In deze zaak hebben de passagiers een verzoek ingediend tegen TAP Air Portugal wegens compensatie voor een vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Brasilia via Lissabon op 13 februari 2018. De passagiers arriveerden met een vertraging van 17 uur en 56 minuten op hun eindbestemming, nadat ze hun aansluitende vlucht hadden gemist. Ze vroegen TAP om compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. TAP weigerde echter om compensatie te betalen, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de noodzaak om het vliegtuig ijsvrij te maken vanwege de lage temperatuur.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De rechter oordeelde dat TAP onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Hoewel TAP aannemelijk maakte dat het toestel ijsvrij moest worden gemaakt, was niet aangetoond dat zij geen invloed had op de verplichte inspectie en behandeling die als gevolg van de lage temperatuur diende plaats te vinden. De kantonrechter concludeerde dat TAP in beginsel compensatie verschuldigd was, omdat de passagiers met meer dan drie uur vertraging waren aangekomen op hun eindbestemming.
De rechter heeft het verzoek van de passagiers tot betaling van € 1.200,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente, toegewezen. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan de kant van de passagiers toegewezen. De kantonrechter heeft ook bepaald dat TAP de wettelijke rente over deze bedragen moet betalen, met uitzondering van de rente over de proceskosten die pas toewijsbaar is na betekening van de beschikking. De beslissing is genomen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.