ECLI:NL:RBNHO:2020:8869

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
8127266 \ CV FORM 19-16595
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door luchtvaartmaatschappij en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een verzoek ingediend tegen TAP Air Portugal wegens compensatie voor een vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Brasilia via Lissabon op 13 februari 2018. De passagiers arriveerden met een vertraging van 17 uur en 56 minuten op hun eindbestemming, nadat ze hun aansluitende vlucht hadden gemist. Ze vroegen TAP om compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. TAP weigerde echter om compensatie te betalen, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de noodzaak om het vliegtuig ijsvrij te maken vanwege de lage temperatuur.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De rechter oordeelde dat TAP onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Hoewel TAP aannemelijk maakte dat het toestel ijsvrij moest worden gemaakt, was niet aangetoond dat zij geen invloed had op de verplichte inspectie en behandeling die als gevolg van de lage temperatuur diende plaats te vinden. De kantonrechter concludeerde dat TAP in beginsel compensatie verschuldigd was, omdat de passagiers met meer dan drie uur vertraging waren aangekomen op hun eindbestemming.

De rechter heeft het verzoek van de passagiers tot betaling van € 1.200,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente, toegewezen. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan de kant van de passagiers toegewezen. De kantonrechter heeft ook bepaald dat TAP de wettelijke rente over deze bedragen moet betalen, met uitzondering van de rente over de proceskosten die pas toewijsbaar is na betekening van de beschikking. De beslissing is genomen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8127266 \ CV FORM 19-16595
Uitspraakdatum: 28 oktober 2020
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2],
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink (EUclaim B.V.)
tegen
TAP Air Portugal,
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: TAP
gemachtigde: mr. P.C.X. de Leede

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 22 oktober 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 21 februari 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met TAP een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan TAP de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Lissabon naar Brasilia Airport, Brazilië op 13 februari 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Lissabon is met vertraging uitgevoerd, waarna de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en met een vertraging van 17 uur en 56 minuten op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van TAP verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
TAP heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken TAP te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 181,50 subsidiair € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 mei 2018;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat TAP vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.200,00. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door TAP van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
TAP betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier hebben de passagiers aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien TAP reageert met stukken ter staving van haar stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
Vast staat dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging zijn aangekomen op hun eindbestemming. Gelet hierop is TAP op grond van de Verordening in beginsel compensatie verschuldigd. Dit is anders indien TAP kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening). Bij de beoordeling hiervan geldt als uitgangspunt dat de Verordening een hoge mate van bescherming van de consument beoogt en restrictief moet worden uitgelegd.
4.4.
Ten aanzien van het beroep van TAP op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen of annuleringen te voorkomen. Buitengewone omstandigheden die zich op een voorafgaande vlucht hebben voorgedaan, kunnen in beginsel doorwerken op de vlucht in kwestie.
4.5.
TAP voert aan dat vlucht TP669 vertraagd is uitgevoerd doordat het vliegtuig dat de vlucht zou uitvoeren vanwege de lage temperatuur ijsvrij moest worden gemaakt voor vertrek. Het ijs- en sneeuwvrij maken van vliegtuigen voor vertrek is van absolute noodzaak voor de vliegveiligheid van winteroperaties en wordt verplicht door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), aldus TAP. Uiteindelijk vertrok de vlucht 55 minuten later dan gepland ten gevolge van de verplichte inspectie en het ijsvrij maken. De vlucht kwam hierdoor met een vertraging van 38 minuten aan in Lissabon. Het ijsvrij maken van een vliegtuig voorafgaand aan het vertrek van de vlucht bij temperaturen onder nul moet volgens TAP worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid, omdat TAP hier geen enkele invloed op kon uitoefenen. Temperaturen onder het vriespunt – en de de-icing inspectie en behandeling die in dat geval dienen plaats te vinden zijn omstandigheden die geheel buiten de invloedsfeer van TAP liggen. TAP kan niet anticiperen op de weersomstandigheden, noch kan zij invloed uitoefenen op het weer. Evenmin heeft zij invloed op de procedure die in dat geval dient te worden toegepast, aldus nog steeds TAP.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat TAP voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het toestel vanwege het winterweer moest worden ontdaan van ijs. Uit het vluchtrapport en het ‘Daily Movements’ rapport volgt dat de gehele vertrekvertraging te wijten is aan de-icing maatregelen. De passagiers betwisten dit niet, maar stellen zich op het standpunt dat het verplicht de-icen van een toestel geen buitengewone omstandigheid kan vormen. Aangezien de vlucht in februari plaatsvond kon het winterse weer niet als een verrassing zijn gekomen, aldus de passagiers. De kantonrechter begrijpt dat het in het kader van de vliegveiligheid van belang is dat het toestel ijsvrij wordt gemaakt en dat TAP geen invloed kan uitoefenen op de temperatuur, maar niet gebleken is dat TAP geen invloed heeft kunnen uitoefenen op de verplichte inspectie en behandeling die dient plaats te vinden als gevolg van de lage temperatuur. TAP heeft immers niet onderbouwd door wie de verplichte inspectie heeft plaatsgevonden, waarom de inspectie en behandeling niet tijdig voor de uitvoering van de vlucht konden plaatsvinden en waarom TAP geen invloed heeft (gehad) op de te volgen procedure. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter dan ook van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter komt niet toe aan de vraag of TAP alle redelijke maatregelen heeft genomen.
4.7.
Nu TAP voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal het verzoek tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht, worden toegewezen.
4.8.
De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. TAP heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het primair verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van indiening van het A-formulier, nu niet is gesteld of gebleken op welke datum deze kosten verschuldigd zijn geworden.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van TAP omdat deze ongelijk krijgt. De verzochte rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 7 mei 2018, omdat TAP ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.11.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
4.12.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt TAP tot betaling aan de passagiers van € 1.381,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 13 februari 2018 en over € 181,50 vanaf 22 oktober 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt TAP tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 231,00 aan griffierecht en € 180,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt TAP tot betaling van € 90,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open