ECLI:NL:RBNHO:2020:8868

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
7631978 \ CV FORM 19-3687
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en buitengerechtelijke kosten in luchtvaartclaim

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en TAP Air Portugal, de luchtvaartmaatschappij. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met TAP voor een vlucht van Funchal via Porto naar Amsterdam op 4 april 2017, die echter geannuleerd werd. De passagier arriveerde uiteindelijk met een vertraging van 3 uur en 31 minuten op Amsterdam-Schiphol. De passagier verzocht TAP om compensatie van € 400,00, alsook om betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. TAP betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden.

De kantonrechter oordeelde dat TAP haar verweer te laat had ingediend en dat de annulering niet kon worden gerechtvaardigd door de door TAP aangevoerde weersomstandigheden. De rechter concludeerde dat TAP in beginsel gehouden was om de compensatie te betalen, omdat er geen sprake was van buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden. De kantonrechter wees het verzoek van de passagier tot betaling van de hoofdsom en de wettelijke rente toe, evenals een deel van de buitengerechtelijke incassokosten, maar wees het verzoek om hogere kosten af. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, omdat TAP ongelijk kreeg. De beschikking werd openbaar uitgesproken en er stond geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7631978 \ CV FORM 19-3687
Uitspraakdatum: 28 oktober 2020
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier], wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink (EUclaim)
tegen
TAP Air Portugal,
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. P.C.X. de Leede

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 22 maart 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 12 juni 2019;
  • schriftelijke reactie aan de zijde van de passagiers, ingekomen ter griffie op 18 december 2019;
  • schriftelijke reactie aan de zijde van TAP, ingekomen ter griffie op 15 april 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Funchal (Portugal) via Porto (Portugal) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 4 april 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. De passagiers is omgeboekt en via Lissabon naar Amsterdam-Schiphol gevlogen waar de passagier met een vertraging van 3 uur en 31 minuten is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 400,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 90,75 subsidiair € 72,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 2 juni 2017 tot de datum van betaling van de kosten;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagier is geannuleerd, zodat TAP op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien TAP kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.4.
TAP voert aan dat de annulering van de vlucht is veroorzaakt door slechte weersomstandigheden, namelijk sterke wind variërend tussen 15-19 knopen met windstoten tot maximaal 27 knopen. Voor de vliegroute over baan 5 geldt een maximale windkracht van 15 knopen met windstoten van maximaal 25 knopen. Dit betekent dat er sprake was van een overschrijding van de geldende windlimieten hetgeen noodzakelijkerwijs heeft moeten leiden tot de annulering van de vlucht. Vervolgens voert TAP bij dupliek voor het eerst aan dat de vlucht in kwestie is geannuleerd, omdat de voorafgaande vlucht vanwege weersomstandigheden niet in Funchal kon landen. Slechte weersomstandigheden zijn omstandigheden die geheel buiten de invloedssfeer van TAP liggen. TAP kan niet anticiperen op de weersomstandigheden, noch kan zij enig invloed uitoefenen op het weer, aldus TAP.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat het verweer van TAP (uiteindelijk) is dat de voorafgaande vlucht vanwege de weersomstandigheden niet in Fuchal kon landen, waarna ook de vlucht in kwestie is geannuleerd. In eerste instantie heeft TAP aangevoerd dat de vlucht in kwestie vanwege de sterke wind niet kon vertrekken. TAP heeft haar verweer aangepast nadat de passagier de door TAP overgelegde producties heeft betwist, nader heeft toegelicht en het vermoeden heeft geuit dat de annulering van de vlucht te maken moet hebben gehad met de voorafgaande vlucht. TAP geeft vervolgens aan de onderhavige zaak nogmaals te hebben geanalyseerd en komt –met de passagier- tot de conclusie dat de vlucht in kwestie is geannuleerd als gevolg van slechte weersomstandigheden tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht. TAP had dat verweer echter in eerste instantie bij verweerschrift moeten voeren. Nu zij dat niet heeft gedaan, wordt haar verweer op dit punt als tardief gepasseerd. Aangezien niet is gebleken dat de vlucht is geannuleerd als gevolg van slechte weersomstandigheden tijdens de oorspronkelijke vertrektijd van de vlucht komt de kantonrechter tot de conclusie dat geen sprake is van buitengewone omstandigheden zodat aan de vraag of TAP alle redelijke maatregelen heeft genomen niet wordt toegekomen.
4.6.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal het verzoek tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht, worden toegewezen.
4.7.
De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als niet weersproken toewijsbaar.
4.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagier kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het primair verzochte bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het verzochte bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 72,60 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van indiening van het A-formulier, nu niet is gesteld of gebleken op welke datum deze kosten verschuldigd zijn geworden.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van TAP omdat deze ongelijk krijgt. De verzochte rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 2 juni 2017, omdat de vervoerder ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.10.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.
4.11.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 472,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 400,00 vanaf 4 april 2017 en over € 72,60 vanaf 22 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 81,00 aan griffierecht en € 240,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 60,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open