ECLI:NL:RBNHO:2020:8842

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
7442922 CV EXPL 19-53 en 7447710 CV EXPL 19-178
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatievordering passagiers tegen luchtvaartmaatschappij wegens vluchtvertraging door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben een groep passagiers een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens compensatie voor een aanzienlijke vertraging van hun vlucht CND218 van Hurghada naar Amsterdam op 9 augustus 2018. De passagiers, die ook minderjarige kinderen vertegenwoordigden, eisten compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De passagiers arriveerden 17 uur en 18 minuten later dan gepland en stelden dat Corendon hen compensatie verschuldigd was, conform artikel 7 van de Verordening.

Corendon betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht verhinderden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Corendon voldoende bewijs heeft geleverd dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van deze omstandigheden, en dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De rechter oordeelde dat de passagiers geen recht hadden op compensatie, omdat de vertraging niet te wijten was aan de luchtvaartmaatschappij, maar aan externe factoren die buiten haar controle lagen.

De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Corendon. Dit vonnis benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving met betrekking tot luchtreizen en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in situaties van buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknrs/rolnrs.: 7442922 CV EXPL 19-53 en 7447710 CV EXPL 19-178
Uitspraakdatum: 14 oktober 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] en

2. [passagier sub 2]beiden pro se en handelend in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[minderjarige 1], allen wonende te [woonplaats] ,
3. [passagier sub 3]en
4. [passagier sub 4],
beiden pro se en handelend in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[minderjarige 2]en
[minderjarige 3], allen wonende te [woonplaats] ,
5. [passagier sub 5]en
6. [passagier sub 6],
beiden pro se en handelend in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[minderjarige 4]en
[minderjarige 5], allen wonende te [woonplaats] ,
7. [passagier sub 7]wonende te [woonplaats] ,
8. [passagier sub 8]wonende te [woonplaats] ,
9. [passagier sub 9]pro se en handelend in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van
[minderjarige 6]en
[minderjarige 7] , allenwonende te [woonplaats] ,
10. [passagier sub 10]wonende te [woonplaats] ,
11. [passagier sub 11]wonende te [woonplaats] ,
12. [passagier sub 12]wonende te [woonplaats] ,
13. [passagier sub 13]wonende te [woonplaats] , pro se en handelend in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van
[minderjarige 8], wonende te [woonplaats] en
[minderjarige 9] ,wonende te [woonplaats]
14. [passagier sub 14]wonende te [woonplaats] ,
15. [passagier sub 15]wonende te [woonplaats] ,
16. [passagier sub 16]wonende te [woonplaats] ,
17. [passagier sub 17]wonende te [woonplaats] ,
18. [passagier sub 18]wonende te [woonplaats] ,
19. [passagier sub 19]wonende te [woonplaats] ,
20. [passagier sub 20]pro se en handelend in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[minderjarige 10], beiden wonende te [woonplaats] ,
21. [passagier sub 21]en
22. [passagier sub 22],
beiden pro se en handelend in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van
[minderjarige 11] en [minderjarige 12], allen wonende te [woonplaats] ,
23. [passagier sub 23]wonende te [woonplaats] ,
24. [passagier sub 24]en
25. [passagier sub 25]beiden pro se en handelend in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van
[minderjarige 13], allen wonende te [woonplaats] ,
26. [passagier sub 26]en
27. [passagier sub 27],
beiden pro se en handelend in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van
[minderjarige 14], allen wonende te [woonplaats] ,
eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Flight Claim
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
hierna te noemen: Corendon,
gemachtigde: S.G. Basarat,

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 20 december 2018 een vordering tegen Corendon ingesteld. Vervolgens hebben de passagiers bij meerdere aktes de verleende machtigingen van de kantonrechter(s) inzake de vorderingen van de minderjarige kinderen overgelegd.
1.2.
Corendon heeft schriftelijk geantwoord. De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Corendon een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.
1.3.
De zaak met rolnummer 7442922 CV EXPL 19-53 is ambtshalve gevoegd met de zaak met rolnummer 7447710/ CV EXPL 19-178.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Corendon een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Corendon de passagiers diende te vervoeren van Hurghada naar Amsterdam met vluchtnummer CND218 op 9 augustus 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers zijn 17 uur en 18 minuten later op de eindbestemming te Amsterdam aangekomen dan oorspronkelijk gepland, te weten op 10 augustus 2018 om 21:03 lokale tijd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Corendon gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Corendon heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagiers zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Corendon bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 24.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 1.815,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Corendon vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,- per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Corendon betwist de vordering. Corendon voert aan dat de passagiers sub 24 en sub 25 niet-ontvankelijk zijn in hun vordering aangezien niet is gebleken dat zij over een bevestigde boeking beschikten en zich tijdig bij de luchthaven hebben gemeld.
4.2.
Corendon voert voorts aan dat de passagiers geen recht hebben op compensatie op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Vlucht CND218 maakt onderdeel uit van de rotatievlucht CND217-218 Amsterdam-Hurghada-Amsterdam. De voorafgaande vlucht stond gepland om te vertrekken om 13:55 UTC en is vanwege de slechte weersomstandigheden pas om 16:13 UTC vertrokken, waarna het om 21:20 UTC is aangekomen in Hurghada. Op 9 augustus 2018 was er in Amsterdam en de rest van Europa sprake van ongunstige weersomstandigheden. Er was sprake van hevige regenval, zware windstoten en zomerse stormen. Vanwege de heftige windstoten heeft het KNMI voor die dag code oranje afgegeven in Nederland. Dit weer heeft voor vertragingen gezorgd. Het was voor vliegtuigen lastig of zelfs niet mogelijk om te vertrekken of te landen. De voorafgaande vlucht kreeg vanwege het slechte weer een nieuwe slottijd opgelegd. Voorts heeft de vlucht verdere vertraging opgelopen vanwege het vluchtniveau FL310 waarop gevlogen moest worden. Uiteindelijk is de voorafgaande vlucht met een vertraging van 2 uur en 55 minuten in Hurghada aangekomen. Door de vertraging van de voorafgaande vlucht als gevolg van het weer en CTOT (Calculated Take Off Time) werd de vluchtvertraging te lang en kon in verband met de Flight Duty Period (hierna: FDP) het toestel niet terug naar Amsterdam. Van te voren was nog niet bekend dat niet teruggevlogen kon worden naar Amsterdam dan wel een andere locatie in Europa, omdat dit afhankelijk is van de weersomstandigheden, de snelheid van de ‘turnaround’ op Hurghada en de vliegtijden. Het meenemen van een reservecrew op de heenvlucht was geen optie, omdat deze reservecrew zich aan dezelfde FDP moet houden. Corendon heeft vervolgens nog gezocht naar uitwijkmogelijkheden op andere luchthavens door bijvoorbeeld op Keulen te vliegen en een nieuwe crew daarheen te laten komen om zo binnen de FDP te blijven en te voldoen aan de verplichte rusttijd. Het weer was echter dusdanig slecht dat door Amsterdam OCC en de gezagvoerder van het toestel is besloten niet met een crew die de hele dag heeft gevlogen onder deze omstandigheden terug te vliegen. Dit besluit werd genomen in verband met veiligheidsrisico’s. Corendon heeft tot op het laatste moment gewacht op weerberichten voor het geval het mogelijk zou zijn alsnog veilig in Europa te landen binnen de FDP. Daarom waren de passagiers al aan boord, was het toestel al getankt en de bagage geplaatst. Corendon heeft voorts getracht de passagiers door middel van inhuur te vervoeren naar Amsterdam. In verband met het hoogseizoen en de weersomstandigheden waren er echter geen inhuurmogelijkheden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ten aanzien van het niet-ontvankelijkheidsverweer van Corendon met betrekking tot passagiers sub 24 en sub 25 overweegt de kantonrechter als volgt. Uit het arrest van het Hof van 24 oktober 2019 (C‑756/18) volgt dat een vordering tot compensatie niet mag worden geweigerd louter op de grond dat de passagiers niet hebben aangetoond, aan de hand van een instapkaart, dat zij zich bij de incheckbalie hebben gemeld. Dit tenzij de luchtvaartmaatschappij heeft aangetoond dat de passagiers niet met de vertraagde vlucht zijn vervoerd. Corendon heeft niet aangetoond dat de passagiers niet zijn meegevlogen met de vlucht. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan het niet-ontvankelijkheidsverweer van Corendon.
5.3.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers met vertraging is uitgevoerd, zodat Corendon op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Corendon kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.4.
In punt 14 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen. In punt 15 van de considerans van de Verordening staat dat er geacht dient te worden sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen of annuleringen te voorkomen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval ook aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden - behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht - dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot annulering (of langdurige vertraging) van de vlucht leidden.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat Corendon voldoende heeft aangetoond dat de uitvoering van vlucht CND217 is gehinderd door de slechte weersomstandigheden en daaropvolgende CTOT’s. De kantonrechter overweegt dat een CTOT kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag, in de zin van paragraaf 15 van de Considerans. Gelet op de formulering van paragraaf 15 van de Considerans wordt een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag vermoed een buitengewone omstandigheid op te leveren. Tevens heeft Corendon voldoende aangetoond dat door de vertraging van vlucht CND217 de crew bij de uitvoering van vlucht CND218, mede vanwege de aanhoudende slechte weersomstandigheden, de FDP zou overschrijden. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan de stelling van de passagiers dat de slechte weersomstandigheden niet de vertraging van de vlucht tot gevolg hadden, aangezien andere vliegtuigmaatschappijen wel over dezelfde gebieden zijn gevlogen, ondanks de weersomstandigheden. Corendon heeft immers gemotiveerd onderbouwd dat het, gelet op de weersomstandigheden in combinatie met de overschrijding van de FDP tijdens de uitvoering van de vlucht, niet verantwoord zou zijn geweest om de vlucht uit te voeren in verband met de vliegveiligheid. Hierdoor kon vlucht CND218 pas de volgende dag, na het in acht nemen van de verplichte rusttijd, worden uitgevoerd.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat buitengewone omstandigheden die zich op de voorafgaande vlucht hebben voorgedaan, in beginsel doorwerken op de vlucht in kwestie. Corendon heeft voldoende aangetoond dat de vertraging van CND217 direct effect heeft gehad op de uitvoering van vlucht CND218. Deze vluchten zijn immers onderdeel van de rotatievlucht Amsterdam-Hurghada-Amsterdam. Vlucht CND218 kon pas op 10 augustus 2018 worden uitgevoerd, omdat de crew de verplichte rusttijd in acht diende te nemen, als gevolg van de vertraging van vlucht CND217. Corendon heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij geen reservecrew tot haar beschikking had op Hurghada en dat ook het meenemen van een reservecrew de vertraging niet zou hebben beperkt. Van Corendon kan niet worden verwacht dat zij een reservecrew gereed heeft staan op elke luchthaven waarop zij vliegt. Naar het oordeel van de kantonrechter werken de buitengewone omstandigheden dan ook door op de onderhavige vlucht.
5.7.
Voorts is de kantonrechter van oordeel dat Corendon voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. Corendon heeft zich ingespannen om vlucht CND218 alsnog op 9 augustus 2018 uit te voeren en zij heeft uitwijkmogelijkheden naar een andere luchthaven onderzocht, vanwege veiligheidsredenen is daar op het laatste moment van afgezien. Voorts heeft Corendon gezocht naar inhuurmogelijkheden bij andere luchtvaartmaatschappijen. Gelet op het hoogseizoen en de weersomstandigheden is dit niet gelukt. De vordering van de passagiers op grond van artikel 7 van de Verordening zal dan ook worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. De nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Corendon worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Corendon worden vastgesteld op een bedrag van € 960,00 aan salaris van de gemachtigde van Corendon;
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 120,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Corendon worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten- van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter