ECLI:NL:RBNHO:2020:8801

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
8549540
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en tegenvordering wegens schade en huur

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door K.W.A. van der Meer, een vordering ingesteld tegen Uptown Advertising B.V. wegens onbetaalde facturen voor schoonmaak- en montagewerkzaamheden aan reclamedoeken. Eiser vordert een bedrag van € 4.277,36, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. Uptown heeft de vordering betwist en een tegenvordering ingesteld van € 4.374,90 wegens schade aan een reclamemast en € 980,10 voor huur van een opslaglocatie. De kantonrechter heeft op 4 november 2020 uitspraak gedaan. De rechter oordeelt dat Uptown haar verweer niet voldoende heeft onderbouwd en dat de vordering van eiser toewijsbaar is. De kantonrechter wijst de tegenvordering van Uptown af, omdat deze onvoldoende onderbouwd is. De proceskosten komen voor rekening van Uptown, die ongelijk krijgt in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8549540 \ CV EXPL 20-2348 (IL/WT)
Uitspraakdatum: 4 november 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende en zaak doende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: K.W.A. van der Meer, gerechtsdeurwaarder te Alkmaar
tegen
de besloten vennootschap Uptown Advertising B.V.
gevestigd te Alkmaar
gedaagde
verder te noemen: Uptown
gemachtigde: mr. R.F. Gorter, advocaat te Alkmaar

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 26 mei 2020 een vordering tegen Uptown ingesteld. Uptown heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. [eiser] heeft vervolgens nog schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
1.2.
Op 7 oktober 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De vordering

2.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter Uptown veroordeelt tot betaling van € 4.277,36, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 3.619,65 vanaf 26 mei 2020 tot aan de dag van algehele betaling. Ook vordert [eiser] veroordeling van Uptown in de proceskosten, een bedrag aan nakosten daaronder begrepen.
2.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij in opdracht en voor rekening van Uptown in de periode juni 2019 tot en met januari 2020 schoonmaak- en montagewerkzaamheden heeft verricht onder bijlevering van materialen. Het betrof het schoonmaken dan wel plaatsen van reclamedoeken op de reclamezuilen van Uptown op diverse locaties. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [eiser] van toepassing. [eiser] heeft voor deze werkzaamheden aan Uptown zijn facturen gezonden voor een totaalbedrag van € 7.798,45. Uptown heeft op deze facturen in mindering voldaan € 4.178,80, zodat [eiser] nog een pro resto bedrag te vorderen heeft van € 3.619,65. Ondanks herhaalde aanmaning weigert Uptown tot volledige betaling van de facturen over te gaan. Uptown is hiermee in verzuim geraakt en is daardoor ook buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd (€ 486,97). Daarnaast is de wettelijke handelsrente verschuldigd vanaf de vervaldata van de facturen (€ 170,74).

3.Het verweer en de tegenvordering

3.1.
Uptown betwist de vordering (gedeeltelijk). Zij voert daartoe – kort samengevat – het volgende aan. Uptown ontwikkelt advertentiemogelijkheden langs het Nederlandse wegennet. Medio 2017 heeft Uptown de werkzaamheden voor het monteren van reclamedoeken aan [eiser] aangeboden. Tijdens het kennismakingsgesprek is met [eiser] een vaste prijs van € 160,00 per zijde van de reclamemast afgesproken, inclusief voorrijkosten, het demonteren van het doek en het monteren van het nieuwe doek. Ten aanzien van de reclamemasten aan de A1/A28 en A7 zijn andere afspraken gemaakt.
3.2.
Uptown voert aan dat [eiser] facturen heeft gestuurd die niet overeenkomen met de gemaakte prijsafspraken. Verder is er sprake van facturen die niet te herleiden zijn en niet overeenkomen met de door [eiser] gefactureerde weeknummers. Uptown heeft de facturen gedeeltelijk betaald, te weten het bedrag waarover afspraken zijn gemaakt. Uptown stelt de overige bedragen niet verschuldigd te zijn.
3.3.
Uptown maakt verder bezwaar tegen de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten.
3.4.
Uptown vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van € 4.374.90 ter zake van schade en van € 980,10 ter zake van huur, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW en met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als niet binnen 14 dagen na het vonnis deze kosten aan Uptown zijn voldaan.
3.5.
Zij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij door toedoen van [eiser] schade heeft geleden aan een reclamemast van Uptown. Verder is [eiser] zijn afspraak niet nagekomen met betrekking tot betaling van een gedeelte van de huur, te weten € 90,00 per maand, voor een opslaglocatie in Stompetoren.
3.6.
[eiser] betwist de tegenvordering. Hij heeft nimmer erkend de door Uptown gestelde schade aan de reclamemast(en) te hebben veroorzaakt. Uptown heeft hem hiervoor ook nimmer aansprakelijk gesteld, laat staan herstel van de schade gevorderd. Verder betwist [eiser] de gestelde overeenkomst met betrekking tot de huur van de opslaglocatie. Hierover is geen enkele afspraak gemaakt. Hij heeft ook nooit een bedrag van € 90,00 aan Uptown betaald.
3.7.
Voor zover van belang zal op de standpunten van partijen hierna bij de beoordeling nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

de vordering
4.1.
Vast staat dat [eiser] in opdracht van Uptown schoonmaak- en montagewerkzaamheden heeft verricht aan verschillende reclamemasten. [eiser] heeft hiervoor de gefactureerde prijs in rekening gebracht. Uptown stelt dat zij met [eiser] voor zijn werkzaamheden een andere, vaste prijs van € 160,00 per zijde van de reclamemast heeft afgesproken en dat voor de reclamemasten aan de A1/A28 en A7 andere prijsafspraken zijn gemaakt.
4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Uptown haar verweer niet voldoende gespecificeerd en onderbouwd. Uptown heeft nagelaten duidelijk te stellen welke facturen van [eiser] zij ten aanzien van de prijs betwist, tot welk bedrag zij die facturen betwist en om welke reden. Op vragen van de kantonrechter over de factuur van [eiser] van 27 december 2019 heeft Uptown bijvoorbeeld gesteld dat deze niet verschuldigd is omdat er een verkeerd bedrag is gefactureerd, namelijk € 480,00 voor de werkzaamheden aan de mast aan de A7 terwijl dat € 360,00 per zijde had moeten zijn. Daarmee betwist zij ten aanzien van die factuur dus (slechts) € 120,00, terwijl van die factuur € 798,60 niet is betaald. Uptown heeft daar verder geen verklaring voor gegeven, noch haar verweer nader onderbouwd, ook niet ten aanzien van de afwijkende prijsafspraken.
4.3.
Uptown heeft verder gesteld, op vragen van de kantonrechter, dat zij geen beroep op verrekening doet. Volgens Uptown is zij de gefactureerde bedragen overigens niet verschuldigd. Het is de kantonrechter onduidelijk waarom Uptown geen beroep op verrekening doet. Voor zover zij meent dat haar betalingsverplichting is komen te vervallen vanwege haar tegenvordering, is dat rechtens onjuist. Dit verweer wordt daarom ook als onvoldoende onderbouwd verworpen.
4.4.
De conclusie is dat de vordering van [eiser] in hoofdsom zal worden toegewezen.
4.5.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.6.
De wettelijke handelsrente is, als niet weersproken, toewijsbaar zoals gevorderd.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van Uptown, omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij wordt Uptown ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt.
de tegenvordering
schade
4.8.
Uptown stelt dat zij schade ad € 4.374,90 heeft geleden door toedoen van [eiser] . Het gaat om een schade die volgens Uptown is ontstaan aan een bord tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door [eiser] . Uptown heeft de stelplicht en zo nodig bewijslast op dit punt (150 Rv).
4.9.
Uptown heeft gesteld dat zij de schade omstreeks 24 oktober 2019 heeft ontdekt en dat het niet anders kan zijn dan dat de schade door [eiser] is veroorzaakt. Immers, het bord was in 2017 onbeschadigd en [eiser] is de enige partij die daar werkzaamheden verricht. Bovendien heeft [eiser] tegen de heer [naam] van Uptown verklaard dat hij de schade heeft veroorzaakt en deze bij zijn verzekeringsmaatschappij zou claimen, aldus steeds Uptown.
4.10.
[eiser] betwist dat hij of zijn personeel de schade hebben veroorzaakt en dat hij aldus tegen de heer [naam] heeft verklaard. Volgens [eiser] is het mogelijk dat externe omstandigheden of derden de schade hebben veroorzaakt. Verder stelt [eiser] dat hij nooit aansprakelijk is gesteld voor deze schade.
4.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Uptown haar stellingen tegenover het gemotiveerde verweer van [eiser] onvoldoende onderbouwd. Zonder nadere onderbouwing kan de kantonrechter niet aannemen dat de schade daadwerkelijk door [eiser] is veroorzaakt. Dat blijkt niet uit de foto’s, ook niet in combinatie met de omstandigheid dat het bord in 2017 niet beschadigd was. Dit deel van de vordering is als onvoldoende onderbouwd dus niet toewijsbaar. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
huur
4.12.
Uptown stelt daarnaast dat zij met [eiser] heeft afgesproken dat hij een bijdrage van € 90,00 per maand zou betalen voor de huur van een opslagruimte. Volgens Uptown is deze opslagruimte op verzoek van [eiser] elders gehuurd en zou [eiser] de meerkosten van € 90,00 per maand aan haar vergoeden. Ook op dit punt heeft Uptown de stelplicht en zo nodig bewijslast (artikel 150 Rv).
4.13.
De kantonrechter is van oordeel dat Uptown haar stellingen op dit onderdeel evenmin voldoende heeft onderbouwd. [eiser] heeft betwist dat de gestelde afspraak is gemaakt. Dan ligt het op de weg van Uptown haar stelling nader te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Daarbij komt dat ter zitting is gebleken dat [eiser] , anders dan Uptown heeft gesteld, de door Uptown berekende kosten (productie 8 van Uptown) niet heeft betaald, maar dat dit bedrag zonder enige toelichting door Uptown is verrekend met de factuur van [eiser] van 12 juni 2019. Van een erkenning door [eiser] is dus ook geen sprake. De kantonrechter acht dit deel van de vordering van Uptown daarom, als onvoldoende onderbouwd, niet toewijsbaar, waardoor aan bewijslevering niet wordt toegekomen.
tweede schade
4.14.
Uptown stelt dat zij schade heeft geleden als gevolg van een onjuiste bevestiging van een doek door [eiser] . Zij heeft aan die stelling geen vordering verbonden, dus dit onderdeel hoeft geen verdere bespreking.
conclusie
4.15.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Uptown zal afwijzen.
4.16.
De proceskosten komen voor rekening van Uptown. Gelet op de samenhang met de zaak van de vordering worden de proceskosten van de tegenvordering op nihil begroot.

5.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
5.1.
veroordeelt Uptown tot betaling aan [eiser] van € 4.277,36, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.619,65 vanaf 26 mei 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt Uptown tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 87,99
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 480,00;
5.3.
veroordeelt Uptown tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
de tegenvordering
5.5.
wijst de vordering af;
5.6.
veroordeelt Uptown tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter