ECLI:NL:RBNHO:2020:8813
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak in Haarlemmermeer
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak in de gemeente Haarlemmermeer. Eiser, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 266.000 voor het kalenderjaar 2019. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van € 175.000, waarbij hij verwees naar een vergelijkbaar pand dat een hogere waarde had vanwege een dakopbouw.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de waardematrix die door de verweerder was overgelegd, voldoende onderbouwing bood voor de vastgestelde waarde. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar de rechtbank concludeerde dat hij behoorlijk was uitgenodigd. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de vergelijking met andere referentieobjecten, niet overtuigend geacht.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wet waardering onroerende zaken, waarbij de waarde van de onroerende zaak moet worden bepaald op basis van de waarde in het economische verkeer. De rechtbank heeft benadrukt dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast heeft voldaan en dat de vastgestelde waarde gerechtvaardigd was op basis van de beschikbare gegevens.