In deze zaak heeft Partou B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde sub 2] c.s. wegens onbetaalde facturen voor kinderopvang. De overeenkomst tussen Partou en [gedaagde sub 2] c.s. liep van 1 maart 2019 tot 23 oktober 2019, waarbij Partou een factuur van € 697,33 heeft gestuurd voor de opvang van hun kind. [gedaagde sub 2] c.s. heeft de factuur niet betaald en voert aan dat er mondelinge afspraken zijn gemaakt over het niet verschuldigd zijn van ouderbijdrage tijdens de vakantie van het kind. De kantonrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor deze afspraak en dat de vordering van Partou tot betaling van de factuur toewijsbaar is.
Daarnaast heeft [gedaagde sub 2] c.s. een tegenvordering ingesteld, stellende dat Partou tekort is geschoten in haar zorgplicht, wat zou hebben geleid tot schade. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde sub 2] c.s. niet voldoende heeft aangetoond dat Partou tekort is geschoten en dat er geen causaal verband is tussen de gestelde tekortkomingen en de geleden schade. De tegenvordering wordt afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde sub 2] c.s. De kantonrechter heeft de vordering van Partou toegewezen en de tegenvordering afgewezen.