ECLI:NL:RBNHO:2020:8886

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3329
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake griffierecht en procesverzuim

In deze zaak heeft [X] B.V. op 28 april 2020 een tweede bezwaarschrift ingediend tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, van 25 april 2020. De inspecteur heeft dit bezwaarschrift aangemerkt als beroepschrift en ter verdere behandeling aan de Rechtbank Noord-Holland doorgezonden. De rechtbank heeft op 6 november 2020 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat iemand die beroep instelt, op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht moet betalen. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 354. De griffier heeft eiseres bij brief van 4 juli 2020 in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen, maar eiseres heeft niet gereageerd. Een tweede aangetekende brief van 2 augustus 2020, waarin eiseres opnieuw werd verzocht het griffierecht te betalen, is op 5 augustus 2020 bezorgd, maar ook hierop heeft eiseres niet gereageerd.

De rechtbank concludeert dat eiseres het griffierecht niet op tijd heeft betaald en geen verontschuldiging voor dit verzuim heeft gegeven. Daarnaast heeft eiseres verzuimd om belangrijke documenten, zoals een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, en andere vereiste stukken over te leggen. De rechtbank heeft eiseres hierop gewezen, maar ook hierop is geen reactie gekomen.

Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3329

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2020 in de zaak tussen

[X] B.V., eiseres
(gestelde gemachtigde: M. Pol),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 28 april 2020 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 25 april 2020 een tweede bezwaarschrift ingediend bij verweerder.
Verweerder heeft dit aangemerkt als beroepschrift en bij brief van 29 juni 2020 op grond van
artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere behandeling aan deze
rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 354. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 4 juli 2020 eiseres in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiseres heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 2 augustus 2020 eiseres nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 5 augustus 2020 is bezorgd. Eiseres heeft niet gereageerd.
4. Eiseres heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Verder merkt de rechtbank op dat eiseres, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, in verzuim is geweest om een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, een machtiging, uittreksel uit het handelsregister, kopie van de statuten en het volledige adres van eiseres over te leggen. Bij aangetekend verzonden brief van 7 juli 2020 is eiseres gewezen op deze verzuimen en is zij verzocht om deze uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 8 juli 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiseres heeft niet gereageerd.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 6 november 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.