ECLI:NL:RBNHO:2020:8945

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 september 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
HAA 18/5487
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter wegens eerdere werkzaamheden bij een notariskantoor

Op 3 augustus 2020 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.H. Affourtit-Kramer, de rechter in de hoofdzaak met zaaknummer HAA 18/5487, die aanhangig is bij de Rechtbank Noord-Holland. Verzoekster stelt dat de rechter niet onpartijdig kan oordelen, omdat zij eerder stage heeft gelopen bij een notariskantoor dat betrokken zou zijn bij een geschil rondom haar perceel. De rechter heeft echter aangegeven dat zij geen professionele afstand zou hebben kunnen houden en dat zij de zaak onpartijdig kan behandelen. Tijdens de openbare zitting op 31 augustus 2020 is het verzoek behandeld, waarbij verzoekster aanwezig was, maar de rechter en de wederpartij niet. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen grond is voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig is. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er sprake is van misbruik van het rechtsmiddel wraking, omdat verzoekster te lichtvaardig tot wraking is overgegaan. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 september 2020.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer: HAA 18/5487
Beslissing van 7 september 2020
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. M.H. Affourtit-Kramer,
de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoekster heeft op 3 augustus 2020 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Bestuur Algemeen, locatie Haarlem, aanhangige zaak met als zaaknummer HAA 18/5487, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. De wederpartij in de hoofdzaak (de gemeente Medemblik) heeft eveneens schriftelijk gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 31 augustus 2020. Verzoekster, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoekster is verschenen. De rechter en de wederpartij in de hoofdzaak hebben van de geboden gelegenheid, met voorafgaand bericht, geen gebruik gemaakt.

2.Het standpunt van verzoekster

2.1
Verzoekster heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat – aangevoerd dat de rechter een aantal jaren werkzaam is geweest bij [naam kantoor] . Dit notariskantoor heeft het protocol van [naam notaris] onder zich. [naam notaris] is volgens verzoekster betrokken geweest bij de illegale opmaak van de akte waarin een deel van haar perceel aan een ander is toebedeeld. Nu de rechter geen blijk geeft van enige professionele afstand tot dit notariskantoor, kan zij de zaak van verzoekster niet onpartijdig beoordelen. Verzoekster heeft ter onderbouwing van haar standpunt een bericht overgelegd dat bij haar afscheid bij [naam kantoor] op internet is geplaatst. Verzoekster stelt voorts dat de (griffie van de) rechtbank Noord-Holland wederom bezig is haar te belemmeren in procedures c.q. een eerlijk proces te onthouden. Zij verzoekt de wrakingskamer haar zaak voor verdere behandeling naar een andere rechtbank te sturen.

3.De reactie van de rechter

3.1
De rechter heeft in reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat het klopt dat zij van augustus 2015 tot augustus 2017 stage heeft gelopen bij [naam kantoor] . Hoewel [naam kantoor] panden, de website en de Facebookpagina deelden, waren dit twee aparte bedrijven en teams. De rechter heeft gewerkt voor het advocatenteam en heeft geen onderdeel uitgemaakt van het team notarissen. Dat zij vanwege haar stage geen professionele afstand zou kunnen houden bij de behandeling van deze zaak bestrijdt de rechter dan ook, te meer nu zij haar stage inmiddels drie jaar geleden heeft afgerond.
De rechter geeft voorts aan dat zij notaris [naam notaris] niet kent. Daarnaast zou ook niet [naam kantoor] bij het opmaken van de betreffende akte betrokken zijn geweest, maar notaris [naam notaris] . Dat enkel het protocol van deze notaris [naam notaris] zou zijn ondergebracht bij [naam kantoor] is volgens de rechter een vergezocht verband.
De rechter stelt dat zij de zaak onpartijdig en professioneel kan behandelen.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets).
Het subjectieve oordeel van verzoekster is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2
Gesteld noch gebleken is dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
4.3
De wrakingskamer dient vervolgens te beoordelen of er omstandigheden zijn die grond geven voor het oordeel dat vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is, in die zin dat de objectieve toets grond voor wraking zou opleveren. De wrakingskamer neemt bij die beoordeling het volgende in aanmerking.
4.4
Niet in geschil is dat de rechter in het verleden stage heeft gelopen bij [naam kantoor] . De bezwaren van verzoekster zijn gericht op notaris [naam notaris] die volgens haar gelieerd was aan [naam kantoor] en daar een protocol onder heeft gebracht. Zelfs als daarvan al sprake zou zijn, dan kan daaruit niet geconcludeerd worden dat de vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is met name van belang dat verzoekster ter zitting heeft verklaard dat notaris [naam notaris] tot 2009 werkzaam is geweest als notaris en de rechter pas in augustus 2015 met haar stage bij [naam kantoor] begonnen is.
4.5
De feiten en omstandigheden die verzoekster ter onderbouwing van haar verzoek naar voren heeft gebracht, leveren dan ook geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
4.6
De rechtbank ziet voorts aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat gebleken is van misbruik van het rechtsmiddel wraking nu verzoekster te lichtvaardig tot wraking is overgegaan.
4.7
Gelet op het voorgaande bestaat er geen enkele aanleiding de zaak voor verdere behandeling naar een andere rechtbank te verwijzen.

5.Beslissing

De rechtbank
- wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen;
- beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
- beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. van Andel, voorzitter, mr. T.S. Röell en
mr. C.A.M. van der Heijden, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van
mr. M. Schaap-Huijsmans, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2020.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.