ECLI:NL:RBNHO:2020:8893

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2176
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake naheffingsaanslag en boetebeschikking

Op 6 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak te Haarlem, waarbij eiser, [X], beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst inzake een naheffingsaanslag en boetebeschikking. Eiser heeft op 29 april 2020 beroep ingesteld, maar heeft in het beroepschrift geen gronden vermeld, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft eiser op 12 juni 2020 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen, maar eiser heeft geen gronden ingediend en geen reden gegeven voor het verzuim. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2583

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, Centrale administratieve processen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 29 april 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 24 april 2020 inzake de naheffingsaanslag/boetebeschikking met nummer [#] .

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting. Dit beroep zien mede op de opgelegde boete. De rechtbank is van oordeel dat de vereisten van een behoorlijk proces niet nopen tot een behandeling ter zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 12 juni 2020 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Nader onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 13 juni 2020 is bezorgd en dat is getekend voor ontvangst.
4. Eiser heeft binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 6 november 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.