ECLI:NL:RBNHO:2020:8919

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
19-2984
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om actualisatie van omgevingsvergunning in verband met BBT-conclusie 36 uit de BREF IJzer- en Staalindustrie

Op 15 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat als eiser en de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland als verweerder. De zaak betreft een verzoek tot actualisatie van de omgevingsvergunning van Tata Steel IJmuiden B.V. naar aanleiding van BBT-conclusie 36 uit het BREF voor de IJzer- en Staalindustrie. Eiser had in 2017 een verzoek ingediend om de voorschriften van de omgevingsvergunning te actualiseren, maar verweerder weigerde dit in een besluit van 7 mei 2019. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het procesbelang van eiser is komen te vervallen, omdat het gevraagde onderzoek inmiddels door een derde partij is uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser instemde met het onderzoek en daarom geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk en er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak werd gedaan in het openbaar door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/2984
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 15 oktober 2020 in de zaak tussen

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, te Den Haag, eiser

(gemachtigde: mr. P.C. Cup),
en

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, verweerder

(gemachtigde: mr. R.T. de Grunt).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Tata Steel IJmuiden B.V., te IJmuiden
(gemachtigde: mr. P.H.J. van Aardenne).

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om de voorschriften bij de omgevingsvergunning van derde-partij te actualiseren in het licht van Best Beschikbare Techniek conclusie 36 (BBT-conclusie 36) uit het BBT Referentiedocument IJzer- en Staalproductie 2012, geweigerd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn voor eiser ter zitting verschenen [naam 1] , en [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn voor verweerder ter zitting verschenen ing. [naam 3] en [naam 4] . Derde-partij is verschenen bij [naam 5] ( [functie 1] ), en mr. [naam 6] ( [functie 2] ), bijgestaan door de gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Bij brief van 1 augustus 2017 heeft eiser bij verweerder op grond van artikel 2.29, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een verzoek neergelegd tot actualisatie van de omgevingsvergunning van derde-partij in verband met BBT-conclusie 36. In het verzoek staat:
“Bij deze verzoek ik u om de vergunning van Tata Steel te actualiseren in het licht van BBT-conclusie 36 van de BREF IJzer- en Staalindustrie.
In concreto verzoek ik u om aan Tata Steel een onderzoeksverplichting op te leggen tot het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek voor het bestrijden van de NOₓ-emissies van de pelletfabriek met een nageschakelde techniek, waarbij zowel een beschouwing van technische haalbaarheid van meerdere technieken wordt uitgevoerd alsook een kosteneffectiviteitsberekening wordt opgesteld conform bijlage 2 van het Activiteitenbesluit”.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder geweigerd om een verplichting tot het uitvoeren van een dergelijk onderzoek in de omgevingsvergunning van derde-partij op te nemen.
4. De rechtbank stelt vast dat derde-partij inmiddels een dergelijk onderzoek heeft uitgevoerd. Bij brief van 3 september 2020 is daarvan een onderzoeksrapport overgelegd. Eiser heeft in zijn brief van 1 oktober 2020 geschreven te verwachten dat verweerder op basis van dit onderzoek zal overwegen om voorschriften te gaan stellen die gebaseerd zijn op maatregelen die derde-partij dient te treffen bij de pelletfabriek voor het verlagen van de NOₓ-emissie. Nu eiser met voorgaande er blijk van heeft gegeven in te stemmen met het door derde-partij verrichte onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank in materieel opzicht voldaan aan het verzoek van eiser van 1 augustus 2017. Eiser heeft dan ook geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Om die reden is het beroep van eiser niet-ontvankelijk. Eventuele nadere besluitvorming door verweerder kan nu niet door de rechtbank worden beoordeeld.
5. Er bestaat geen aanleiding voor vergoeding van de proceskosten. Eiser heeft daar niet om verzocht en aan de rechtbank is het bestaan van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten ook niet gebleken. Evenmin bestaat aanleiding voor vergoeding van het griffierecht.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2020 door mr. J.H. Lange, voorzitter, en mr. J.J. Maarleveld en mr. J.M. Janse van Mantgem, leden, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier.
griffier
voorzitter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.