ECLI:NL:RBNHO:2020:8890

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3216
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 6 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen. Eiser had beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de Belastingdienst, maar heeft verzuimd het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 18 februari 2020 en 26 mei 2020 brieven heeft ingediend, die door de Belastingdienst als beroepschriften zijn aangemerkt en ter behandeling zijn doorgezonden. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 8:41 van de Awb het griffierecht binnen vier weken na de mededeling van de griffier betaald moet worden. Eiser heeft echter geen reactie gegeven op de herhaalde verzoeken van de griffier om het griffierecht te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht niet op tijd is betaald en dat er geen verontschuldiging is gegeven voor dit verzuim. Hierdoor zijn de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, in aanwezigheid van griffier M. van der Elst. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/3216 en 20/3217

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2020 in de zaken tussen

[X] , te [Z] , eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brieven van 18 februari 2020 en 26 mei 2020 tegen de uitspraken op bezwaar van verweerder van 12 februari 2020 en 13 februari 2020 tweede bezwaarschriften ingediend.
Verweerder heeft deze brieven aangemerkt als beroepschriften en bij brief van 5 juni 2020 op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere behandeling aan deze rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de bij de Awb behorende Regeling verlaagd griffierecht € 48. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 26 juni 2020 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 25 juli 2020 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 28 juli 2020 is bezorgd. Eiser heeft niet gereageerd.
4. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 6 november 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.