaciteit om de aandacht te alterneren (TMT-B)
wordt vergeleken met de visueel-motorische zoeksnelheid (TMT-A), presteert betrokkene gemiddeld
(TMT B | A). Op een aandachts- en inhibitietaak (Stroop) is het leestempo hoog (Stroop Kaart I). Het
tempo van kleuren benoemen (Stroop Kaart II) is hoog-gemiddeld. Op de kleurwoordkaart (Stroop
Kaart III) presteert betrokkene hoog. In verhouding tot het tempo van kleur benoemen is de inhibitie
van automatische responsen gemiddeld; er lijkt geen verhoogde interferentiegevoeligheid (Stroop
Kaart III | Kaart II). Op het gebied van geheugen is de onmiddellijke reproductie van auditief
aangeboden, onsamenhangende informatie (15-WT) laag-gemiddeld. Betrokkene profiteert hierbij
onvolledig van de herhaalde aanbieding van informatie (grillige leercurve). De uitgestelde
herinnering (3) is zeer laag in vergelijking met de totaalscore en laag-gemiddeld tot zeer laag in
vergelijking met leeftijd, opleiding en geslacht. De herkenning van de informatie verloopt niet foutloos, maar niet afwijkend (27).
5.
Opmerkingen t.a.v. testonderzoek (testhouding, observaties e.d.)
Betrokkene zegt meermaals dat hij het nut niet inziet van de test die hij moet maken. De meeste
taken worden volbracht, maar met overduidelijke tegenzin. Het begrip van de testinstructies is vlot.
Het werktempo is hoog.
Gezien werd een 29-jarige man, bekend met lichamelijke en cognitieve klachten, ontstaan nadat een glas naar zijn hoofd werd gegooid. Het voorval vond plaats op datum 10-1-2015. Uit de beschikbare medisch relevante informatie blijkt geen sprake te zijn van een mogelijk somatische oorzaak voor cognitieve afwijkingen.
Betrokkene is verwikkeld in een juridische strijd waarbij hij schadevergoeding eist om wat hem is aangedaan en de financiële gevolgen. In dit onderzoek zijn er discrete aanwijzingen voor overrapporteren van psychische klachten. Ik teken daarbij aan dat een lagere intelligentie een verstorend effect kan hebben bij het invullen van vragenlijsten. Dat gezegd hebbende doen zich inconsistenties voor tussen testuitslagen en de klinische presentatie. Betrokkene is van mening dat zijn klachten grotendeels zouden verdwijnen indien hij schadeloos zou worden gesteld. Neuropsychologische tests worden zeer snel gemaakt, nieuw aangeleerde verbale informatie wordt zeer matig onthouden en de uitslag op een intelligentietest is relatief laag. Voornoemde respons bias maakt evenwel dat uitslagen van regulier testonderzoek minder betrouwbaar zijn te interpreteren.”
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
Antwoord:
Er zijn aanwijzingen voor inconsistenties tussen de klinische impressie en testuitslagen, en tussen testuitslagen onderling. Betrokkene gaf tijdens onderzoek herhaaldelijk blijk van geringe motivatie; hij zegt het nut niet te zien van onderzoek en meerdere keren zegt hij “…ik wil hier niet zijn”. Verder vallen inconsistentie op tussen tests onderling en tussen de testuitslagen en de klinische presentatie. Een conclusie omtrent onderpresteren of overrapporteren is niet alleen gebaseerd is op een positieve symptoomvaliditeitstest, maar ook op voornoemde inconsistenties en de klinische impressie.
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Antwoord:
Tijdens het neuropsychologisch onderzoek wordt conform het onderzoeksprotocol betrokkene meerdere malen gestimuleerd voldoende inzet te tonen om tot betrouwbaar onderzoeksresultaten te komen.”
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaal diagnostische overweging geven?
Antwoord:
Aangezien zich inconsistenties voordoen en er aanwijzingen zijn voor overrapporteren van klachten, zijn naar mijn oordeel de uitslagen van regulier testonderzoek niet betrouwbaar te interpreteren. Het houdt tevens in dat eventuele achterliggende psychopathologie niet betrouwbaar kan worden vastgesteld. Dat gezegd hebbende lijkt het mij zeer onwaarschijnlijk dat sprake is van verworven cognitieve stoornissen. Tevens lijkt mij onwaarschijnlijk dat sprake is van een stemmingsstoornis.”
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit de mishandeling? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Antwoord:
Gezien de diagnostische overwegingen lijkt mij geen sprake te zijn van beperkingen op cognitief
terrein.
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van de mishandeling mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
Antwoord:
Niet van toepassing.
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
Antwoord:
Niet van toepassing.
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
Antwoord:
Niet van toepassing.
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
Antwoord:
Niet van toepassing.