ECLI:NL:RBNHO:2020:8936

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
15-197016-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in een uitgaansomgeving met lichamelijk letsel als gevolg

Op 3 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 25 september 2017 in Santpoort-Noord, waar de verdachte het slachtoffer meerdere malen in het gezicht heeft gestompt. Het slachtoffer liep als gevolg van het geweld onder andere gebroken tanden en een hersenschudding op. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen was dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had opgelopen, maar dat er wel sprake was van openlijke geweldpleging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen. De officier van justitie had gevorderd tot een taakstraf van 150 uur, maar de rechtbank legde een taakstraf van 120 uur op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het delict. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte veroordeelde tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de impact van geweld in de uitgaansomgeving op de samenleving en het gevoel van veiligheid van slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-197016-17
Uitspraakdatum: 3 november 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hobbelink en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. V.H. Hammerstein, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 25 september 2017 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam en/of gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl [slachtoffer] op zijn knieën zat, althans op de grond zat/lag. terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 september 2017 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, althans in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, te weten de Hoofdstaat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door [slachtoffer] tegen het lichaam en/of gezicht te slaan en/of stompen en/of te schoppen en/of trappen, en/of meermalen, althans eenmaal, te schoppen en/of te trappen tegen het hoofd, terwijl [slachtoffer] op zijn knieën zat, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een dik en blauw oog en/of gescheurde lip en/of bloedneus en/of verwondingen bij het oog en/of afgebroken tanden, voor [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 25 september 2017 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal:
-te slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of tegen het lichaam en/of
-te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam en/of in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, terwijl die [slachtoffer] op zijn knieën zat, althans op de grond zat/lag.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair – voor het geval de rechtbank zal verklaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging - heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak ten aanzien van de primair ten laste gelegde poging doodslag
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat. Met dien verstande dat de rechtbank niet bewezen acht dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
3.3.3
Bewijsmotivering
De rechtbank stelt voorop dat iemand die deel uitmaakt van een groep die openlijk in vereniging geweld pleegt, strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor het geweld dat door andere leden van die groep wordt gepleegd. Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld (zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn). Beoordeeld zal moeten worden of de door verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte bevond zich op 25 september 2017 voor een café aan de Hoofdstraat in Santpoort-Noord. Verdachte is met één of meer vrienden/bekenden naar [slachtoffer] gelopen en heeft hem aangesproken in verband met een ruzie die eerder op de avond had plaatsgevonden. Nadat [slachtoffer] had aangegeven dat hij daarmee niets te maken wilde hebben en dat verdachte naar huis moest gaan, heeft verdachte hem meerdere vuistslagen in het gezicht gegeven. Vervolgens zijn meerdere personen op [slachtoffer] gedoken, die zich in het gevecht mengden. Een mededader heeft [slachtoffer] op enig moment, na het uitdelen van de eerste vuistslag door verdachte, een schop in het gezicht gegeven.
Door het slachtoffer in het gezicht te stompen heeft verdachte het openlijk geweld dat daarmee is aangevangen geïnitieerd en heeft daaraan een significante bijdrage geleverd. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging.
3.3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op
of omstreeks25 september 2017 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen,
althans in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, te weten de Hoofdstaat,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door [slachtoffer] tegen het
lichaam en/ofgezicht te
slaan en/ofstompen en
/ofte schoppen,
en/of trappen, en/of meermalen, althans eenmaal, te schoppen en/of te trappen tegen het hoofd, terwijl [slachtoffer] op zijn knieen zat,terwijl dit door hem gepleegde geweld
zwaar lichamelijk letsel, althansenig lichamelijk letsel, te weten een dik en blauw oog en
/ofgescheurde lip en
/ofbloedneus en
/ofverwondingen bij het oog en
/ofafgebroken tanden, voor [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om de door de officier van justitie gevorderde taakstraf aanzienlijk te matigen, vanwege het tijdsverloop van 3 jaar, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn proceshouding.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] . Verdachte heeft het slachtoffer meerdere malen in het gezicht gestompt. Een mededader heeft het slachtoffer in het gezicht geschopt. De rechtbank neemt als strafverzwarende factor in haar oordeel mee dat verdachte het feit heeft gepleegd in een uitgaansomgeving. Bovendien was verdachte ten tijde van het gepleegde feit onder invloed van alcohol. Geweld in het uitgaansleven heeft een enorme invloed op het veiligheidsgevoel van de samenleving in het algemeen en dat van slachtoffers van uitgaansgeweld in het bijzonder. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die van het voorval getuige waren. Daarnaast heeft hij met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, die als gevolg van het geweld onder meer gebroken tanden en een hersenschudding heeft opgelopen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring en de toelichting op de vordering benadeelde partij komt naar voren dat het slachtoffer nog geruime tijd de nadelige gevolgen van het voorval heeft ondervonden. Nadat hij zich fysiek wat beter was gaan voelen, bleek dat hij psychische klachten kreeg, bestaande uit paniekaanvallen en nachtmerries. Zijn gevoel van veiligheid in zijn eigen leefomgeving is aangetast. Na verwijzing door zijn huisarts is een Post Traumatische Stress Stoornis vastgesteld, waarvoor hij enige tijd behandeling heeft gehad. Verdachte is door zijn handelen hiervoor verantwoordelijk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
16 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een geweldsdelict of ander delict onherroepelijk is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 6 maart 2018 van
[reclasseringswerkster] als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland, waaruit blijkt dat er bij verdachte geen sprake is van problematiek waarmee bij de strafoplegging rekening zou moeten worden gehouden. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat en verdachte ziet in dat hij verkeerd heeft gehandeld.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de forse overschrijding van de redelijke termijn, nu verdachte reeds op 25 september 2017 in deze zaak in verzekering is gesteld. Hiermee is de redelijke termijn van twee jaar met meer dan een jaar overschreden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.538,- ingediend tegen verdachte wegens materiële (€ 2.288,26) en immateriële (€ 2.250,-) schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De vordering is voor zover het de materiële schade betreft niet betwist door de verdediging met uitzondering van de post ‘
toekomstige tandartskosten’. De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat van deze post slechts € 518,19 voor toewijzing in aanmerking komt, nu de benadeelde partij de dag voor de zitting aan de officier van justitie heeft meegedeeld dat hij (inmiddels) facings heeft en uit het dossier blijkt dat het plaatsen van facings door de tandarts is begroot op € 518,19, terwijl de overige toekomstige tandartskosten niet zijn gemaakt en ook niet met voldoende zekerheid is komen vast te staan dat deze in de toekomst zullen worden gemaakt.
De rechtbank is met inachtneming van het voorgaande van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 1.431,45 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 1.250,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: openlijk in vereniging geweld plegen] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 22c, 22d, 36f, 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
120 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor de dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering wordt gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.681,45, bestaande uit € 1.431,45 als vergoeding voor de materiële en € 1.250,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.681,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2017. Bepaalt de duur van de gijzeling op maximaal
36 dagenindien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 Sv niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
Mr. W.J. van Andel, voorzitter,
Mrs. E.C. Smits en M.M.J. de Jager, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.S. Clements en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 november 2020.
Mr. de Jager is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.