ECLI:NL:RBNHO:2020:8788

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
7456904 \ CV EXPL 19-377
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens vertraging van hun vlucht van Ohrid naar Amsterdam op 15 mei 2018. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vlucht had meer dan drie uur vertraging opgelopen, en de passagiers eisen een schadevergoeding van € 2.528,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De vervoerder, Corendon, betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slecht weer tijdens de voorafgaande vlucht. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Corendon niet voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg was van deze omstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op hun eindbestemming en dat Corendon in beginsel gehouden is tot compensatie, tenzij zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten, en heeft Corendon veroordeeld tot betaling van in totaal € 2.900,80 aan de passagiers. Dit vonnis is uitgesproken op 21 oktober 2020 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7456904 \ CV EXPL 19-377
Uitspraakdatum: 21 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2.
[passagier sub 2] ,wonende te [woonplaats]
3. [passagier sub 3]wonende te [woonplaats]
4. [passagier sub 4]wonende te [woonplaats]
5. [passagier sub 5]wonende te [woonplaats]
6. [passagier sub 6]wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R. Bos (Aviclaim)
tegen
de besloten vennootschap
Corendon Dutch Airlines B.V.
te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. S.G. Basarat

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 13 december 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Bij vonnis van 15 januari 2020 heeft de kantonrechter Corendon de gelegenheid geboden voor mondelinge behandeling. Corendon heeft haar verzoek tot mondelinge behandeling voor de zitting van 29 september 2020 echter ingetrokken.
1.4.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Ohrid naar Amsterdam op 15 mei 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.528,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 mei 2018, althans vanaf de datum van ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 377,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 mei 2018, althans vanaf de datum van ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente; - de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Voorts vorderen passagiers sub 3 en sub 4 op grond van artikel 9 van de Verordening € 128,00 voor kosten gemaakt voor een hotelovernachting.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op haar verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Corendon voert aan dat passagier sub 3 niet-ontvankelijk is aangezien niet is gebleken dat passagier sub 3 over een bevestigde boeking beschikt. De kantonrechter overweegt als volgt. Uit het arrest van het Hof van 24 oktober 2019 (C‑756/18) volgt dat een vordering tot compensatie niet mag worden geweigerd louter op de grond dat de passagiers niet hebben aangetoond, aan de hand van een instapkaart, dat zij zich bij de incheckbalie hebben gemeld. Dit tenzij de luchtvaartmaatschappij heeft aangetoond dat de passagiers niet met de vertraagde vlucht zijn vervoerd. Niet gesteld noch gebleken is dat passagier sub 3 niet is meegevlogen met de vlucht. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan dit verweer van Corendon.
5.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming. Gelet daarop is Corendon in beginsel gehouden de passagiers te compenseren, tenzij Corendon op grond van artikel 5, lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden. Dergelijke omstandigheden kunnen zich op grond van punt 14 van de Considerans onder meer voordoen in geval van slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen.
5.4.
Corendon voert aan dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door slecht weer tijdens de voorafgaande vlucht. De voorafgaande vlucht kon door extreem harde wind niet landen op de luchthaven van Ohrid. De gezagvoerder heeft toen de beslissing genomen uit te wijken naar de luchthaven van Tirana (Albanië). Het toestel is vervolgens, toen door de luchtverkeersleiding werd bevestigd dat de weersomstandigheden op de luchthaven van Ohrid voldoende verbeterd waren, om 20:54 uur UTC vertrokken naar Ohrid. Bij het naderen van Ohrid kon het toestel echter opnieuw niet landen in verband met slecht weer. Na ongeveer één uur om 22:00 uur UTC ontving de bemanning de bevestiging dat de wind binnen de limieten viel en het toestel kon landen. De voorafgaande vlucht is om 22:17 uur UTC geland te Ohrid. De vlucht stond oorspronkelijk gepland te vertrekken om 19:00 uur UTC en is uiteindelijk om 22:55 uur UTC vertrokken naar Schiphol, waar het toestel om 01:36 uur UTC is aangekomen.
5.5.
De passagiers stellen dat vertraging op de eindbestemming met name is ontstaan doordat de voorafgaande vlucht, om onbekende redenen, met een vertraging van twee uur, om 18:30 uur lokale tijd, vanuit Amsterdam-Schiphol Airport is vertrokken. Door deze vertraging kwam het toestel pas na zonsondergang aan bij Ohrid en was alleen ‘runway’ 1 beschikbaar, zodat geen visual approach mogelijk was en de limieten van bijvoorbeeld windsnelheid veel kleiner zijn. Indien Corendon op tijd was begonnen met de vluchtuitvoering, dan had zij de landing kunnen inzetten voor zonsondergang en waren de windsnelheden binnen de limieten gebleven, aldus de passagiers. De passagiers hebben ter onderbouwing van hun stellingen producties overgelegd. Corendon heeft hierop onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de voorafgaande vlucht al met een vertraging van twee uur is vertrokken. De kantonrechter verwerpt dan ook dit verweer van Corendon. Voorts heeft Corendon de stelling van de passagiers dat de voorafgaande vlucht tijdig had kunnen landen indien de voorafgaande vlucht tijdig zou zijn vertrokken niet weersproken. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Corendon weliswaar met de door haar overgelegde METAR data voldoende onderbouwd dat er op 15 mei 2018 bij nadering van de luchthaven sprake was van zodanige harde wind (boven de limiet) dat er niet geland kon worden op de luchthaven van Ohrid, zodat de gezagvoerder ervoor heeft gekozen uit te wijken naar Tirana. Niet gesteld noch gebleken is dat het toestel ook niet zou kunnen landen indien het toestel tijdig vanuit Amsterdam-Schiphol Airport was vertrokken. Corendon heeft dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van weersomstandigheden. Aangezien niet is gebleken van buitengewone omstandigheden die de vertraging van de voorafgaande vlucht hebben veroorzaakt en doorwerken op de onderhavige vlucht komt de kantonrechter niet toe aan de vraag of Corendon alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken.
5.6.
Corendon heeft de door passagiers sub 3 en sub 4 gevorderde additionele kosten niet weersproken zodat deze eveneens voor toewijzing gereed liggen. Met dien verstande dat uit de bijgevoegde productie volgt dat de passagiers een bedrag van € 123,00 hebben voldaan voor de hotelovernachting. De kantonrechter zal dan ook slechts een bedrag van € 123,00 toewijzen.
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, nu de passagiers niet hebben gesteld op welke datum de buitengerechtelijke incassokosten zijn betaald.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van Corendon, omdat deze ongelijk krijgen. De nakosten komen voor rekening van Corendon, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.900,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.523,00 vanaf 15 mei 2018, en over € 377,80 vanaf 13 december 2018, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,68;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 420,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 105,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter