In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en TAP Air Portugal, de luchtvaartmaatschappij. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met TAP voor een vlucht van Funchal via Porto naar Amsterdam op 4 april 2017, die echter geannuleerd werd. De passagier arriveerde uiteindelijk met een vertraging van 3 uur en 31 minuten op Amsterdam-Schiphol. De passagier verzocht TAP om compensatie van € 400,00, alsook om betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. TAP betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden.
De kantonrechter oordeelde dat TAP haar verweer te laat had ingediend en dat de annulering niet kon worden gerechtvaardigd door de door TAP aangevoerde weersomstandigheden. De rechter concludeerde dat TAP in beginsel gehouden was om de compensatie te betalen, omdat er geen sprake was van buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden. De kantonrechter wees het verzoek van de passagier tot betaling van de hoofdsom en de wettelijke rente toe, evenals een deel van de buitengerechtelijke incassokosten, maar wees het verzoek om hogere kosten af. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, omdat TAP ongelijk kreeg. De beschikking werd openbaar uitgesproken en er stond geen hoger beroep open.