3.3.2.Bewijsoverweging
Op 4 februari 2019 werd een in werking zijnde, zeer professioneel ingerichte hennepkwekerij met grote aantallen hennepplanten/hennepplantstekken, verdeeld over meerdere kweekruimtes, aangetroffen in een bedrijfsruimte aan het [adres 2] te Zaandam. Dit pand werd gehuurd door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . In het aangrenzende pand, [adres 3] te Zaandam, dat werd gehuurd door medeverdachte [medeverdachte] , werd op de begane grond een afgesloten ruimte aangetroffen, waarin zich een zogenoemde hennep-droogruimte (hennepdrogerij) bevond. Tevens werd in deze afgesloten ruimte een voertuig op naam van medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen, een witte bestelauto, met in de open laadbak diverse zakken met gedroogde henneptoppen, met een totaalgewicht van 14,3 kilo. De bovenste etage van [adres 3] werd bewoond door verdachte en haar toenmalige levenspartner medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte werkte in het bedrijf van medeverdachte [medeverdachte] , genaamd [bedrijf] . De stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij in [adres 2] werd illegaal afgenomen. Volgens de aangifte van Liander waren de zegels van de hoofdaansluitkast verbroken en was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt die, buiten de meter om, naar de kwekerij liep en deze voorzag van elektriciteit. Ook de watervoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij op dat adres werd illegaal afgenomen. Uit de aangifte van PWN blijkt dat de watermeter was verwijderd en dat in de kruipruimte van [adres 2] , waar die watermeter zich hoort te bevinden, met een ijzeren passtuk een open verbinding met het (water)leidingnet was gemaakt, waardoor er geen registratie van verbruikt water plaatsvond.
Verdachte heeft ter terechtzitting en tegenover de politie verklaard dat zij als enige verantwoordelijk is voor de aangetroffen hennepkwekerij; zij heeft de hennepkwekerij alleen opgebouwd, ingericht en onderhouden. Voorts heeft zij verklaard dat zij wist dat de elektriciteit en het water, ten behoeve van de kwekerij, werd gestolen. Voorts heeft verdachte verklaard dat de 14,3 kilo hennep, aangetroffen in de laadbak van de witte bestelauto in [adres 3] , afkomstig is van (de oogst van) een van de kweekruimtes in [adres 2] .
Gelet op de mate van professionaliteit van de hennepkwekerij, en de omvang daarvan, zoals blijkend uit de bewijsmiddelen, is de rechtbank echter van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat, naast verdachte, ook een of meer anderen bij de exploitatie van deze hennepkwekerij betrokken zijn geweest.
Gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de beschikbare stukken ziet de rechtbank zich in de onderhavige zaak voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte zich samen met haar medeverdachte [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de ten laste gelegde feiten.
Daarbij stelt de rechtbank voorop dat medeverdachte [medeverdachte] , blijkens de in de bewijsmiddelen opgenomen huurovereenkomsten, de enige huurder was van [adres 3] en dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] de medehuurder was van [adres 2] . Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hadden een relatie en woonden samen boven in het pand aan het [adres 3] . Beide panden werden niet onderverhuurd en werden volgens verdachte en medeverdachte [medeverdachte] gebruikt voor het bedrijf van [medeverdachte] , waarin, zoals hiervoor aangegeven, ook verdachte werkzaam was.
Het is een algemene ervaringsregel dat de huurder en/of de bewoner van een pand dat niet wordt onderverhuurd, wetenschap heeft van wat zich in dat pand bevindt en welke activiteiten daarin worden verricht.
De rechtbank ziet in deze zaak geen reden om van deze ervaringsregel af te wijken. Weliswaar was ten aanzien van de panden [adres 3] en [adres 2] sprake van een medebewoner respectievelijk een medehuurder, maar die persoon betrof telkens de levensgezel van verdachte, was de eigenaar van het bedrijf waar ook verdachte voor werkte en voor welk bedrijf de panden volgens verdachte en haar medeverdachte ook werden gebruikt.
Hier komt bij dat in de laadbak van het voertuig van medeverdachte [medeverdachte] , de witte bestelauto, in [adres 3] 14,3 kilo aan henneptoppen is aangetroffen, afkomstig uit [adres 2] . Verdachte had (en heeft) niet de beschikking over een rijbewijs en medeverdachte [medeverdachte] heeft tegenover de politie verklaard dat hij degene is geweest die deze auto in de betreffende ruimte – die ten tijde van de inval door de politie afgesloten was – heeft gereden.
Voorts betrekt de rechtbank in haar overwegingen dat medeverdachte [medeverdachte] tijdens de inval door de politie heeft verklaard, dat de afgesloten ruimte (waarin later zijn witte bestelauto en de hennepdrogerij zijn aangetroffen) een spuitcabine was en dat er een gespoten voertuig stond te drogen. Hij verklaarde verder dat hij van deze ruimte geen sleutel had en vroeg de politie om enkele uren later terug te komen, omdat de auto dan wel droog zou zijn. Deze verklaring is, gelet op de bevindingen van de ter plaatse aanwezige verbalisanten (die een slotenmaker hebben ingeschakeld) dat er weliswaar een voertuig stond maar dat dit geen gespoten voertuig dat stond te drogen betrof, evident onjuist. Ook constateerden de verbalisanten dat er in de ruimte in het geheel geen afzuiginstallatie aanwezig was, zoals gebruikelijk is in een autospuiterij. Ook was er geen gereedschap aanwezig dat in autospuiterijen pleegt te worden gebruikt. De rechtbank kan de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] ter plaatse dan ook niet anders duiden dan als een poging de politie te misleiden en de waarheid te bemantelen.
Gelet op de genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, komt de rechtbank tot het bewijs dat verdachte samen met haar medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk de hennepkwekerij heeft geëxploiteerd en dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan zowel het medeplegen van het opzettelijk telen van hennep (de kwekerij in [adres 2] ) als het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep (de 14,3 kilo in [adres 3] ), zoals ten laste gelegd onder feit 1.
Nu verdachte en haar medeverdachte [medeverdachte] samen, als partners in het bedrijf en als levensgezellen, de kwekerij hebben geëxploiteerd en de stroom en het water ten behoeve van die kwekerij illegaal werd afgenomen, kan het naar het oordeel van de rechtbank ook redelijkerwijs niet anders zijn dan dat verdachte en haar medeverdachte – als zijnde de gezamenlijke exploitanten van de kwekerij – die (onder de feiten 2 en 3 ten laste gelegde) gekwalificeerde diefstallen “in vereniging” hebben gepleegd.
Dat medeverdachte [medeverdachte] , als enige eigenaar van [bedrijf] , de contractspartij van zowel Liander als PWN, niets van deze diefstallen zou hebben geweten, is niet geloofwaardig.
3.3.3.Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
zij op 4 februari 2019 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld 732 hennepplanten en 45 moeder hennepplanten en 1907 hennepplantstekken
zij op 4 februari 2019 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 14,3 kilogram hennep;
Feit 2
zij op 4 februari 2019 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, toebehorende aan Liander, waarbij verdachten het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
Feit 3
zij op 4 februari 2019 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid water, toebehorende aan PWN, waarbij verdachten het weg te nemen goed onder hun bereik heeft gebracht door middel van braak.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.