Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Inleiding
4.Bewijs
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 1] van 15 mei 2020 (dossierpagina’s 499 en 500);
- het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 2] van 12 mei 2020 (dossierpagina’s 511 en 512);
- het proces-verbaal van aangifte van [CC] namens [Slachtoffer 3] van 13 mei 2020 (dossierpagina’s 519 en 520);
- het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 4] van 12 mei 2020 (dossierpagina’s 562 en 563);
- het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 5] van 11 mei 2020 (dossierpagina’s 571 en 572);
- het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 7] van 10 april 2020 (dossierpagina’s 482 en 483);
- het proces-verbaal (transactiegegevens inzake zaak 2) van 10 mei 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen van 16 mei 2020 (dossierpagina’s 98 en 99);
- het proces-verbaal van aangifte van [DD] namens [EE] van 12 mei 2020 (dossierpagina’s 529 en 530).
5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
6.Strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de sancties
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
jeugddetentievoor de duur van
3 (drie) maanden, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
twee jaren bepaalde proeftijdzich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
200 (tweehonderd) urentaakstraf in de vorm van een
werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 (honderd) dagen jeugddetentie;
[Slachtoffer 7]niet-ontvankelijk in de vordering;