Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Schade en aansprakelijkheid(…)11.6 Verhuurder is niet aansprakelijk voor schade toegebracht aan de persoon of goederen van huurder (…) in geval van vermindering van huurgenot ten gevolge van gebreken (…).(…)11.8 Verhuurder is niet aansprakelijk voor bedrijfsschade van huurder (…) of voor gebreken die zijn ontstaan doordat huurder zijn onderhoudsplicht niet is nagekomen.11.9 Het gestelde in 11.6 en 11.8 ten aanzien van de bedrijfsschade geldt niet bij schade als gevolg van grove schuld of ernstige nalatigheid van verhuurder ten aanzien van de staat van het gehuurde of van het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt. Evenmin geldt het gestelde in 11.6 en 11.8 ten aanzien van bedrijfsschade, indien de schade het gevolg is van een gebrek aan het gehuurde dat verhuurder bij het aangaan van de huurovereenkomst kende of had behoren te kennen, tenzij het gaat om gebreken waarvan huurder op de hoogte was of had kunnen zijn door zijn onderzoek als omschreven in 4, welk gebrek alsdan tussen partijen niet als een gebrek kan worden beschouwd.”
“De vorige lekkage heeft veel schade aangericht, veel spullen zijn niet meer te gebruiken, alles is nat. Ik vroeg mij af of ik de gegevens van de verzekering kan krijgen aangezien mijn verzekering daarom vroeg.”
“Onze onderhoudsman [voornaam] is bij u langsgekomen om de problematiek te verhelpen, echter u was niet aanwezig op het afgesproken tijdstip waardoor lang gewacht moest worden voordat aan de werkzaamheden kon worden begonnen. Gezien de dame in de winkel geen toegang tot de bovenverdiepingen heeft is uitsluitend van buitenaf op het dak werk verricht.Zou u ons van een aantal foto’s van de nog bestaande lekkage willen doen toekomen? Gezien het de afgelopen week nog niet geregend heeft zou de lekkage misschien een andere oorzaak kunnen hebben.”
“Dank voor uw bemiddeling bij deze vervelende kwestie. Wij stellen uw optreden op prijs.N.a.v. uw e-mail bericht van vrijdag 16 februari jl. bericht ik u als volgt.Zoals onze advocaat aan de advocaat van dhr. [eiser] heeft laten weten zijn wij akkoord onder 2 voorwaarden:- ontvangst betalingEUR60.000,--uiterlijk zondag 18 februari 2018 12:00;- partijen verlenen elkaar over en weer finale kwijting en verklaren over en weer niets meer aan elkaar verschuldigd te zijn.(…)”
€ 60.000,00 heeft overgemaakt.
“Na een controle uitgevoerd te hebben aan het pand aan de [adres 1] hebben wij geconstateerd dat er flink wat punten op te noemen zijn die met achterstallig onderhoud te maken hebben. Dit heeft met name te maken met de dak constructie, hier zal dan ook grondig naar gekeken moeten worden en definitieve oplossingen uitgevoerd moeten worden. Ook hebben wij geconstateerd dat er behoorlijk wat vocht plekken her en der aanwezig zijn, ook dit zal goed bekeken moeten worden waardoor deze ontstaan zijn.”.
“De heftige regenval van de afgelopen maand heeft opnieuw tot extra schade aan de winkelinventaris geleid.”.
€ 74.012,25. Ook heeft deze belangenbehartiger van [eiser] melding gemaakt van een opkoper van een deel van de voorraad. Verder heeft [eiser] op verzoek van Dekra twee facturen van Cheap B.V. die zien op de aankoop van de goederen verstrekt. De factuur van 2 januari 2017 bedraagt € 36.075,00 exclusief BTW en de factuur van 7 januari 2017 bedraagt € 43.325,00 exclusief BTW, gezamenlijk € 79.400,00.
“(…)Tijdens de opname zijn geen lekkages geconstateerd. Op diverse plaatsen zijn wel sporen en schaden veroorzaakt door lekkages nog zichtbaar. Onder andere is dit nog goed te constateren op de vloerbedekking, laminaat, van de begane grondvloer maar ook de diverse sporen op de dakconstructie en gevelmetselwerk.De lekkages kunnen een aantal oorzaken hebben. Aangezien de toegepaste materialen, dakpannen, folie en bitumen, nog in goede staat zijn, behoudens de hiervoor genoemde gebreken, lijkt ons achterstallig onderhoud niet de enige oorzaak van de lekkages. De oorzaak van de lekkages dient ons inziens ook gezocht te worden in de gebrekkige cq. niet correct uitgevoerde detaillering van de verschillende materialen, gebouwonderdelen. (…)Op dit moment is het pand niet geheel wind- en waterdicht wat ten nadele is van de bedrijfsvoering van de huidige gebruiker.(…)”
“(…) Ik heb aangewezen waar de waterschade is ontstaan. Ik had allerlei dozen staan tegen de wand op de eerste verdieping. Het is de wand, direct aan de zijde waar je met de trap naar boven gaat. Daar had ik een hoeveelheid dozen staan met verkoopwaar. Deze dozen stonden opgestapeld in één rij tot aan het plafond. De lekkage kwam vanuit het plafond. Dus dat betekent dat het water van de bovenste, zeg maar de zolderverdieping, is gekomen. Er kwam heel veel water uit het plafond. Het rare is dat er bijna geen sporen meer te zien zijn. Als ik het ging drogen dan zie je echt bijna niets. Op de vloer kunt u nog wel zien dat er sporen van water zichtbaar zijn. Ik kwam zo één keer per twee a drie weken hier op de eerste verdieping.(…) Op uw vraag kan ik antwoorden dat ik de beschadigde winkelwaar heb gekocht bij Cheap B.V. (…) De goederen zijn gekocht eind 2016 begin 2017. (…) Op uw vraag kan ik antwoorden dat ik contant heb betaald. (…)Op uw vraag kan ik antwoorden dat ik de beschadigde goederen tot vorige week nog heb gehad. Ik heb ze toen allemaal weggegooid. (…) Ook heb ik telefoonhoesjes en andere dingen weggegeven aan mensen. Ik heb verder alles weggegooid. Ik heb geen bewijs van het weggooien van de spullen. Een gedeelte van de spullen kon destijds ook verkocht worden aan een opkoper. Ik heb echter nooit meer iets van Dekra gehoord”
“Gezien het vorenstaande, kan als resultaat van de ingestelde technische expertise en reconstructie daarbij gelet op de inhoud van de afgelegde verklaring, de gedane mededelingen, en overlegde beeldmateriaal worden gesteld dat:- (…)- de waterschade recent deels zijn verholpen door het middels PUR afdichten van naden en kieren opde aansluiting van de houten dakconstructie en de achtergevel;- gedurende de ingestelde technische expertise middels een schouw en een reconstructie isvastgesteld dat indien binnengedrongen regenwater langs de achtergevel het pand zou zijnbinnengedrongen regenwater langs de achtergevel het pand zou zijn ingestroomd, dit niet tot(water)schade boven het plafond en/of op de lager gelegen verdiepingen kan hebben geleid. Waterdat binnen langs de achtergevel naar beneden stroomt, blijft namelijk achter de op de 1e verdiepingaanwezige voorzetwand zo is vastgesteld;- de lekkage op de 1e verdieping aan de middenvoorzijde van het pand zeker niet afkomstig kan zijnvan het binnendringen van water via de achtergevel. Dit slechts een gevolg zou kunnen zijn van eenlekkage elders aan het dak van het pand;- vanuit de separate cv-ruimte op de 1e verdieping water via de plankenvloer naar de winkelruimteop de begane grond kan zijn gestroomd;- geen sporen zijn aangetroffen welke erop duiden dat water vanuit de cv-ruimte naar de vloer op de1e verdieping is gestroomd. Gelet op de in de cv-ruimte aanwezige plankenvloer en deaanwezigheid van verhoogde drempels lijkt dit ook niet mogelijk;- water dat vanaf de zolder op het plafond van de 1e verdieping terecht komt lekkage veroorzaakt viade naden c.q. mes en groef aansluiting van de plafondplaten;- het lekkende water bruin van kleur was kennelijk vanwege de vervuiling van het plafond;- gedurende de reconstructie bij het uitgieten van water vanaf de zolder niet is gebleken datdruppelvorming over de gehele plafondplaat van de verdieping ontstaat zoals blijkens een door deheer [eiser] ter beschikking gestelde foto eerder wel het geval is geweest;- een vergelijkbare druppelvorming over de plafondbeplating wel ontstond nadat tijdens dereconstructie op de verdieping een emmer water tegen het plafond was gegooid en- zoals op de foto van de heer [eiser] zichtbaar is, daarbij geen druppelvorming/lekkage zichtbaar wasin de naden c.q. mes en groef aansluiting van de beplating.Resumerend kan worden gesteld, dat in het winkelpand op het risicoadres zich een lekkage kan hebben voorgedaan als gevolg van een ongewilde instroom van regenwater, echter niet op de wijze zoals door de heer [eiser] (huurder) is gepresenteerd. Zoals is gebleken kan water van de achtergevel geen lekkage doen ontstaan op het plafond op de 1e verdieping. Tevens lijkt het op de foto van de huurder zichtbare beeld van druppelvorming onder tegen het plafond het gevolg te zijn van het op de 1e verdieping tegen het plafond gooien c.q. spuiten van water, zoals bij de door rapporteurs gehouden reconstructie. Zowel op de foto als bij de reconstructie is daarbij geen waterlekkage zichtbaar via de naden c.q. de mes en groef aansluiting van de plafondplaten, wat zeker het geval zou moeten zijn bij van bovenaf komend water.”
- Volgens de huurovereenkomst is de verhuurder (onze verzekerde) in beginsel niet voor schade vande huurder ten gevolge van een eventueel gebrek.- De schade aan de door u geclaimde goederen zou in april 2018 zijn ontstaan. Onze verzekerde wasop dat moment geen eigenaar meer van het door u gehuurde pand.- Volgens uw verklaring de waterlekkage al eind 2016 is begonnen, maar u desondanks de goederentegen de wand op de eerste verdieping hebt geplaatst c.q. laten staan, terwijl de kans bestond datdaar weer waterschade zou kunnen ontstaan. Dat levert juridische eigen schuld op.- Uw claim is niet consistent. U claimt eerst een bedrag van € 60.656,00, daarna wordt dat bedrag €74.012,25 en na het insturen van de vermeende inkoopfacturen zou het € 79.400,00 moeten zijn.- De door u opgegeven toedracht van de schade komt niet overeen met het resultaat uit het technischonderzoek. Daarbij heeft u ter onderbouwing van uw claim beeldmateriaal ingestuurd, waaruit dewaterschade zou moeten blijken. Uit onderzoek is gebleken dat deze toedracht moet zijngeënsceneerd.
3.De vordering
4.Het verweer
€ 9.000,00 voor de opgekochte goederen in mindering te worden gebracht op de vordering.
5.De beoordeling
partijen verlenen elkaar over en weer finale kwijting en verklaren over en weer niets meer aan elkaar verschuldigd te zijn’. Ook is niet gesteld of gebleken dat [eiser] dit onderscheid tussen de claims aan (de advocaat van) [gedaagde] kenbaar heeft gemaakt. [gedaagde] hoefde dan ook redelijkerwijs niet te begrijpen dat [eiser] een dergelijk onderscheid wilde aanbrengen. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat een finale kwijting in het normale spraakgebruik inhoudt dat partijen niets meer van elkaar te vorderen hebben. Nu naar het oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk is geworden dat [eiser] op dit punt jegens [gedaagde] een (voldoende duidelijk) voorbehoud heeft gemaakt, mocht [gedaagde] ervan uitgaan dat ook alle op dat moment door [eiser] gepretendeerde vorderingen door de finale kwijtingsafspraak werden bestreken. De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.