ECLI:NL:RBNHO:2020:8759
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Oplichting en diefstal door middel van babbeltruc gericht op ouderen tijdens de coronaperiode
In deze zaak zijn vier verdachten beschuldigd van oplichting en diefstal door middel van een babbeltruc, gericht op ouderen in de periode van 30 maart 2020 tot en met 15 mei 2020. De verdachten hebben zich voorgedaan als pakketbezorgers en hebben op slinkse wijze het vertrouwen van hun slachtoffers gewonnen. Door middel van een telefoontje, waarin zij zich als medewerkers van PostNL voordeden, hebben zij slachtoffers overtuigd om hun bankpas en pincode af te geven. Tijdens de daadwerkelijke aflevering van een zogenaamd pakketje, werd de bankpas omgewisseld voor een andere pas, waarna de verdachten direct geld hebben gepind van de rekeningen van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, maar de verdediging heeft vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte te veroordelen. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat de signalementen van de aangevers te algemeen zijn en er geen specifiek bewijs is dat de verdachte met de gepleegde feiten in verband kan worden gebracht.