ECLI:NL:RBNHO:2020:8890
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
Op 6 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen. Eiser had beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de Belastingdienst, maar heeft verzuimd het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 18 februari 2020 en 26 mei 2020 brieven heeft ingediend, die door de Belastingdienst als beroepschriften zijn aangemerkt en ter behandeling zijn doorgezonden. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 8:41 van de Awb het griffierecht binnen vier weken na de mededeling van de griffier betaald moet worden. Eiser heeft echter geen reactie gegeven op de herhaalde verzoeken van de griffier om het griffierecht te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht niet op tijd is betaald en dat er geen verontschuldiging is gegeven voor dit verzuim. Hierdoor zijn de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, in aanwezigheid van griffier M. van der Elst. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.