ECLI:NL:RBNHO:2020:8844

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
7531335 \ CV EXPL 19-1896
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie vordering passagiers luchtvaartmaatschappij na vertraging vlucht door weersomstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Hurghada naar Amsterdam op 9 augustus 2018. De passagiers vorderden een totaalbedrag van € 4.800,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Corendon heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht verhinderden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers gemachtigd waren om de procedure te voeren, maar heeft passagier sub 3 niet-ontvankelijk verklaard omdat deze geen minderjarig kind was. De rechter heeft vervolgens geoordeeld dat Corendon voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van de weersomstandigheden en dat deze omstandigheden doorwerkten op de vlucht. De vordering van de passagiers is afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van de passagiers gesteld. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 21 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7531335 \ CV EXPL 19-1896
Uitspraakdatum: 21 oktober 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
pro se en in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers voor
3. [passagier sub 3] , 4. [passagier sub 4] , 5. [passagier sub 5] , 6. [passagier sub 6] , 7. [passagier sub 7]en
8.
[passagier sub 8],
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde M.W. de Keijzer (DAS)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen Corendon
gemachtigde S.G. Basarat

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 5 februari 2019 een vordering tegen Corendon ingesteld. Corendon heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Corendon een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Corendon een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Corendon de passagiers diende te vervoeren van Hurghada (Egypte) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 9 augustus 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Corendon gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Corendon heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagiers zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Corendon bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 4.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 605,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Corendon vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Corendon betwist de vordering. Op haar verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Corendon voert primair aan dat de passagiers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering aangezien zij geen ondergetekende machtiging hebben overgelegd waaruit volgt dat DAS Rechtsbijstand als gemachtigde wordt aangewezen. De kantonrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 80 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de kantonrechter verlangen dat de gemachtigde een schriftelijke volmacht overlegt waaruit blijkt dat zij inderdaad bevoegd is om de passagiers te vertegenwoordigen. Aangezien DAS in de onderhavige procedure de boekingsbevestiging, boekingsbescheiden en e-mailcorrespondentie tussen passagiers en Corendon heeft overgelegd - die door de passagiers aan DAS zijn verzonden - ziet de kantonrechter geen aanleiding om te twijfelen aan de bevoegdheid van DAS Rechtsbijstand om de passagiers te vertegenwoordigen. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan dit verweer.
5.3.
Voorts voert Corendon aan dat de passagiers sub 3 tot en met sub 8 niet-ontvankelijk zijn, omdat de machtiging van de kantonrechter verwijst naar een procedure van de passagiers tegen Corendon International Travel B.V. Tevens bevat de stempel waarin toestemming door de kantonrechter wordt verleend een datum voor de daadwerkelijke uitvoering van de vlucht te weten 3 januari 2018 terwijl de vluchtdatum 9 augustus 2018 was. Daarom kan niet worden aangenomen dat de toestemming op de onderhavige procedure ziet, aldus Corendon. De kantonrechter overweegt dat uit de machtiging volgt dat deze op 27 december 2018 door de rechtbank Overijsel, locatie Almelo is ontvangen. Voorts is de (concept)dagvaarding van de onderhavige zaak waarin naar de vlucht van 9 augustus 2018 wordt verwezen bijgevoegd bij het verzoek. De kantonrechter acht dan ook aannemelijk dat sprake is van een verschrijving van de kantonrechter en dat de machtiging daadwerkelijk op 3 januari 2019 is afgegeven. Daarnaast was de betreffende kantonrechter er van op de hoogte dat het een procedure tegen Corendon Dutch Airlines betreft aangezien dit ook in de bijgevoegde (concept)dagvaarding is vermeld. Derhalve ziet de kantonrechter geen aanleiding om de passagiers sub 3 tot en met sub 8 niet-ontvankelijk te verklaren.
5.4.
Vervolgens voert Corendon aan dat passagier sub 3 niet-ontvankelijk is, aangezien passagier sub 3 geen minderjarig kind is, ook niet ten tijde van de uitvoering van de vlucht, terwijl wel een machtiging van de kantonrechter is verzocht. Nergens blijkt uit dat door passagier 3 toestemming is verleend aan passagier sub 1 en sub 2 om namens hem op te treden. De passagiers hebben dit niet betwist. De kantonrechter volgt dan ook het niet-ontvankelijkheidsverweer van Corendon en verklaart passagier sub 3 niet-ontvankelijk is zijn vordering.
5.5.
Corendon voert tevens aan dat passagier sub 8 niet-ontvankelijk is aangezien zij tijdens de uitvoering van de vlucht nog geen jaar oud was en derhalve gratis reisde op de schoot van de ouders. Op passagiers die gratis reizen is de Verordening niet van toepassing, aldus Corendon. De passagiers hebben dit niet betwist. Dit leidt tot de vaststelling dat voor het minderjarige kind geen ticket is aangeschaft en zij gratis heeft gereisd. Uit artikel 3 lid 3 volgt dat in dat geval de Verordening niet van toepassing is. De gevorderde compensatie ten aanzien van passagier sub 8 zal dan ook worden afgewezen.
5.6.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers met vertraging is uitgevoerd, zodat Corendon op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Corendon kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.7.
In punt 14 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen. In punt 15 van de considerans van de Verordening staat dat er geacht dient te worden sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen of annuleringen te voorkomen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval ook aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden - behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht - dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot annulering (of langdurige vertraging) van de vlucht leidden.
5.8.
Corendon voert aan dat de passagiers geen recht hebben op compensatie op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Vlucht CND218 maakt onderdeel uit van de rotatievlucht CND217-218 Amsterdam-Hurghada-Amsterdam. De voorafgaande vlucht stond gepland om te vertrekken om 13:55 UTC en is vanwege de slechte weersomstandigheden pas om 16:13 UTC vertrokken, waarna het om 21:20 UTC is aangekomen in Hurghada. Op 9 augustus 2018 was er in Amsterdam en de rest van Europa sprake van ongunstige weersomstandigheden. Er was sprake van hevige regenval, zware windstoten en zomerse stormen. Vanwege de heftige windstoten heeft het KNMI voor die dag code oranje afgegeven in Nederland. Dit weer heeft voor vertragingen gezorgd. Het was voor vliegtuigen lastig of zelfs niet mogelijk om te vertrekken of landen, aldus Corendon. De voorafgaande vlucht kreeg vanwege het slechte weer een nieuwe slottijd opgelegd. Voorts heeft de vlucht verdere vertraging opgelopen vanwege het vluchtniveau FL310 waarop gevlogen moest worden. Uiteindelijk is de voorafgaande vlucht met een vertraging van 2 uur en 55 minuten in Hurghada aangekomen. Door de vertraging van de voorafgaande vlucht als gevolg van het weer en de toestemming van de luchtverkeersleiding die vervolgens is vereist om terug te vliegen werd de vluchtvertraging te lang en kon in verband met de Flight Duty Period (hierna: FDP) het toestel niet terug naar Amsterdam. Van te voren was nog niet bekend dat niet teruggevlogen kon worden naar Amsterdam dan wel een andere locatie in Europa, omdat dit afhankelijk is van de weersomstandigheden, de snelheid van de ‘turnaround’ op Hurghada en de vliegtijden. Het meenemen van een reservecrew op de heenvlucht was geen optie, omdat deze reservecrew zich aan dezelfde FDP moet houden, aldus Corendon. Corendon heeft vervolgens nog gezocht naar uitwijkmogelijkheden op andere luchthavens door bijvoorbeeld op Keulen te vliegen en een nieuwe crew daarheen te laten komen om zo binnen de FDP te blijven en te voldoen aan de verplichte rusttijd. Het weer was echter dusdanig slecht dat door Amsterdam OCC en de gezagvoerder van het toestel is besloten niet met een crew die de hele dag heeft gevlogen onder deze omstandigheden terug te vliegen. Dit besluit werd genomen in verband met veiligheidsrisico’s. Corendon heeft tot op het laatste moment gewacht op weerberichten voor het geval het mogelijk zou zijn alsnog veilig in Europa te landen binnen de FDP. Daarom waren de passagiers al aan boord, was het toestel al getankt en de bagage geplaatst, aldus nog steeds Corendon.
5.9.
De kantonrechter is van oordeel dat Corendon voldoende heeft aangetoond dat de uitvoering van vlucht CND217 is gehinderd door de slechte weersomstandigheden en daaropvolgende CTOT’s. De kantonrechter overweegt dat een CTOT kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag, in de zin van paragraaf 15 van de Considerans. Gelet op de formulering van paragraaf 15 van de Considerans wordt een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag vermoed een buitengewone omstandigheid op te leveren. Tevens heeft Corendon voldoende aangetoond dat door de vertraging van vlucht CND217 de crew bij de uitvoering van vlucht CND218, mede vanwege de aanhoudende slechte weersomstandigheden, de FDP zou overschrijden. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan de stelling van de passagiers dat tal van andere vluchten, die te maken kregen met dezelfde weersomstandigheden, op het moment van wachten wel naar Amsterdam (en elders in Europa) zij vertrokken. Corendon heeft immers gemotiveerd onderbouwd dat het gelet op de weersomstandigheden in combinatie met de overschrijding van de FDP niet verantwoord zou zijn geweest om de vlucht uit te voeren in verband met de vliegveiligheid. Hierdoor kon vlucht CND218 pas de volgende dag, na het in acht nemen van de verplichte rusttijd worden uitgevoerd.
5.10.
Voor de beoordeling van het onderhavige geval is de vraag of de buitengewone omstandigheden kunnen doorwerken. De passagiers stellen hiertoe dat vlucht CND218 los moet worden gezien van vlucht CND217. Corendon had dan maar voldoende buffer in moeten bouwen om dergelijke omstandigheden op te vangen, aldus de passagiers. De kantonrechter is echter van oordeel dat buitengewone omstandigheden die zich op de voorafgaande vlucht hebben voorgedaan, in beginsel doorwerken op de vlucht in kwestie. Corendon heeft voldoende aangetoond dat de vertraging van CND217 direct effect heeft gehad op de uitvoering van vlucht CND218. Deze vluchten zijn immers onderdeel van de rotatievlucht Amsterdam-Hurghada-Amsterdam. Van Corendon kan niet worden verwacht dat zij een buffer inbouwt tussen de uitvoering van de vluchten om een dusdanig lange vertraging op te vangen. Corendon heeft bovendien voldoende aannemelijk gemaakt dat zij geen reservecrew tot haar beschikking had op Hurghada en dat ook het meenemen van een reservecrew geen optie was, omdat de reservecrew ook de FDP zou overschrijden. Naar het oordeel van de kantonrechter werken de buitengewone omstandigheden dan ook door op de onderhavige vlucht. Immers kon vlucht CND218 pas de volgende dag worden uitgevoerd, omdat de crew de verplichte rusttijd in acht diende te nemen, als gevolg van de nieuwe CTOT’s die naar aanleiding van de slechte weeromstandigheden aan de voorafgaande vlucht zijn opgelegd.
5.11.
Uit hetgeen hiervoor is besproken volgt dat Corendon alle redelijke matregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te beperken. Corendon heeft zich ingespannen om vlucht CND218 alsnog op 9 augustus 2018 uit te voeren en uitwijkmogelijkheden naar andere luchthavens onderzocht, maar vanwege veiligheidsredenen is daar op het laatste moment van afgezien. De vordering van de passagiers op grond van artikel 7 van de Verordening zal dan ook worden afgewezen.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. De nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Corendon worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart passagier sub 3 niet-ontvankelijk in zijn vordering
6.2.
wijst de vorderingen van passagiers sub 1, sub 2 en passagiers sub 4 tot en met sub 8 af;
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Corendon worden vastgesteld op een bedrag van € 600,00 aan salaris van de gemachtigde van Corendon;
6.4.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 120,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Corendon worden gemaakt;
6.5.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter