ECLI:NL:RBNHO:2020:8756

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
15/121412-20 en 15/018170-19(tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en diefstal door middel van babbeltruc gericht op ouderen tijdens de coronaperiode

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een serie oplichtingen en diefstallen door middel van een babbeltruc. Gedurende de periode van 30 maart 2020 tot en met 15 mei 2020 hebben vier verdachten, in wisselende samenstelling, zich voorgedaan als pakketbezorgers en hebben zij op geraffineerde wijze het vertrouwen van voornamelijk oudere slachtoffers gewonnen. De slachtoffers, in de leeftijd van 69 tot 92 jaar, werden telefonisch benaderd met de mededeling dat er een pakket voor hen was, waarvoor zij 1 euro moesten pinnen. Tijdens de aflevering van het pakket werd hun bankpas omgewisseld voor een andere pas, waarna de verdachten met de gestolen bankpassen geld opnamen bij geldautomaten en aankopen deden in winkels. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het medeplegen van 6 oplichtingen en diefstallen door middel van een valse sleutel, en een poging daartoe. De verdachte werd vrijgesproken van drie oplichtingen/diefstallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een coördinerende rol had in de criminele activiteiten en dat hij zich niet bekommerde om de gevolgen voor de slachtoffers, die door zijn handelen in hun vertrouwen in de medemens ernstig zijn geschaad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/131412-20 en 15/018170-19 (tul)
Uitspraakdatum: 29 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 oktober 2020 en 15 oktober 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van Loon en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. van den Berg, advocaat te Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na toegestane wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 april 2020 tot en met 15 mei 2020 te Haarlem en/of Barneveld en/of Amsterdam en/of Nijmegen en/of Heemskerk en/of Krommenie en/of Warmenhuizen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander
(telkens) wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
  • [Slachtoffer 1] (Zaak 1) en/of
  • [Slachtoffer 2] (Zaak 2) en/of
  • [Slachtoffer 3] (Zaak3) en/of
  • [Slachtoffer 4] (Zaak 4) en/of
  • [Slachtoffer 5] (Zaak 5) en/of
  • [Slachtoffer 6] (Zaak 6) en/of
  • [Slachtoffer 7] (Zaak 13) en/of
  • [Slachtoffer 8] (Zaak 16) en/of
  • [Slachtoffer 9] (Zaak 23)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten (telkens) een bankpas,
door
  • (telkens) telefonisch contact op te nemen en/of
  • zich (telkens) voor te doen als iemand die kon helpen met een pakketje en/of
  • (telkens) te vertellen dat er een prijs gewonnen was en/of
  • (vervolgens) aan de deur te komen om een enveloppe en/of pakketje af te geven en/of
  • (telkens) een klein geldbedrag te laten pinnen voor ontvangst van de enveloppe en/of het pakketje en/of
  • (vervolgens) telkens) de bankpas van iemand anders terug te geven;
Feit 2
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 april 2020 tot en met 15 mei 2020 te Haarlem en/of Barneveld en/of Nijmegen en/of Heemskerk en/of Krommenie en/of Warmenhuizen en/of Dirkshorn en/of Bloemendaal en/of Beverwijk en/of Heemstede en/of Badhoevedorp, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een geldbedrag van te weten
  • 1.000 euro (zaak 1) en/of
  • 3.420,10 euro (zaak 2) en/of
  • 500 euro (zaak 3) en/of
  • 1050 euro (zaak 4) en/of
  • 500 euro (zaak5) en/of
  • 600 euro (zaak 6) en/of
  • 1.250 euro (zaak 13), en/of
  • 12.027 euro (zaak 16), en/of
  • 750 euro (zaak 23)
in elk geval (telkens) enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
  • [Slachtoffer 1] (Zaak 1) en/of
  • [Slachtoffer 2] (Zaak 2) en/of
  • [Slachtoffer 3] (Zaak 3) en/of
  • [Slachtoffer 4] (Zaak 4) en/of
  • [Slachtoffer 5] (Zaak 5) en/of
  • [Slachtoffer 6] (Zaak 6) en/of
  • [Slachtoffer 7] (Zaak 13) en/of
  • [Slachtoffer 8] (Zaak 16) en/of
  • [Slachtoffer 9] (Zaak 23)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich (telkens) wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) voornoemde geldbedrag(en) op te nemen met een door misdrijf verkregen bankpas;
Feit 3
hij op of omstreeks 13 april 2020 te Tuitjenhorn, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[Slachtoffer 10] (zaak 22) te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een bankpas
met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • die [Slachtoffer 10] heeft/hebben gebeld en/of
  • (vervolgens) tegen die [Slachtoffer 10] heeft/hebben gezegd dat hij/zij werkzaam is/zijn voor de (PTT)post en dat er een pakket was voor haar en/of
  • dat [Slachtoffer 10] 1 euro, althans een klein geldbedrag, moest pinnen voor ontvangst van het pakket en/of
  • (vervolgens) zich naar de woning van die [Slachtoffer 10] heeft/hebben begeven en (vervolgens) heeft/hebben aangebeld en/of
  • een enveloppe heeft/hebben overhandigd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Uit het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen leidt de rechtbank met betrekking tot de ten laste gelegde feiten het volgende af.
Naar aanleiding van diverse aangiftes en meldingen terzake van oplichting door middel van een ‘babbeltruc’ tijdens de eerste golf van het coronavirus in het voorjaar van 2020 is de politie op 17 april 2020 een onderzoek gestart onder de naam CEEPO. De politie vond het opvallend dat uit de aangiftes telkens de toepassing van een zelfde dan wel een sterk gelijkende modus operandi naar voren kwam.
De modus operandi is op grond van de aangiftes, kort gezegd, als volgt te omschrijven. Met de beoogde slachtoffers – veelal op hoge leeftijd – wordt telefonisch contact opgenomen door een persoon die zich doorgaans voordoet als medewerker van PostNL. Deze persoon deelt het beoogde slachtoffer mede dat er een postpakket voor hem/haar is, dat dit bij hem/haar thuis kan worden bezorgd en dat aan de bezorging kosten ten bedrage van € 1,- zijn verbonden. De slachtoffers kiezen allen voor thuisbezorging. Kort na het telefooncontact belt bij het slachtoffer een persoon aan die namens PostNL het postpakketje komt bezorgen, de zogenaamde bezorger. Bij het afleveren blijkt dat de betaling van die euro alleen via een pinbetaling kan worden voldaan. De pinbetaling verloopt vervolgens als volgt. Het slachtoffer moet zijn/haar bankpas tegen de telefoon (het zogeheten pinapparaat) van de bezorger aan (laten) houden en daarop zijn/haar pincode intoetsen. De bezorger wisselt ongezien de bankpas om voor een andere soortgelijke bankpas en geeft deze aan het slachtoffer terug. Zeer korte tijd later wordt met de weggenomen bankpas (meermalen) geld opgenomen van de bankrekening van het slachtoffer. In enkele gevallen worden met deze pas, als deze nog niet is geblokkeerd, ook betalingen in winkels verricht. De bezorger is doorgaans ook de pinner, zijnde degene die geld opneemt met de gestolen bankpassen. Voor de rol van bezorger/pinner lijken verschillende personen te worden ingezet.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
4.2
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is primair vrijspraak van de feiten 1 en 3 bepleit (medeplegen oplichting en poging oplichting). Uit het dossier blijkt volgens de verdediging niet dat verdachte de feitelijke uitvoerder is geweest van enige in de tenlastelegging genoemde handeling. De door verdachte wel verrichte handelingen zijn niet dermate wezenlijk en significant dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen. De rol van verdachte schuurt aan tegen die van een ondersteunende functie, en dus medeplichtigheid maar dat is niet tenlastegelegd (de rechtbank neemt aan dat de raadsvrouw dit in haar pleitnota abusievelijk als medeplegen heeft betiteld). Verdachte dient daarom vrijgesproken te worden van de tenlastegelegde feiten 1 en 3.
Subsidiair is door de verdediging vrijspraak van feit 1 met betrekking tot de zaken 1 tot en met 3 bepleit. Volgens verdachte is hij destijds door medeverdachte [WW] benaderd om te rijden en wist hij aanvankelijk niet waarover het ging. Later werd hem dat wel duidelijk, maar op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld op welk moment op 1 april 2020 dat precies is geweest, wat moet leiden tot een vrijspraak van alle zaken die zien op 1 april 2020.
Met betrekking tot feit 2 is door de verdediging vrijspraak van de zaken 5, 6, 13, 16 en 23 bepleit. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de voor verdachte belastende verklaringen van de medeverdachten [YY] , [WW] en [ZZ] onvoldoende betrouwbaar zijn terwijl het dossier geen ander bewijs voor betrokkenheid van verdachte inhoudt. Wat betreft de zaken 1 tot en met 4 heeft de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 1 en 2 met betrekking tot de zaken 5 en 6
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 en 2 met betrekking tot de zaken 5 en 6 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de processen-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 5] (zaak 5) en [GG] namens [Slachtoffer 6] (zaak 6) blijkt dat bij ieder van hen op 11 mei 2020 een pakket op hun huisadres in Amsterdam-Osdorp is bezorgd waarbij zij door de pakketbezorger zijn gevraagd € 1,- te pinnen voor ontvangst van het pakket. Later bleek dat zij na het pinnen van de pakketbezorger een bankpas van een ander terug hebben gekregen en dat er vervolgens met hun bankpas geld is opgenomen bij een pinautomaat.
Uit de verklaring van medeverdachte [YY] op 3 juni 2020 blijkt dat hij op 11 mei 2020 door verdachte is benaderd, door hem met de auto is opgehaald en naar een parkeerplaats naast McDonald’s in Amsterdam is gebracht. Vervolgens is hij met een jongen op de scooter die eerst nog een wegwerptelefoon in Amsterdam-Osdorp heeft gekocht, naar drie of vier adressen in Osdorp gegaan. De jongen op de scooter had die adressen via de telefoon doorgekregen. Bij de adressen heeft hij, [YY] , een pakket bezorgd, de bewoners de pincode van hun bankpas op zijn telefoon laten intoetsen, hun bankpas omgewisseld en met hun bankpas geld gepind. Het geld moest hij aan de jongen op de scooter geven. Aan het einde van de dag is hij door de jongen op de scooter weer naar eerder genoemde parkeerplaats gebracht, waar hij door verdachte is opgehaald en naar huis gebracht.
Uit de processen-verbaal van aangiftes en bevindingen blijkt dat op 11 mei 2020 om 13:02 uur € 600,- met de bankpas van [Slachtoffer 6] is gepind bij de pinautomaat aan Tussen Meer 375B in Amsterdam en om 14:51 uur € 500,- met de bankpas van [Slachtoffer 5] bij de pinautomaat aan het Lorentzplein 40 in Badhoevedorp.
Medeverdachte [YY] heeft zichzelf bij zijn verhoor op 3 juni 2020 herkend op de camerabeelden van het bezoek aan het adres van [Slachtoffer 6] en het pinnen met de bankpas van [Slachtoffer 5] . Van het pinnen met de bankpas van [Slachtoffer 6] zijn geen camerabeelden.
Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij het tenlastegelegde. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij medeverdachte [YY] een keer met de auto naar een parkeerplaats in Amsterdam heeft gebracht en daar ook weer heeft opgehaald. Hij heeft ontkend [YY] bij die gelegenheid bij een jongen op een scooter te hebben afgezet en hem contact te hebben zien maken met een persoon op die parkeerplaats.
Uit het vorenstaande blijkt dus alleen dat verdachte op 11 mei 2020 medeverdachte [YY] naar een ontmoetingsplek heeft gebracht en hem daar ook weer opgehaald heeft, terwijl [YY] in de tussentijd samen met een ander het tenlastegelegde heeft gepleegd. Van verdere strafbare betrokkenheid van verdachte bij deze feiten, in de zin van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het plegen van die feiten, is niet gebleken. Dit maakt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich op 11 mei 2020 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal door middel van een valse sleutel. Daarom zal verdachte van deze tenlastegelegde zaken (5 en 6) worden vrijgesproken.
4.3.2
Vrijspraak feit 1 en 2 met betrekking tot de zaak 13
Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 en 2 met betrekking tot de zaak 13 ten laste is gelegd, zodat hij ook daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 7] blijkt dat zij op 9 april 2020 een pakket in ontvangst heeft genomen waarvoor zij € 1,- moest pinnen, dat zij van de blanke pakketbezorger met blond haar de bankpas van een ander heeft teruggekregen en dat van haar bankrekening € 1.250,- is afgeschreven.
Uit de verklaring van medeverdachte [WW] van 22 mei 2020 blijkt dat hij op 9 april 2020 met verdachte naar twee adressen in Krommenie is geweest en dat zij daar onder meer een vrouw met een ‘babbeltruc’ haar Rabobank bankpas hebben afhandig gemaakt en met die bankpas rond € 2.500,- hebben gepind (dossierpagina’s 183 en184).
Verdachte ontkent betrokkenheid bij het tenlastegelegde.
Nu het dossier geen afschrift van de bankrekening van aangeefster [Slachtoffer 7] en geen proces-verbaal van bevindingen over (de camerabeelden van) het pinnen met de bankpas van aangeefster op 9 april 2020 bevat, het signalement van de pakketbezorger door aangeefster [Slachtoffer 7] in het geheel niet overeenkomt met het signalement van medeverdachte [WW] , de door [WW] met betrekking tot deze zaak afgelegde verklaring zeer summier is en het door hem genoemde gepinde geldbedrag ook niet overeenkomt met het bedrag genoemd door aangeefster [Slachtoffer 7] , bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen voor strafbare betrokkenheid van verdachte bij de zaak 13. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen van oplichting en diefstal in de zaak 13.
4.3.3
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1 ten aanzien van de zaken 1 t/m 4, 16 en 23, onder feit 2 ten aanzien van de zaken 1 t/m 4, 16 en 23 en onder feit 3 ten aanzien van de zaak 22 tenlastegelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
4.3.4
Bewijsmotivering
De rechtbank oordeelt dat verdachte zich ten aanzien van de zaken 1 t/m 4, 16 en 23 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel, en ten aanzien van de zaak 22 aan het medeplegen van poging tot oplichting.
Voor de modus operandi bij de zogeheten ‘babbeltruc’ verwijst de rechtbank naar de overwegingen onder 3 (Inleiding) in dit vonnis. Verdachte werkte daarbij, afwisselend, samen met in ieder geval medeverdachten [WW] , [YY] en [ZZ] . Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte of een van genoemde medeverdachten de persoon is geweest die de slachtoffers uitkoos en belde met de mededeling dat er een pakketje voor hen was. Door wie zij tevoren daadwerkelijk zijn gebeld, is niet opgehelderd. Wel is komen vast te staan dat verdachte telkens met medeverdachten [WW] , [YY] of [ZZ] heeft afgesproken, hen met de auto heeft opgehaald en naar de adressen van de slachtoffers heeft gebracht. De adressen van de slachtoffers alsmede de bedragen die van de bankrekeningen van de slachtoffers moesten worden opgenomen zijn telkens doorgegeven aan verdachte, die deze informatie vervolgens deelde met de desbetreffende medeverdachte.
Het zijn medeverdachten [WW] , [YY] en [ZZ] geweest die uiteindelijk de uitvoerders van de ‘babbeltruc’ zijn geweest. In zaak 22 is het bij een poging gebleven omdat het slachtoffer het niet vertrouwde en haar zoon er bij heeft gehaald. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte ook in deze zaak degene is geweest die de auto bestuurde, terwijl medeverdachte [ZZ] de ‘babbeltruc’ verrichtte. [ZZ] heeft dat ook in zijn verhoor verklaard: hij was die dag met verdachte op pad en verdachte bestuurde de auto. Dat verdachte juist op die dag zijn auto zou hebben uitgeleend, zoals hij eerst ter zitting heeft verklaard, acht de rechtbank daarom niet aannemelijk. Hij heeft deze stelling overigens op geen enkele manier met concrete, verifieerbare informatie onderbouwd.
Vervolgens heeft verdachte de desbetreffende medeverdachte naar een geldautomaat gebracht waar deze telkens met de bankpas van het slachtoffer geld heeft opgenomen van de rekening van het slachtoffer. In zaak 2 zijn verdachte en medeverdachte [WW] ook naar twee winkels in Beverwijk gereden, waar zij samen met medeverdachte [YY] meerdere aankopen hebben gedaan met de eerder die dag ontvreemde bankpas van het slachtoffer. In zaak 16 zijn verdachte en medeverdachte [WW] ook naar een winkel gereden, waar zij twee aankopen met de bankpas van het slachtoffer hebben betaald.
Gelet op deze gang van zaken is de rechtbank, anders dan de verdediging, maar met de officier van justitie, van oordeel dat wel degelijk sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de desbetreffende medeverdachte met wie verdachte die dag op pad ging, alsmede met een ander of anderen die op de achtergrond zijn gebleven maar bijvoorbeeld de adressen van de slachtoffers leverde(n). Allen hebben een wezenlijke bijdrage geleverd aan de oplichting en de pintransacties met de gestolen bankpas, doorgaans aansluitend op de oplichting.
In het betoog van de verdediging dat verdachte hoogstens gezien kan worden als chauffeur gaat de rechtbank niet mee. Sterker nog, de rechtbank dicht verdachte een coördinerende en aansturende rol toe, waarbij hij zich meer op de achtergrond kon houden en ook daadwerkelijk hield. Hij bevond zich immers iedere keer in de auto terwijl de medeverdachte het meest risicovolle werk deed, de ‘babbeltruc’ aan de deur, het verwisselen van de bankpassen en het pinnen bij een pinautomaat waar veelal camera’s hangen, en het betalen in een winkel. Dit beeld wordt mede gevoed door de verklaringen van medeverdachten [WW] , [YY] en [ZZ] , waaraan de rechtbank veel waarde hecht. Hieruit blijkt eensluidend dat verdachte te voren contact met ieder van hen zocht om op pad te gaan. Verdachte heeft ook telkens contact gehad met de onbekend gebleven persoon of personen, die de adressen van de slachtoffers en de locatie van de overdacht van de enveloppen, bankpassen en e.dentifier aan hem heeft/hebben verstrekt, en met wie hij nadat de bankpassen waren ontvreemd, de informatie over de weggenomen bankpassen en de daarmee op te nemen geldbedragen heeft uitgewisseld. Aan verdachte moest het opgenomen geld afgedragen worden. Ook heeft verdachte het opgenomen geld bewaard toen zijn medeverdachte het volgende slachtoffer van die dag aan het oplichten was.
Zoals hiervoor al overwogen kent de rechtbank veel waarde toe aan de verklaringen van de medeverdachten [WW] , [ZZ] en [YY] . De rechtbank acht deze verklaringen betrouwbaar en die van verdachte ongeloofwaardig.
Verdachte heeft zich immers aanvankelijk op zijn zwijgrecht beroepen en heeft pas op 2 juli 2020 een schriftelijke verklaring via zijn raadsvrouw over een paar zaken afgelegd. Vervolgens is hij aanvullend gehoord op 1 september 2020, waarbij hij ook toen nog in beperkte mate verklaard heeft. Deze verklaringen zijn ook pas afgelegd nadat verdachte kennis heeft genomen van de inhoud van het strafdossier. Daarentegen hebben medeverdachten [WW] , [YY] en [ZZ] hun respectievelijke verklaringen in een eerdere fase van het onderzoek afgelegd. Zij hebben (uiteindelijk) meer openheid van zaken gegeven dan verdachte. Bovendien verklaren zij gelijkluidend over de (coördinerende) rol van verdachte. Zij belasten met hun verklaring niet alleen verdachte, maar ook zichzelf, terwijl in sommige zaken alleen de aangifte als bewijs voorhanden is geweest. In tegenstelling tot de verklaringen van verdachte vinden de verklaringen van medeverdachten (op onderdelen) ook steun in het dossier.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2020 tot en met 15 mei 2020 te Haarlem en Barneveld en Krommenie en Warmenhuizen
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander
telkens wederrechtelijk te bevoordelen door telkens het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
  • [Slachtoffer 1] (Zaak 1),
  • [Slachtoffer 2] (Zaak 2),
  • [Slachtoffer 3] (Zaak 3),
  • [Slachtoffer 4] (Zaak 4),
  • [Slachtoffer 8] (Zaak 16) en
  • [Slachtoffer 9] (Zaak 23)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten telkens een bankpas, door
  • telkens telefonisch contact op te nemen en
  • zich telkens voor te doen als iemand die kon helpen met een pakketje en/of
  • te vertellen dat er een prijs was gewonnen en
  • vervolgens aan de deur te komen om een enveloppe en/of pakketje af te geven en
  • telkens een klein geldbedrag te laten pinnen voor ontvangst van de enveloppe en/of pakketje en
  • vervolgens telkens de bankpas van iemand anders terug te geven;
Feit 2
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2020 tot en met 15 mei 2020 te Haarlem en Barneveld en Heemskerk en Dirkshorn en Bloemendaal en Beverwijk en Heemstede
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, een geldbedrag van te weten
  • 1.000 euro (zaak 1),
  • 3.420,10 euro (zaak 2),
  • 500 euro (zaak 3),
  • 1.050 euro (zaak 4),
  • 12.027 euro (zaak 16) en
  • 750 euro (zaak 23)
dat aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan
  • [Slachtoffer 1] (Zaak 1),
  • [Slachtoffer 2] (Zaak 2),
  • [Slachtoffer 3] (Zaak 3),
  • [Slachtoffer 4] (Zaak 4),
  • [Slachtoffer 8] (Zaak 16) en
  • [Slachtoffer 9] (Zaak 23)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich telkens wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededaders zich telkens dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door telkens voornoemd geldbedrag op te nemen met een door misdrijf verkregen bankpas;
Feit 3
hij op 13 april 2020 te Tuitjenhorn, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[Slachtoffer 10] (zaak 22) te bewegen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een bankpas
met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • die [Slachtoffer 10] hebben gebeld en
  • vervolgens tegen die [Slachtoffer 10] hebben gezegd dat zij werkzaam zijn voor de (PTT)post en dat er een pakket was voor haar en
  • dat [Slachtoffer 10] 1 euro moest pinnen voor ontvangst van het pakket en
  • vervolgens zich naar de woning van die [Slachtoffer 10] hebben begeven en vervolgens hebben aangebeld en
  • een enveloppe hebben overhandigd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
voortgezette handeling van:
1. medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
en
2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
3. medeplegen van poging tot oplichting.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het volwassenenstrafrecht dient te worden toegepast. Zij heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achtentwintig maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden van meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie COVA+, ambulante behandeling en andere voorwaarde het gedrag betreffende. Daarnaast heeft zij gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 2.100,-, subsidiair eenendertig dagen vervangende hechtenis.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht dient te worden toegepast, gelet op de leeftijd van verdachte, de door de reclassering genoemde indicaties voor toepassing van het adolescentenstrafrecht en de verhouding tot de (minderjarige) medeverdachten.
Door de verdediging is verzocht geen vrijheidsbenemende straf van een langere duur op te leggen dan die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens is verzocht de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarde van een contactverbod met de medeverdachten niet op te leggen, althans de duur daarvan te beperken.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de gepleegde feiten
Verdachte en zijn medeverdachten hebben in de periode van 1 april 2020 tot en met 15 mei 2020 door middel van een ‘babbeltruc’ van zes slachtoffers, in de leeftijd van 69 tot 92 jaar, de pincode en pinpas afhandig gemaakt. Daarnaast hebben ze dit op 13 april 2020 bij een dame van zesentachtig geprobeerd en zijn daarin niet geslaagd, dankzij haar argwaan en vervolgens het ingrijpen van haar zoon.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich bij deze delicten voorgedaan als pakketbezorger en hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij, in combinatie met het eerder gepleegde telefoontje door een mededader naar het slachtoffer, bij de slachtoffers wisten te winnen. Met een geraffineerd en listig verhaal zijn de slachtoffers bewogen tot het afgeven van de pincode behorend bij hun bankpas, en is de bankpas tijdens de ‘babbeltruc’ voor een andere pas omgewisseld. Met de gestolen bankpas en de pincode zijn verdachten direct daarna naar een pinautomaat gegaan en hebben daar vaak forse bedragen gepind van de rekening van het slachtoffer. In een tweetal zaken zijn er met de passen ook aankopen van wezenlijke omvang in winkels gedaan.
Opvallend is dat verdachte en de mededaders bij het plegen van deze feiten doelbewust ouderen als slachtoffer hebben uitgekozen. Deze kwetsbare personen zijn doorgaans – en zeker ten tijde van de eerste golf van het coronavirus – in toenemende mate van de zorg van anderen afhankelijk en zijn dus genoodzaakt op anderen te vertrouwen. Verdachte en zijn mededaders hebben op lafhartige wijze deze mensen als een gemakkelijke prooi gezien, van wie zij zonder veel risico en met eenvoudige middelen geld afhandig konden maken. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers, maar heeft slechts zijn eigen geldelijk gewin voorop gesteld. Verdachte en zijn mededaders hebben bovendien, door zo te handelen, bij de slachtoffers het vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. Van een aantal slachtoffers is hun oude dag plotseling getekend door angst en wantrouwen jegens de medemens. De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat de oplichting door verdachte thuis bij de slachtoffers heeft plaatsgevonden. Het gevoel van veiligheid dat eenieder in en rond het eigen huis zou moeten hebben, is daardoor eveneens ernstig geschaad.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van een vermogens- en geweldsdelict onherroepelijk tot onder meer vrijheidsbenemende straf is veroordeeld;
  • het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 6 oktober 2020, van mevrouw [AA] , als reclasseringswerkster verbonden aan de Reclassering Nederland
Het reclasseringsrapport van 6 oktober 2020 houdt onder meer – kort en zakelijk weergegeven het volgende in.
Verdachte is een negentienjarige verdachte. Hij is eerder veroordeeld voor een diefstal in vereniging met geweld/bedreiging (straatroof). Daarvoor werd hem onder meer het jeugdreclasseringstoezicht opgelegd dat vanwege goed gedrag voortijdig is beëindigd. De proeftijd liep nog wel door en de onderhavige feiten zijn gepleegd gedurende die proeftijd.
Er zijn vermoedens van een licht verstandelijke beperking. Dit dient echter nog nader onderzocht te worden. De indruk is ontstaan dat er sprake is van georganiseerde criminaliteit. Het is echter is onduidelijk in hoeverre verdachte beïnvloed is en in hoeverre hij anderen beïnvloed heeft. Het is eveneens onduidelijk of er sprake is van impulsiviteit of juist van berekenend gedrag. Diagnostiek kan mogelijk meer inzicht in deze factoren geven.
Er zijn aanwijzingen van een pro criminele houding en verdachte lijkt zich niet verantwoordelijk te voelen voor onderhavige feiten. Dat ziet de Reclassering Nederland als risicofactoren voor recidive.
Positief is te noemen dat verdachte duidelijke toekomstplannen heeft en dat hij zelfstandig handelt in het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding. Verdachte staat open voor reclasseringstoezicht.
Op basis van zijn delictverleden, pro criminele houding en het feit dat verdachte zich niet verantwoordelijk voelt voor onderhavig delicten of zijn delictverleden, wordt de kans op recidive ingeschat op gemiddeld. Een hoog recidiverisico kan echter gezien een aantal onzekerheden niet worden uitgesloten.
Reclassering Nederland adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Om tot dit advies te komen is het wegingskader adolescentenstrafrecht toegepast. Hoewel daaruit is gebleken dat er indicaties zijn voor het toepassen van het jeugdstrafrecht, vindt Reclassering Nederland de contra-indicaties zwaarder wegen dan de indicaties voor het jeugdstrafrecht.
Bij een veroordeling adviseert Reclassering Nederland een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van:
  • meldplicht bij reclassering;
  • gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
  • ambulante behandeling;
  • contactverbod;
  • andere voorwaarden het gedrag betreffende.
Reclassering Nederland adviseert dat verdachte deelneemt aan de gedragsinterventie COVA+, diagnostiek en de (eventueel) daaruit voortvloeiende behandeling om de risicofactoren inzichtelijk te maken en te verminderen. Daarnaast is het wenselijk dat verdachte een zinvolle dagbesteding heeft en zich inzet om zijn startkwalificaties te behalen. Een contactverbod met de medeverdachten wordt nodig gevonden om het risico op recidive te verminderen.
Reclassering Nederland ziet geen contra-indicaties voor een gevangenisstraf, een taakstraf of een financiële sanctie. Een gevangenisstraf heeft echter geen gedrags- of attitude veranderende component, die wenselijk wordt gevonden voor verdachte.
Toepassing van het adolescentenstrafrecht
Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan echter op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht besluiten het adolescentenstrafrecht toe te passen indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
De rechtbank ziet anders dan de verdediging in de persoon van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd geen aanleiding om af te wijken van voormeld uitgangspunt en zal daarom het volwassenstrafrecht toepassen.
In de eerste plaats kan de rechtbank zich vinden in het advies van de reclassering hierover. De rechtbank weegt de contra-indicaties voor toepassing van het adolescentenstrafrecht (zoals onvoldoende pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden, zijn pro criminele houding, zijn rol bij vermoedelijk georganiseerde criminaliteit, de recidive gedurende de proeftijd en het als gemiddeld ingeschat recidiverisico) zwaarder dan de indicaties voor toepassing van het adolescentenstrafrecht, bestaande uit de jonge leeftijd van verdachte, het vermoeden van een lichte verstandelijke beperking en het recent positief vroegtijdig beëindigde jeugdreclasseringstoezicht. Voorts weegt de rechtbank mee dat verdachte het merendeel van de bewezenverklaarde feiten ontkent te hebben gepleegd. In de feiten waarbij hij wel bekent betrokken te zijn geweest, bagatelliseert hij, naar het oordeel van de rechtbank, zijn rol en aandeel. Verdachte heeft bovendien over die feiten niet spontaan uit eigen beweging verklaard, maar pas nadat hij kennis heeft genomen van het bewijs tegen hem in het strafdossier. Dat duidt op een berekenende houding.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van de feiten, het aantal gepleegde feiten in een relatief korte periode, de rol die verdachte daarbij had en de keuze voor oudere, kwetsbare slachtoffers waarbij verdachte in het geheel geen rekening heeft gehouden met de belangen van deze slachtoffers komt alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank verder in aanmerking dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld ter zake van een vermogens- en geweldsdelict en dat verdachte door zijn houding ter terechtzitting er geen blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. In de jeugdige leeftijd van verdachte wordt aanleiding gevonden de op te leggen straf enigszins te matigen.
Ten slotte heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die andere verdachten in het onderzoek Ceepo bij vonnis van heden zijn opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor duur van vijftien maanden passend en geboden is en zal deze aan verdachte opleggen. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten zes maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de reclassering, een cognitieve vaardighedentraining, diagnostiek en daaruit eventueel voortvloeiende ambulante behandeling en de inspanningsverplichting tot medewerking aan begeleiding gericht op dagbesteding en het volgen van een opleiding, vrijwillig/passend werk of andere zinvolle dagactiviteiten noodzakelijk. Voorwaarde van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank zal tevens bepalen dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht.

8.Verbeurdverklaring

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon verbeurd zal verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon niet voor verbeurdverklaring vatbaar is, aangezien niet kan worden vastgesteld dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van die telefoon zijn begaan of voorbereid. De verdediging heeft verzocht de teruggave van de mobiele telefoon aan verdachte te gelasten.
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een telefoontoestel, merk Apple, type iPhone 11 Pro Max, met goednummer 1146346, dient te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat (een deel van) de bewezenverklaarde feiten met behulp van dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, zijn voorbereid. Uit de verklaring van verdachte van 2 juli 2020 en ter terechtzitting blijkt dat de locatie van het hotel in Osdorp aan hem via Snapchat, een applicatie voor smartphones, is gestuurd. Uit het dossier blijkt dat op 15 mei 2020 op die locatie aan verdachte en medeverdachte [YY] onder meer meerdere bankpassen zijn overgedragen, waarmee zij vervolgens naar Barneveld zijn gereden en daar aangeefster [Slachtoffer 4] van haar bankpas en pincode hebben opgelicht en zich wederrechtelijk € 1.050,- van haar rekening hebben toegeëigend.
Daarnaast blijkt uit de verklaringen van medeverdachten [WW] , [YY] en [ZZ] bij de politie dat zij telefonisch dan wel via Snapchat contact hebben gehad met verdachte, waarbij afspraken zijn gemaakt over de tijd en plaats waarop zij door verdachte werden opgehaald om vervolgens naar de plaats(en) delict te worden gebracht.

9.Vorderingen van benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

9.1
Benadeelde partij [Slachtoffer 2]
De benadeelde partij [Slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten met betrekking tot de zaak 2 zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van die vordering in die zin dat de materiële schade tot een bedrag van € 3.420,10, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk kan worden toegewezen met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. Uit de vordering en de bijgevoegde stukken blijkt eenduidig dat de benadeelde partij schadevergoeding vordert, evenals het totaalbedrag daarvan.
De verdediging heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering. Het schadebedrag is door de benadeelde partij op het formulier niet ingevuld waardoor geen daadwerkelijk bedrag wordt gevorderd. Daarnaast is de vordering niet ondertekend door de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet heeft voldaan aan de civielrechtelijke stelplicht die van toepassing is op vorderingen van de benadeelde partij. Hoewel de rechtbank uit de vordering en bij daarbij overgelegde afschriften van de bankrekening begrijpt dat de benadeelde partij schadevergoeding wenst voor het geld dat door verdachte en medeverdachte(n) van haar bankrekening is gepind, blijkt uit de vordering noch de afschriften eenduidig welke bedragen de benadeelde partij vergoed wenst te krijgen en voor welk bedrag zij eventueel reeds door haar bank schadeloos is gesteld.
Daarmee is de vordering onvoldoende onderbouwd en de benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
9.2
Benadeelde partij [Slachtoffer 8]
De benadeelde partij [Slachtoffer 8] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.027,99 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van de onder 1 en 2 met betrekking tot de zaak 16 tenlastegelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de van zijn bankrekening gestolen en door zijn bank niet vergoede geldbedragen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele hoofdelijke toewijzing van die vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, en tot oplegging een schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat bij vrijspraak van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten met betrekking tot de zaak 16, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
De verdediging heeft zich subsidiair aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd wat betreft de toewijzing van de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade tot het gevorderde bedrag van € 2.027,99 rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 met betrekking tot de zaak 16 bewezen verklaarde feiten. De vordering zal dus worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een (van de) medeverdachte(n) dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.3
Benadeelde partij [Slachtoffer 9]
De benadeelde partij [Slachtoffer 9] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 750,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten met betrekking tot de zaak 23 zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft ter zitting medegedeeld dat de bank de benadeelde partij inmiddels schadeloos heeft gesteld en dat de vordering als ingetrokken kan worden beschouwd.
Gelet op deze mededeling van de officier van justitie hoeft de rechtbank hierover geen beslissing meer te nemen.
9.4
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 met betrekking tot de zaak 16 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: medeplegen van oplichting en diefstal door middel van een valse sleutel) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij [Slachtoffer 8] de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

10.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 4 juli 2019 in de zaak met parketnummer 15/018170-19 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank verdachte ter zake van diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van tweeënveertig dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 23 juli 2019 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 19 juli 2019 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in geval van een veroordeling formeel gezien voor toewijzing vatbaar is, maar dat de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de jeugddetentie of de omzetting daarvan in een werkstraf geenszins in verhouding tot de straffen van de medeverdachten zou staan. Verdachte heeft in verhouding al veel langer in voorarrest gezeten dan zij en de toewijzing van de vordering zou het verschil nog groter maken. Dat is volgens de verdediging niet rechtvaardig. De verdediging heeft verzocht de proeftijd met een jaar te verlengen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank passeert het betoog van de verdediging dat een tenuitvoerlegging niet rechtvaardig is. Een eerder voorwaardelijk opgelegde straf staat los van straffen die aan medeverdachten in de huidige strafzaak worden opgelegd. Verdachte is, in tegenstelling tot de medeverdachten, eerder veroordeeld en heeft de bewezenverklaarde feiten in de destijds opgelegde proeftijd begaan. Daarmee heeft hij de algemene voorwaarde overtreden en de consequentie daarvan is dat de eerder voorwaardelijk opgelegde straf alsnog ten uitvoer wordt gelegd. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om anders te oordelen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 33f, 45, 47, 56, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de hierboven onder 4.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vijftien (15) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
zes (6) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een
proeftijdvast van
drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland, gevestigd de Oostvest 60 te (2011 AK) Haarlem, op de door de reclassering te bepalen tijden en plaatsen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een training cognitieve vaardigheden voor licht verstandelijk beperkten (CoVa-Plus) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, aangeboden door de Reclassering Nederland of een soortgelijke instelling, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan hem zullen worden gegeven;
  • gedurende de proeftijd, of zo veel korter als de reclassering dit in overleg met de onderzoeker en/of behandelaar nodig acht, zal meewerken aan diagnostisch onderzoek bij Palier of een andere, door de reclassering aan te wijzen instelling en zich gedurende de proeftijd, of zo veel korter als de reclassering dit in overleg met de behandelaar nodig acht, onder daaruit eventueel voortvloeiende behandeling van Palier of een andere, door de reclassering aan te wijzen instelling zal stellen op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn eventuele persoonlijke problematiek;
  • gedurende de proeftijd, of zo veel korter als de reclassering dit nodig acht, zal meewerken aan begeleiding, gericht op dagbesteding, volgen van een opleiding, passend werk, of ander soort zinvolle dagactiviteiten, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals aan hem zullen worden gegeven door zijn begeleider(s).
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij
[Slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[Slachtoffer 8]geleden materiële schade tot een bedrag van € 2.027,99 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [Slachtoffer 8] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[Slachtoffer 8]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.027,99, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door dertig (30) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/018170-19 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde jeugddetentie voor de duur van
tweeënveertig (42) dagen, opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 4 juli 2019.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mr. G.C. Koelman en mr. R. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Hausenblasová,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2020.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
De inhoud van de bewijsmiddelen wordt hierna telkens zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feiten 1 en 2 met betrekking tot de zaken 1, 2 en 3
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 9 oktober 2020 heeft afgelegd, houdt onder meer het volgende in.
Op 1 april 2020 zijn wij langs drie adressen gereden. Aan het einde van de dag heb ik een paar honderd, vier of vijf geloof ik, betaald gekregen.
Schriftelijke verklaring van verdachte d.d. 2 juli 2020(dossierpagina 25A)
Deze verklaring houdt onder meer het volgende in.
[…] Ik reed in de auto. […] Op 1 april ben ik met [WW] geweest. […] Ik denk dat we die dag sowieso naar 2 adressen zijn gereden, misschien 3. Als we bij een adres aankwamen stapte hij uit en ging ik wachten. Als hij terugkwam reden we naar de pinautomaat en ging hij pinnen. […]
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [WW] d.d. 22 mei 2020(dossierpagina 179 t/m 184). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
[...] Ik heb gelezen dat je verklaarde dat je op 1 april werd opgehaald en dat je niet wist wat je te wachten stond. Dat je die dag hebt gepind met een pas die je bij iemand hebt afgenomen. Klopt dat?
Nee, het was eigenlijk al twee dagen eerder begonnen. De eerste keer wist ik niet wat mij te wachten stond. Op 1 april wist ik dat al wel.
Hoe ging dat in zijn werk?
Volgens mij wordt er van tevoren gebeld. Daar weet ik niks van. Dan komt er een zogenaamde postbezorger die komt aan de deur. Dan lijkt het of het een pinautomaat is waar ze hun pas op leggen. Dan krijgen ze een andere pas terug.
Hoe kom je aan de pin dan?
Je zet de telefoon open op bellen, dan drukken ze hun pincode in en dan drukken ze op bellen. Of soms nog niet eens, maar dan heb je de code.
Ze worden gebeld, door wie?
Ik weet niet wie er op de achtergrond spelen. Mijn taak was de pinpas pakken en pinnen. Ik kreeg adressen via een wegwerptelefoon. Ik moet dan naar dat adres. Ik weet niet wie er achter die telefoon zit.
Van wie kreeg jij die telefoon?
Van degene met wie ik was.
Wie was dat dan? Was dat [verdachte] ?
Ja.
Dus jij was met [verdachte] op pad die keer dat jullie op pad waren. Jullie hebben een telefoon, daarop krijgen jullie adressen door. Dan ga je naar de deur, bel je aan en ga je pinnen.
Dat klopt.
Wat deed [verdachte] ?
Hij bleef in de auto en hij kreeg de adressen door. [...]
Wie reed er in de auto?
Op de dag van de controle was het [verdachte] . […]
Wie schreef de adressen op de enveloppen?
Dat deed ik. Dat zie je ook in het onderzoek.
Nog even over dat apparaat?
Dat was mijn eigen telefoon.
Hoe ruilde je de passen om?
Ik draaide heel even om en pakte een ander pas uit mijn telefoon. En zo gaf ik dan de andere pas terug.
Ik heb daar nog wel een vraag over? Als jij aan de deur komt, weet je niet wat voor rekening iemand heeft.
Even denken, het was standaard ING, ABN of RABO. Ik had elke pas op een aparte plek opgeborgen, dus zo wist ik welke soort pas ik terug moest geven.
Hoe kwam je aan die andere passen?
Dat weet ik ook niet, die waren er al. Die lagen in de auto. […]
Hoe werd je benaderd?
Ging via berichtjes via snapchat. Ik werd altijd via [verdachte] benaderd.
Heb je ooit iets vergoed gekregen op een ander manier dan geld?
Ik heb 1 trainingspak thuis, een Nike tech fleece.
Hoe kom je daaraan?
Jullie hebben je onderzoek goed gedaan. Je kan ook zien dat er gepind is. [...] Bij Ab Gelderman. Jullie hebben toch ook camerabeelden, dan kunnen jullie zien dat ik een keer geweest ben. [...]
Dan komen we op 1 april. Waar ben je toen geweest?
In Haarlem.
Op hoeveel adressen?
Even nadenken hoor. Ik moet even denken. Drie adressen. [...] Eerste was vlakbij de provinciale weg gaat over in de snelweg. Dan was het aan de linkerkant vanuit Heemskerk gezien. Langs de provinciale weg, bij het park ergens. De tweede was Haarlem Noord tegenover Mac Donalds bij de bushalte en het winkelcentrum Marsmanplein. De derde was meer richting Schalkwijk.
Wat voor personen waren dat?
De eerste was een vrouw, de tweede was een vrouw en de derde was een man.
Wat voor bedragen heb je gepind?
Even denken, de eerste was maar 750 of 800 euro. De tweede daarmee is even denken ongeveer hetzelfde, de daglimiet. Met die tweede is ook nog bij Ab Geldermans gepind. De derde is 500 euro mee gepind.
Bij Ab Geldermans? Was dat voor jouw trainingspak?
Nee, die van mij is op een ander moment gekocht. Daar waren toen andere pakken gekocht voor ergens rond de 2000 euro. Ik was niet in de winkel op dat moment. Ik zat in de auto.
Wie waren er nog meer bij?
Dat weten jullie toch?
Als er gekocht wordt, ben je met hoeveel? Twee of drie?
Ik kan ook zeggen dat [YY] erbij was. [YY] had alleen met de aankoop van de pakken te maken.
Maar jullie waren die dag samen op pad?
Vanaf dat wij terug in Heemskerk waren, is hij erbij gekomen.
Bij Ab Geldermans
Er is ook nog gepind bij de BCC.
Wat is daar gekocht?
Een I-phone. Ik weet niet wie die heeft gekregen, ik was daar niet bij. Dat was op dezelfde dag.
Was [YY] bij de BCC?
Ja.
Dus jij hebt wel de pasjes bij de mensen weggenomen en ermee gepind, maar niet de aanschaf in de winkels gedaan?
Nee. […]
Ik laat je de foto’s zien die je vorige week ook hebt gezien. Wie is dat?
Dat ben ik. Dat is toch ook wel duidelijk. Dat was in Heemstede bij de ABN
Wat doe je daar op je telefoon?
Ik kreeg een teken wanneer ik kon pinnen. Bij die was er geprobeerd om het te verhogen. Ik kreeg op mijn telefoon via snapchat een bericht of ik kon pinnen.
Dan hebben we van diezelfde dag een tweetal foto’s.
Hebben jullie van die automaat geen beelden van mijn gezicht.
Dat ben jij?
Ja, dat zien jullie toch ook wel. […]
Ten aanzien van feiten 1 en 2 met betrekking tot de zaak 1
Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 1] d.d. 9 april 2020(dossierpagina 475 t/m 477). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
[...] Ik doe aangifte van oplichting, gepleegd op 1 april 2020 tussen 10:40 en 10:55 uur te Haarlem. Door een onbekend persoon, is mijn bankpas tijdens een babbeltruc achtergehouden/verwisseld [...] Door de verdachte is vervolgens met mijn bankpas in Bloemendaal, aan de Bloemendaalseweg een bedrag van 1000,- euro (duizend euro) van mijn bankrekening, gepind.
Op woensdag 1 april was ik thuis. Ik hoorde de deurbel. Ik ben naar de voordeur gelopen. Ik woon in een flat. Om bij mij voor de deur te komen moet je eerst binnen zijn in de centrale hal. Toen ik mijn voordeur open deed zag ik een keurige jongeman voor mij staan. Deze man had een heel vaag verhaal over een pakketje dat beneden stond en dat dat niet mocht. Daar zou ik anders een boete voor kunnen krijgen. Ik heb toen niet gevraagd aan deze man wie hij was. Of namens wie hij mij aansprak. Daar heb ik eerlijk gezegd niet aan gedacht.
De man zei dat hij het wel voor mij kon regelen verder maar dat ik dan wel een bedrag van 1,- euro ( één euro) aan hem moest betalen. Ik zei nog, nou dat mag ook wel 2,- euro zijn hoor. Ik wilde deze man gepast betalen. Maar dat wilde hij niet. Dat vond ik bijzonder. Ik moest pinnen, hij had namelijk een pinautomaat bij zich.
Ik heb hierop mijn bankpas gepakt. Dit betreft een bankpas van de ING-bank, op naam van [Slachtoffer 1] en voorzien van rekeningnummer [bankrekeningnummer] . Ik heb deze man 2,- euro laten pinnen, op het apparaat wat hij met zich had meegebracht.. Dat deed hij, ik hoefde alleen maar mijn pincode in te voeren. Na het pinnen kreeg ik mijn pas terug, althans dat dacht ik. Omdat het pasje wat ik terugkreeg ook dezelfde kleur had, als mijn bankpas. Namelijk oranje. Ik heb er verder niet opgelet. Toen is de man vertrokken. Nadat de man weg was zat het mij toch niet lekker. Ik heb toen contact gelegd met mijn bank, de ING-bank. [...] Ik heb toen de situatie uitgelegd en deze medewerker zou mijn bankpas blokkeren. Ik vroeg ook of er geld van mijn rekening was opgenomen dat was toen niet het geval. Daar was ik blij om. Dat was op dezelfde dag, omstreeks 11.00 uur. Ik heb er toen niet aan gedacht om de bankpas te controleren, die ik van de man had teruggekregen.
Op vrijdag 3 april 2020 heb ik mijn bank gebeld, dat was omstreeks 15.30 uur. Ik wilde mijn saldo checken. Dat doe ik wekelijks, op de vrijdagen. Ter verificatie heb ik mijn bankpas moeten pakken om wat gegevens door te geven. Toen ik de bankpas in mijn hand had zag ik dat op het pasje een ander naam stond. Op de bankpas stond; [BB] , rekeningnummer [bankrekeningnummer] , pas nummer [pasnummer] , volgnummer 2023 en geldig tot 06-2023. Het pasje voelde "nep" aan. Maar of dat ook zo was dat weet ik niet. Toen werd het mij duidelijk dat ik van de man, die mij heeft laten pinnen een ander bankpas had teruggekregen. Ik heb daar toen niet opgelet. Dit vertelde ik aan de medewerker van de bank, dat ik mijn eigen bankpas niet had. De medewerker keek mijn rekeningnummer na. Vertelde mij dat op woensdag 1 april 2020 te 11.08 uur een bedrag van 1000,- euro (duizend euro) was gepind van mijn bankrekening. Dit was gedaan aan de Bloemendaalseweg 44 te Bloemendaal. Dat stond vermeld bij de specificatie.
Ik ben hier behoorlijk ziek van. Ik dacht dat mijn bankpas was geblokkeerd. […]
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant W.F. Brinksma d.d. 22 juni 2020(dossierpagina 478). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Op vrijdag 3 april 2020 bleek bij navraag bij de ING bank dat er op woensdag 1 april 2020 om 11.08 uur een bedrag van € 1.000,00 van haar bankrekening was gepind bij de pinautomaat gelegen aan de Bloemendaalsweg 44 te Bloemendaal.
Ten aanzien van feiten 1 en 2 met betrekking tot de zaak 2
Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 2] d.d. 10 april 2020(dossierpagina 482 t/m 484). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
[...] Op woensdag 1 april 2020 omstreeks 10.30 uur, werd ik gebeld op mijn huistelefoon. Ik nam op en ik hoorde dat de persoon aan de andere kant van de lijn het volgende tegen mij zei: ‘Goedemorgen, ik ben van de post en ik wil graag een pakketje komen afleveren voor 1200 uur, ik wil graag even uw geboortedatum hebben, en de kosten bedragen 1 euro.’ Ik dacht ow wat leuk, ik krijg een pakketje van iemand. Ik dacht er verder niet over na. Ik zei tegen de persoon dat voor 1200 uur uit kwam en ik heb hierbij ook mijn geboortedatum vermeld.
Op woensdag 1 april 2020 omstreeks 12.00 uur, werd er aangebeld bij mijn woning te Haarlem. Ik woon op twee hoog maar er is niet aangebeld bij de intercom van mijn appartementen complex. Ik zag een persoon voor mijn woning staan.
[...] Ik zit in een rolstoel [...] Ik zag dat de persoon met een pinautomaat voor mijn woning stond. Ik weet niet meer wat de persoon zei. Ik kreeg van de persoon een envelop. Ik zag dat de envelop al open was. Ik zag dat er op de envelop mijn naam en adres stond. Ik keek in de envelop en ik zag dat het een cadeaukaart betrof van de Hema ter waarde van 150 euro.
Ik hoorde van de persoon dat ik 1 euro moest pinnen. Ik dacht o dat hoort erbij omdat er geen postzegel op zat. Ik heb mijn pinpas gepakt en ik heb mijn pinpas in de automaat gedaan. Daarbij heb ik mijn pinpas ingetoetst. Ik heb niet naar het bedrag gekeken toen ik mijn pincode intoetste. Ik hoorde dat de persoon tegen mij zei dat het niet goed gegaan was. Ik moest het nog een keer proberen. Ik weet niet meer of ik mijn pinpas uit de automaat heb gehaald. Sorry hoor, ik vergeet heel veel. Ik zat al met mijn hoofd bij het cadeau. Ik denk dat de persoon toen mijn pinpas heeft omgewisseld. Ik heb toen weer mijn code ingetoetst. Ik hoorde van de persoon dat het nu goed gegaan was. Ik heb toen de pinpas in mijn jaszak gedaan. Ik denk dat de persoon mijn pincode geeft gezien. De jongen is weggegaan. [...]
Op zondag 5 april 2020 [...] ben ik naar de Plus gegaan om boodschappen te doen. Ik wilde daar met mijn pinpas betalen maar mijn pinpas werkte niet meer. Ik heb meerdere malen mijn pincode geprobeerd. Ik vond dit raar. Ik heb toen uiteindelijk cash betaald. Ik ben toen naar huis gegaan. [...] Ik keek toen ik thuis was op de pinpas. Ik zag dat daarbij de volgende gegevens op stonden: mevr [CC] [bankrekeningnummer]
Deze gegevens zijn helemaal niet van mij. Ik dacht toen aan de postbezorger of hij misschien de pinpassen heeft omgewisseld.
Op maandag 6 april 2020, heb ik telefonisch contact opgenomen met de ING bank. Ik heb mijn verhaal uitgelegd en zij zouden kijken op mijn rekening. Er was een bedrag afgeschreven van in totaal 2300 euro. Ik hoorde dat dit was bij verschillende geldautomaten. [...] Ik hoorde dat ik aangifte moest doen bij de politie. Ik hoorde dat ze mijn rekeningnummer gingen blokkeren. Ik heb geen internetbankieren dus ik heb geen inzicht. [...]
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant A.J. Nijssen d.d. 10 mei 2020(dossierpagina 486). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Middels een vordering 126 ND werden de historisch transactiegegevens van aangeefster [Slachtoffer 2] gevorderd over de periode van 1 april 2020 tot en met 7 april 2020.
Hieruit bleek dat er in de genoemde periode de volgende transactie werden verricht:
Op 1 april te 11:45 uur werd er 600 euro opgenomen op het Soendaplein 18 te Haarlem.
Op 1 april te 11:46 uur werd er 400 euro opgenomen op het Soendaplein 18 te Haarlem.
Op 1 april te 14:17 uur werd er 1910,10 euro betaald bij Geldermans sport te Beverwijk.
Op 1 april te 14:10 uur werd er 81 euro betaald bij Geldermanssport te Beverwijk.
Op 1 april te 14:32 uur werd er 429 euro betaald bij BCC Beverwijk.
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [YY] d.d. 3 juni 2020(dossierpagina 66 t/m 67). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
V: Wanneer is het begonnen dan?
A: Dat was in april. Ik liep toen door de stad en ik kreeg een snapchat van [verdachte] . [verdachte] vroeg of ik hem wilde meeten en of ik iets bij de BCC wilde kopen. Ik moest bij de BCC een Iphone kopen. Ik kreeg daarvoor een pinpas van [verdachte] . Nadat ik de pinpas gekocht had heb ik deze ingeleverd bij [verdachte] . Vervolgens zijn we naar Ab Gelderman gegaan waar ik voor 2000 euro aan trainingspakken moest kopen. Ik moest Nike-tecs trainingspakken pakken en op de balie leggen. [verdachte] heeft die trainingspakken betaald en toen heb ik ze in de auto gelegd.
V: Wat bedoel je met in de stad?
A: Beverwijk.
V: Je was met [verdachte] ?
A: Ja en met [WW] .
V: En je bent eerst naar de BCC gegaan en toen naar Ab Geldermans?
A: Ja, ik dacht van wel maar ik weet het niet precies meer.
V: Als je een telefoon bij de BCC koopt wordt dat geregistreerd. Hoe is dat gegaan?
A: Er lag een briefje in de auto waarop een adres stond waarop de telefoon geregistreerd moest worden. Ik weet het adres niet meer.
V: Je vertelde dat je de Iphone 7 in hebt moeten leveren. Aan wie?
A: ik heb hem in de auto gelegd. Ik heb het bij [verdachte] ingeleverd.
V: Waarom kocht [verdachte] zelf niet de telefoon?
A: Hij zei dat hij andere dingen te regelen had.
V: Hoe heb je de telefoon betaald?
A: Met een pinpas en een pincode die ik van [verdachte] heb gekregen.
V: op welke naam stond die pinpas?
A: Dat wet ik niet. Daar heb ik niet naar gekeken.
V: Stond de pas op naam van [verdachte] ?
A: Nee.
V: Stond de pas op naam van [WW] ?
A: Nee.
V: Daarna zijn jullie dus naar Ab Geldermans gegaan. Een sportzaak in Beverwijk waar jullie Nike Tecs trainingspakken gekocht hebben?
A: Ja en een paar jassen. Dat waren Parajumper jassen.
V: Hoe ging dat dan? Pakten jullie zo maar wat?
A: Nee, we moesten van elke maat een beetje pakken.
V: Van wie moest dat?
A: Van [verdachte] .
V: Je vertelde net dat je spullen in de auto moest leggen. Wat voor auto was dat?
A: De auto waarmee ik ook opgepakt ben. […]
V: Wat is er met die trainingspakken gebeurd?
A: Nadat we weg gingen bij Ab Geldermans ben ik thuis afgezet. [WW] en [verdachte] zijn toen door gereden. Ik heb van zowel [WW] als van [verdachte] 50 euro gehad omdat ik de telefoon gekocht had.
V: Wie waren er allemaal mee bij de BCC binnen?
A: Alleen [verdachte] en ik. [WW] bleef in de auto wachten.
V: Kan het zijn dat dit 1 april was?
A: Ja, dat zou kunnen. [...]
Ten aanzien van feiten 1 en 2 met betrekking tot de zaak 3
Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 3] d.d. 2 april 2020(dossierpagina 490 en 491). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Op woensdag 1 april 2020 omstreeks 11.00 uur werd ik gebeld door een medewerker van post.nl. Hij vertelde dat er een aangetekende brief voor mij was. De man vroeg of ik thuis was. Hij wilde de brief afleveren bij mij. [...]
Omstreeks 13.00 uur die dag werd er aan gebeld bij mijn voordeur te Haarlem. Ik ben naar de voordeur gelopen en heb deze open gemaakt. Ik zag dat er een man stond die zich voorstelde als medewerker van post.nl.
Ik zag dat hij een witte envelop met mijn naam er op in zijn handen had. Ik hoorde man zeggen dat er geen postzegel op de brief zat. Ik hoorde de man zeggen dat er een (1) euro betaald moest worden.
Ik zag dat de man een pinautomaat in zijn handen had. Ik heb tegen de man gezegd dat ik het bedrag van een (1) euro wilde betalen. Ik had mijn bankpas in de pinautomaat gedaan en heb mijn pincode ingevoerd.
Ik hoorde de man zeggen dat de transactie gelukt was. De man draaide zich om en wilde weglopen direct daarna draaide de man weer mijn kant op. Ik hoorde man zeggen u was u bank pas vergeten hier heeft u deze terug.
De man is vervolgens weg gelopen. [...]Ik heb de bestelling gedaan en wilde deze afrekenen, heb mijn bankpas gepakt vervolgens kon ik mijn pincode niet invoeren in mijn e.dentifier Ik heb dit nogmaals gedaan maar dit mislukte. Ik heb de bankpas uit de e.dentifier gepakt en zag dat dit niet mijn bankpas was. Ik moest direct aan de medewerker van post.nl denken.
Vervolgens ben ik met mijn fiets naar het Houtplein gereden, daar zit de ABN-AMRO bank. Ik heb daar mijn verhaal gedaan en zij hebben mijn bankpas en rekening geblokkeerd. Ik kreeg te horen dat er vijfhonderd euro van mijn rekening gepind was bij een geldautomaat in Heemstede.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant R. Post d.d. 15 april 2020(dossierpagina 492). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Op 6 april 2020 heb ik camerabeelden gevorderd van de pinautomaat waar 500 euro was opgenomen van de rekening van aangever [Slachtoffer 3] . Ik heb van SIOC de beelden via de mail ontvangen en hierop is het volgende te zien:
Een persoon, gekleed in een zwartkleurige Northface jas, met daaronder een zogenaamde hoody met capuchon die hij op zijn hoofd heeft en onder deze capuchon draagt hij een zwartkleurig petje, staat te wachten voor de pinautomaat en kijkt op een mobiele telefoon.
Duidelijk te zien dat deze persoon witkleurige latex handschoenen draagt. Ook draagt de persoon een zonnebril.
Te zien is dat hij met een groene bankpas een geldopname doet. Hij stopt de bankpas en het geld in de buitenzak van zijn jas. Na de pintransactie loopt de persoon weg en uit beeld.
Proces-verbaal van verdenking van verdachte [verdachte] door verbalisant M.P. Sombroek d.d. 17 mei 2020(dossierpagina 29). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Met de bankpas van aangever [Slachtoffer 3] werd op 1 april 2020 te 12:30 uur bij een PIN automaat op de Binnenweg te Heemstede gepind.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten N. Meinen en R.X. Scholten d.d. 2 april 2020(dossierpagina 396 en 397). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Op woensdag 1 april 2020, om 12.00 uur, waren wij, verbalisanten, belast met onopvallende surveillancedienst. Wij waren in burger kleding gekleed en reden in een onopvallend dienstvoertuig. […] Op woensdag 1 april 2020, om 12.27 uur, reden wij over de Heemsteedse Dreef te Heemstede. […] Wij zagen dat er ons een voertuig tegemoet kwam rijden. […] Wij zagen dat dit een Renault Clio voorzien van kenteken [kenteken] betrof. Wij zagen dat er twee jonge jongens in het voertuig zaten. Wij zagen dat de bestuurder witte handschoenen droeg. Wij zagen dat de bijrijder een petje op zijn hoofd had. Hierover droeg hij een capuchon. Op zijn gezicht droeg hij een piloten zonnebril. Dit terwijl de weersomstandigheden niet bepaald zonnig waren. Na het bevragen voornoemd kenteken in de politiesystemen zagen wij dat de Renault Clio op naam stond van: [DD] […]
Middels de ons beschikbare politiesystemen zagen wij dat [DD] een zoon had betreffende: [verdachte] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] […]
Wij zagen middels een beschikbare foto van [verdachte] dat de bestuurder van de Renault Clio, sterke uiterlijke overeenkomsten met [verdachte] had. Gezien bovenstaande feiten besloten wij het voertuig en de inzittenden kort te volgen.
Op woensdag 1 april 2020, om 12.28 uur, zagen wij dat de Renault over de Heemsteedse Dreef reed in de richting van het Julianaplein. [...] Wij zagen dat de Renault rechtdoor de Julianalaan op reed. Wij zagen dat de Renault midden op de rijbaan stopte ter hoogte van de T-splitsing met de Binnenweg. Wij zagen dat de bijrijder uitstapte en richting de ABN AMRO bank, gelegen aan de Binnenweg 67 te Heemstede liep.
Ik, Meinen, ben de bijrijder gevolgd. Ik zag dat de bijrijder voor de pinautomaat van de ABN AMRO plaats nam. Ik zag dat de bijrijder witte handschoenen aan had.
Ik, Scholten, ben de Renault gevolgd en zag dat deze rechtsaf de Binnenweg op reed in de richting van de Bronsteeweg. Ik zag dat de Renault na ongeveer 30 meter in een parkeervak langs de Binnenweg werd geparkeerd. Ik zag dat de bestuurder in het voertuig bleef zitten.
Ik, Meinen, zag ondertussen dat de bijrijder een groen / blauw kleurige pinpas bij de pinautomaat aanbood. Ik zag dat de bijrijder een aantal handelingen op de toetsen van de pinautomaat verrichte. Vervolgens zag ik dat de bijrijder de groen / blauw kleurige pinpas weer uit de pinautomaat pakte. Vervolgens zag ik dat het geldluik van de pinautomaat open ging. Vervolgens zag ik dat de bijrijder een aantal biljetten uit het geldluik aanpakte en in zijn jaszak stopte. De kleur van de biljetten kon ik niet zien. Hierna zag ik dat de bijrijder richting de verderop geparkeerde Renault liep. Vervolgens zag ik dat de bijrijder weer in de Renault plaats nam.
Ik, Meinen, sprak over een groene en/of blauw kleurige pinpas. Ik kon door de afstand niet goed zien welke kleur het exact betrof.
Nadat de bijrijder was ingestapt bleven de bestuurder en bijrijder een aantal minuten in de geparkeerde Renault zitten. [...]
Tijdens het kortstondig observeren van [verdachte] en [WW] hebben wij continu zicht op hen gehad. Tijdens de controle van de Renault door de geüniformeerde collega's hebben wij op een afstandje mee gekeken. Wij zagen dat [WW] op dat moment nog steeds de bijrijder van de Renault was. Wij zagen dat [verdachte] op dat moment ook nog steeds de bestuurder van de Renault was.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten M. Roest en S. Schut d.d. 2 april 2020(dossierpagina 399 en 400). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
[...] Op woensdag 01 april 2020 omstreeks 12.45 uur reden wij voor het voertuig voorzien van kenteken 70GLV4. Ik, verbalisant. Roest, gaf dit voertuig een stopteken. Ik zag dat het voertuig mij volgde en stopte.
De bestuurder legitimeerde zich en bleek te zijn: [verdachte] [...]
De bijrijder legitimeerde zich en bleek te zijn: [WW] [...]
Ik vroeg [WW] of hij zojuist gepind had. Hierop verklaarde hij dat hij twintig (20) euro had gepind. Ik vroeg hem met welke pinpas hij dat had gedaan. Hierop liet [WW] mij een Rabobank pinpas zien.
Ik, verbalisant Roest, zei dat er met een blauw/groene pas gepind is. Hierop verklaarde beide mannen dat zij niet zo'n pas hebben.
Ik vroeg aan [WW] of hij via internet bankieren kon laten zien dat hij daadwerkelijk twintig euro had gepind. Hierop verklaarde [WW] dat hij geen internetbankieren heeft. [...]
Toen verbalisant Schut, bezig was met de fouillering zag ik, verbalisant Roest, dat [verdachte] naar een jas op die deels op de achterbank en deels op de grond lag greep. Ik heb gevraagd of we deze jas ook mochten doorzoeken. Hierop kregen verbalisanten toestemming. In de jas werd niets aangetroffen.
Op de grond in de auto, waar de jas eerder gelegen had, zag ik een groene pinpas liggen.
Ik, verbalisant Schut, heb deze pinpas uit de auto gepakt. Ik zag dat deze pinpas stond op naam van [Slachtoffer 3] voorzien van rekeningnummer [bankrekeningnummer]
Ik vroeg aan [verdachte] en [WW] hoe deze pas hier kwam. Dit wisten beide mannen niet. Hierop heb ik een foto van de bankpas gemaakt en in het politiesysteem gezocht of er op deze bankpas een registratie bekend was. Dit was toen nog niet het geval.
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [WW] d.d. 16 mei 2020(dossierpagina 166). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
V: Hoeveel mensen zaten er in de auto?
A: We waren met zijn tweeën.
[…]
V: Die meneer die achter het stuur zat is meneer [verdachte] .
A: Dat kan ik bevestigen. [...]
Ten aanzien van feiten 1 en 2 met betrekking tot de zaak 4
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 9 oktober 2020 heeft afgelegd, houdt onder meer het volgende in.
Op 15 mei 2020 ben ik met [YY] naar Amsterdam gereden. Bij het hotel in Amsterdam is een jongen naar ons gekomen en heeft ons spullen gegeven. Hij heeft de bankpassen en de e.dentifier aan ons gegeven. Ik ben naar een winkel gegaan en heb daar een Nokia telefoon gekocht. De adressen waar wij naartoe moesten kwamen via Snapchat van een onbekend account. Ik heb niet op de enveloppen geschreven. Ik heb het gepinde geld bewaard en ik zou aan het einde van de dag daar een deel van krijgen. Bij mijn aanhouding op 15 mei 2020 had ik het geld in mijn onderbroek gestopt.
Schriftelijke verklaring van verdachte d.d. 2 juli 2020(dossierpagina 25B)
Deze verklaring houdt onder meer het volgende in.
[…] Op 15 mei was ik met [YY] in de auto. […] Wij moesten naar een hotel in Osdorp komen. Wij hadden een telefoon en we kregen daar adressen waar we dan naartoe moesten. Ook kregen wij een paar pinpassen, die waren gewikkeld in een servetje volgens mij. Dit kregen wij van een jongen. Hij kwam naar de auto toe of hij stapte even in, dat weet ik niet meer, en gaf die dingen aan ons. Daarna ging hij weer weg. Wij hadden de locatie van het hotel via Snapchat gekregen denk ik, er stond niet een naam bij het account van een bepaalde persoon dus ik weet niet wie het was die ons het bericht stuurde en ik weet ook niet of dit dezelfde was als de jongen die naar ons toe kwam.
Wij gingen naar die adressen toe. Ik reed in de auto want ik ben 18 jaar en ik heb mijn rijbewijs. Ik weet wel dat we die dag in Barneveld zijn geweest, maar niet meer welk adres of adressen.
Ik ben niet uit de auto geweest in Barneveld. Als [YY] eruit ging bij een adres bleef ik in de auto zitten. Toen hij terugkwam zijn we verder gereden. Ik ben ook gestopt zodat hij ging pinnen. Hij gaf het geld na het pinnen aan mij om even bij me te houden, omdat ik in de auto bleef en hij naar een volgend adres zou gaan en niet met geld op zak zou staan. Toen de politie kwam had ik dus het gepinde geld bij me. […]
Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 4] d.d. 15 mei 2020(dossierpagina 499 en 500). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Zij deed aangifte en verklaarde het volgende over het […] incident, dat plaatsvond […] te Barneveld, tussen vrijdag 15 mei 2020 om 12:05 uur en 12:20 uur.
Op vrijdagochtend 15 mei 2020 omstreeks 10:30 uur werd ik gebeld op onze vaste telefoon [...]. Ik hoorde een mannenstem aan de andere kant van de lijn. De stem sprak met een accent, ik had af en toe moeite hem te verstaan. De man vertelde mij dat hij een postpakket voor mij had. Er zou gisteren al geprobeerd zijn dit af te leveren maar dat was niet gelukt. De man zei dat ik het kon komen halen of dat hij het voor een (1) euro wilde komen brengen. Hij benadrukte dat ik dit bedrag moest pinnen en dat het niet contant betaald kon worden. Ik heb tegen de man gezegd dat hij het kon komen brengen.
Na ongeveer 30 minuten of misschien nog wel eerder ging de deurbel. Ik heb de toegangsdeur beneden geopend en heb de voordeur open gedaan.
De man was alleen aan de deur. Ik kan de man omschrijven als een jonge man, ergens in de 20 jaar. Een vrij donkere huidskleur, duidelijk een accent.
De man had geen pakket bij zich maar een enkel envelop. Hij gaf mij de envelop.
De man had een apparaatje bij zich om te betalen. Ik zei nog tegen de man dat het veel hygiënischer was om de euro in een zakje te doen maar dat wilde hij echt niet.
Ik had mijn pinpas in mijn hand. Het ging zo snel, hij pakte mijn pas en deed deze in het apparaat. Ik hoefde alleen mijn pincode in te toetsen. Ik dacht nog wel dat dit raar was omdat je tegenwoordig voor kleine bedragen alleen je pasje maar op het apparaat hoeft te houden. Maar achteraf klopt er wel meer niet.
Ik heb mijn code ingetoetst. Ik weet niet waarom maar de eerste twee keer had ik de foute code. Pas de derde keer had ik de goede pincode ingevoerd. De man hield het apparaat vast. Ik heb niet gelet op het feit of hij keek naar het invoeren van de code of niet. Na de derde poging lukte het om te betalen. Ik zag geen bedrag in het scherm van het apparaat. Hierna gaf de man mij mijn pinpas terug. De man is toen heel snel ook weer vertrokken.
Het zat me gelijk niet helemaal lekker. Ik heb direct de bank gebeld. Het duurde best heel lang [...] Op het moment dat ik de bank aan de lijn had stond er al politie bij mij.
Toen bleek dat er € 1050,- was afgeschreven van mijn rekening. Ik weet niet waar er gepind is.
Ik heb van de politie gehoord dat ik niet mijn eigen pinpas van de man had teruggekregen. Mijn bankrekeningnummer is [bankrekeningnummer] .
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant W.F. Brinksma d.d. 22 juni 2020(dossierpagina 503). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
[...] Na de derde keer haar code te hebben ingetoetst, was de betaling geslaagd en kreeg zij, naar later bleek, niet haar eigen Rabobank bankpas terug maar de Rabobank bankpas van een anders slachtoffer genaamd [EE]
[...] bij navraag bij de Rabobank dat er op vrijdag 15 mei 2020 om 11:31 uur een bedrag van € 1.050,00 van haar bankrekening was gepind bij de pinautomaat gelegen aan het Torenplein 2 te Barneveld.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant M.P. Sombroek d.d. 16 mei 2020(dossierpagina 98). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Uit nader onderzoek van bij de fouillering van [YY] aangetroffen bankpassen bleek vervolgens dat de bankpassen op naam stonden van: Rabobank pas op naam van [FF] […]
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant A.J. Nijssen en A. van Blanken d.d. 20 juni 2020(dossierpagina 130). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Tijdens de aanhouding van [YY] , geboren [geboortedatum] , werd op 15 mei 2020 onder verdachte [YY] een mobiele telefoon in beslag genomen. [...]
Uit onderzoek in de logboek gegevens van 15 mei 2020 is gebleken dat er:
11:18 uur /11:18 uur is gebeld met het nummer 6142 [...]
Verdachte [YY] verklaarde dat hij met zijn privé telefoon naar de slachtoffers toe ging. Hij dan zijn “telefoonapp” had openstaan en dat hij de slachtoffers hun pincode liet intoetsen en liet bevestigen met de ‘groene knop”. Hierdoor werd de pincode opgeslagen in de telefoon.
Uit onderzoek bleek dat de pincode van het slachtoffer van zaak 4, aangeefster [Slachtoffer 4] “6142” was. Dit nummer is in de telefoon van verdachte [YY] geregistreerd op, 11:18 uur. Dit betreft ook het tijdstip dat [Slachtoffer 4] verklaarde dat er een pakketbezorger bij haar aan de deur stond. [...]
Ook medeverdachte [verdachte] werd als contact aangetroffen in de telefoon met Snapchataccount " [KK] " [...]
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [YY] d.d. 3 juni 2020(dossierpagina 68). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
[...] 14 mei ben ik weer benaderd door [verdachte] . Hij zei dat ik na maandag eigenlijk niet meer terug kon. Ik gaf aan dat ik er vanaf wilde maar dat kon niet. [verdachte] heeft mij toen vrijdag om 10 uur weer opgehaald. We zijn toen naar een andere McDonalds in Amsterdam gereden. Er kwam toen een wat dikkere jongen die vier verwisselpasjes kwam brengen die ik moest gebruiken om te verwisselen. We zijn toen naar Barneveld gereden. Onderweg heeft [verdachte] nog een wegwerptelefoon gekocht. Dat was nog wel in Amsterdam. In Barneveld kreeg [verdachte] adressen via de wegwerptelefoon door. Ik moest de adressen op een brief schrijven en daarna moesten we weer hetzelfde doen. Mensen laten pinnen en de pinpas verwisselen. We zijn daarna naar een pinautomaat gegaan en toen [verdachte] via de telefoon doorkreeg dat er gepind mocht worden heb ik gepind. Dat was ongeveer 1000 euro. Ik heb dat geld aan [verdachte] gegeven en toen we op een volgende opdracht stonden te wachten werden we staande gehouden door de politie. [...]
V: Wie kocht de telefoon?
A: Ik niet, dus dan is het wel duidelijk. [...]
Ten aanzien van feiten 1 en 2 met betrekking tot de zaak 16
Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 8] d.d. 11 april 2020(dossierpagina 652 en 653). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Op donderdag 9 april 2020, omstreeks 11.17 uur, werd ik gebeld door een voor mij onbekend persoon. Aan de stem te horen was het een man. De persoon vertelde mij dat hij van de pakketbezorging was en dat hij gisteren bij mij voor een dichte deur stond. Hij wilde een pakje komen afleveren en vroeg of ik nu thuis was. Ik had hem gezegd dat ik thuis was. Ik hoorde hem zeggen dat hij binnen een half uur bij mij zou zijn met het pakketje. Omstreeks 11.30 uur, kwam de bezorger aan de deur. Ik woon op de begane grond van een appartementencomplex te Krommenie. [...]
Toen ik de voordeur opende zag ik dat hij een pakje in zijn handen had. Het pakje was voorzien van mijn naam en adres, dit heb ik gelezen. Ik had niets besteld, dus verwachtte ook geen pakketpost. De-post bezorger vroeg mij om 1 euro te pinnen op zijn mobiele terminal. Ik hoorde hem zeggen dat de 1 euro voor de bezorgkosten waren. Ik hoorde hem zeggen dat hij geen contant geld mocht aannemen en dat het daarom gepind moest worden. Ik ben zo stom geweest en heb toen 1 euro gepind op zijn mobiele terminal. Ik heb zelf de pinpas in de terminal gestoken. Ik kreeg mijn pasje terug van hem nadat ik had betaald, door mijn pincode in te voeren. Ik zag dat hij het pasje uit het apparaat pakte en het aan mij gaf. Ik kreeg van de bezorger het pakketje en hij ging weg. [...]
Ik ben omstreeks 13.30 uur naar mijn zoon en schoondochter gegaan om de cadeau kaart te brengen, omdat ik deze niet wilde hebben. Ik zei tegen mijn zoon dat ik er 1 euro voor moest pinnen en toen zag ik dat ze schrokken. Mijn schoondochter vroeg mij of ik mijn eigen pasje nog in bezit had en ik zei toen ja. Ik ging vervolgens kijken en de pas bleek van iemand anders te zijn. Mijn pas moet zijn omgewisseld door de bezorger op het moment dat ik mijn pasje van hem terug kreeg. De pas bleek van [HH] , het rekeningnummer is [bankrekeningnummer] en het pasnummer 186.
Omdat mijn zoon een volmacht heeft voor mijn rekening kon hij mijn bankgegevens bekijken en toen zagen wij dat al mijn geld van mijn rekening was gehaald. Mijn rekening nummer is [bankrekeningnummer] tnv [Slachtoffer 8]
Donderdag 9 april is er om 11.56 uur voor de eerste keer met mijn pinpas geld opgenomen bij een pinautomaat in Heemskerk, dit bedrag was 500 euro. Na deze pin-transactie is er om 12.26 uur, 7000 euro van mijn spaarrekening naar mijn lopende rekening overgeschreven. Toen volgde er op verschillende locaties in Beverwijk nog andere pintransacties, zoals: 2000 euro, 2000 euro, 850 euro, 1000 euro, 2000 euro en 1650 euro. Ik heb de screenshots van de afschrijvingen op de diverse locaties met tijden bij deze aangifte gegeven.
Ik kan zien op mijn bankafschriften dat er nadien is gepind in een winkel in Beverwijk. De winkel heet Ab Geldermans Sport. Daar werd eerst een betaling gedaan van 1928,99 euro om 13.24 uur en 99 euro om 13.27 uur. [...]
Ik kan mij herinneren dat de bezorger heel donker haar had met kleine krulletjes, hij was lichtgetint en droeg een zwarte broek met een zwart shirt. [...]
In totaal ben ik een bedrag van 12027,99 kwijt.
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [WW] d.d. 22 mei 2020(dossierpagina 183 en 184). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Als laatste dan 9 april. Vertel daar eens iets meer over.
Dat was in Krommenie op twee adressen. […] De tweede was tegenover de ING, naast het kinderdagverblijf. Ik weet de straatnamen niet meer. […] de tweede was een man.
Welke passen waren dat en hoeveel is er gepind?
[…] de tweede was een ABN Amro pas en daarmee is meer dan 6.000 euro gepind.
Wat is er met dat geld gebeurd?
Dat geef ik af aan degene die mij haalt.
Met wie was je deze dag? [verdachte] ?
Ja.
Waar laat hij dat?
In zijn zak.
Ten aanzien van feiten 1 en 2 met betrekking tot de zaak 23
Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 9] d.d. 14-4-2020(dossierpagina 788 en 789). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Zij deed aangifte en verklaarde het volgende over het […] incident, dat plaatsvond te Warmenhuizen, tussen maandag 13 april 2020 om 10:30 uur en 11:20 uur. […]
Ik werd op maandag 13 april 2020, omstreeks 10.00 gebeld door een man en die vertelde mij dat ik een prijs had gewonnen van 100 euro en dat deze prijs in een enveloppe zat en niet door de brievenbus bezorgd kon worden omdat deze te groot was. De man vroeg toen aan mij of het goed was dat hij de prijs langs zou brengen. Ik zei dat dit goed was.
Deze man kwam op 13 april, 2020, omstreeks 10.30 uur belde bij mij aan de deur. De man toonde mij een enveloppe die niet zo groot was en wel door de brievenbus paste. Ik vond dit heel vreemd.
De man vertelde mij dat ik alléén de prijs in ontvangst kon nemen indien ik 1 euro pinde in een apparaat wat hij bij zich had.
Ik heb toen mijn bankpas gepakt van de Rabobank en heb toen 1 euro gepind in het apparaat wat de man bij zich had. Wat mij opviel is dat de man het apparaat waar ik de pinpas in moest stoppen om te pinnen op een bijzondere, vreemde manier vasthield.
Toen ik 1 euro gepind had gaf de man mij een pas terug wat niet de mijne was waarmee ik gepind had. Ik had gepind met een pas van de Rabobank voorzien van het iban nummer [bankrekeningnummer] en voorzien van het pasnummer [pasnummer] . Ik ontving van de man een bankpas van de Abnamro voorzien van het iban nummer [bankrekeningnummer] en voorzien van het pasnummer [pasnummer]
.Ik vroeg toen aan deze man om mijn pas terug te geven. Deze man zei tegen mij dat deze Abnamro pas mijn pas was en ik zei dat ik een Rabobank pas had. De man zei vervolgens tegen mij dat hij dan naar zijn wagen ging om de pas op te halen. Ik zei dat dit niet kon waarna de man wegliep. [...]
Ik was zo geschrokken dat ik daarna direct [...] naar een goede kennis van mij ben gefietst. Ik heb daar uitgelegd wat er was gebeurd en daar heeft men direct de Rabobank opgebeld om mijn rekening te laten blokkeren die aan mijn bankpas was gekoppeld. Men zag daar direct dat er reeds 750 euro was gepind en dat men nu bezig was om 7000 euro over te boeken van mijn spaarrekening naar de betaal rekening. Dat heeft men gelukkig kunnen voorkomen waardoor de schade beperkt is gebleven tot 750 euro. [...]
De aangever verstrekte over de oplichting volgende aanvullende informatie:
[...] Voertuig: Personenauto Merk/type: Renault Clio [...] Kenteken: [kenteken]
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant R.T. Grimijzer d.d. 14 april 2020(dossierpagina 794 en 795). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Op dinsdag 14 april 2020 was ik bij het slachtoffer […] [Slachtoffer 9] [...] Ik liet haar de foto zien die de getuige […] [II] had gemaakt van de verdachte die zijn moeder mevrouw [..] [Slachtoffer 10] had geprobeerd op te lichten. Mevrouw […] [Slachtoffer 9] herkende voor 100 % de man op de foto als zijnde de jongen die bij haar een enveloppe had achtergelaten en haar bankpas had omgeruild voor een andere bankpas. Heel herkenbaar was het logo op de linker borst van het trainingspak van de man.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant I. Veenman-Hulshof d.d. 13 april 2020(dossierpagina 804 en 805). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Hierna toonde [ZZ] een foto aan mij en mijn collega L. Kramer. Ik zag in het FaceBook-bericht de foto van [ZZ] met daarbij de tekst: ‘Deze pannekoek is in de regio Warmenhuizen en Tuitjehorn, dus druk met de babbeltruc. Pas op, komt bij diverse mensen met de pin truc. Pas afhandig gemaakt. Vanmorgen bij mijn tante enkele honderden euro’s gestolen.’ […]
Het FaceBook- bericht met de daarbij behorende foto van [ZZ] was eerder [...] omstreeks 18.47 uur door een collega ter informatie naar ons toegestuurd. Mijn collega en ik herkenden beiden [ZZ] van de foto die wij van onze collega hadden ontvangen. [...]
Op de foto van Facebook is een personenauto te zien met het kenteken; “ [kenteken] ”. [...] dit kenteken is afgegeven voor een personenauto van het merk Renault, type Clio, de te naam gestelde is [DD] , adres [adres] .
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant L.R. Bruinewoud d.d. 23 april 2020(dossierpagina 797 en 798). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Op donderdag 16 april 2020 heb ik bij collega R.M. Van Mierlo, hoofdagent van politie, het verzoek neergelegd om camerabeelden veilig te stellen bij de Spar supermarkt. Dorpsstraat 36-38 te Dirkshorn. Hierbij zou het gaan om camerabeelden van maandag 13 april 2020 omstreeks 11.10 uur waarbij de pinautomaat van Rabobank in beeld was en tevens camerabeelden waarbij degene die pint herkenbaar in beeld zou komen.
Op donderdag 16 april 2020 omstreeks 17.30 uur werd ik gebeld door collega Van Mierlo. Hij vertelde mij dat het niet lukte om de camerabeelden veilig te stellen op een USB-stick, maar dat hij vier fragmenten met zijn mobiele telefoon had gefilmd. Deze fragmenten heeft Van Mierlo mij via WhatsApp verstrekt. Ik zag dat het signalement en de kleding van de persoon welke zichtbaar was op de camerabeelden, overeenkwam met de foto die gemaakt was door getuige […] [II] […]. Echter droeg de man op de camerabeelden van de Spar supermarkt een mondkapje Een screenshot van de camerabeelden is bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd.
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [ZZ] d.d. 10 juni 2020(dossierpagina 295, 296, 298 en 299). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
[...] Gisteren heb ik alles eerlijk verteld. Dat ik gepind heb en dat ik het moest doen van hem. Alle camerabeelden kloppen.[...]
Advocaat: Ik wil graag net als gisteren even op verzoek van mijn cliënt even vertellen wat hij mij heeft verteld. [ZZ] heeft mij verteld dat hij bij die dame een pinpas heeft meegenomen en dat die dame haar pincode aan hem heeft gegeven.
V: Maar die dame geeft toch niet zo haar pinpas af?
A: Ik heb haar een andere pinpas gegeven en ik heb haar pinpas meegenomen.
V: Maar hoe is dat dan precies gegaan?
Zij geeft toch niet zomaar haar pas en pincode af?
A: Ik was daar aan de deur en ik had een envelop bij me die ik aan haar moest geven. Ik had van [verdachte] gehoord dat zij al gebeld was dat ik zou komen Ik moest van [verdachte] zeggen dat ze gebeld was en dat ze nog één euro moest pinnen. De vrouw heeft toen haar pinpas aan mij gegeven. Ik heb de pinpas onder mijn telefoon gehouden waarna ze haar pincode in mijn telefoon heeft ingetoetst. Ik heb haar daarna een andere pas terug gegeven.
V: Had jij toestemming van die vrouw om haar pinpas mee te nemen?
A: Nee, ik den k het niet.
V: Hoe kwam je aan de pinpas die je terug gegeven hebt?
A: Die heeft [verdachte] aan mij gegeven. Ik heb naar [verdachte] geluisterd. Ik heb alles gedaan wat [verdachte] tegen mij heeft gezegd. Toen ik niet wilde pinnen ging hij schreeuwen naar mij. Uiteindelijk heb ik gepind met zijn bril op. Daarna heb ik het geld aan [verdachte] gegeven. [...]
V: Die envelop die je aan die vrouw hebt gegeven. Stond daar iets op?
A: Ja, dat had [verdachte] geschreven. Die tekst stond al op de envelop. Ik weet niet wanneer hij dit geschreven had. [...]
V: Wat weet je van de bankpas die je aan de mevrouw terug hebt gegeven?
A: Ik weet niet op welke naam de pas stond. Volgens mij was die van de ABN Amor of van de Rabobank. Volgens mij was het niet van dezelfde bank als de pinpas van de mevrouw.
V: Je verklaarde net al dat je eigenlijk niet wilde maar dat [verdachte] begon te schreeuwen en dat je bang werd. Wat gebeurde er na het pinnen?
A: Ik heb de bankpas en de 750 euro die ik gepind heb aan [verdachte] terug gegeven en gezegd dat ik naar huis wilde. [...]
[verdachte] heeft me van tevoren benaderd en we hebben afgesproken om negen uur bij de Vomar en hij zij dat we naar Alkmaar zouden gaan om iets te doen. Pas in de auto heeft hij verteld wat we gingen doen. [...] ik heb hier niets voor gekregen en dat was ook niet afgesproken. [...] toen we afspraken zei hij alleen dat we iets gingen doen en toen we in de auto zaten en hij vertelde wat we gingen doen zei hij dat ik iets leuks, een geldbedrag, zou krijgen maar niet hoeveel. [...]
Ten aanzien van feit 3
Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 10] d.d. 14 april 2020(dossierpagina 779).
Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
[...] Ik werd [...] op 13 april 2020, omstreeks 11.45 uur gebeld door een man. Deze man vertelde mij dat hij werkte bij de Ptt en dat hij een pakketje voor mij had en dat hij dat moest bezorgen op het adres [adres] . Hij wilde het daar niet achterlaten omdat hij het niet vertrouwde. Dit vond ik heel vreemd. Ik zei tegen hem dat ik daar niet meer woonachtig was.
Hij zei tevens dat ik voor ontvangst van het pakket 1 euro moest pinnen. Ik vond dit erg vreemd en vertrouwde het niet. Het is tweede Paasdag en dan bezorgt de Ptt geen pakketjes. [...]
Op maandag 13 april 2020, omstreeks 12.15 uur werd er bij mij aan de deur te Tuitjehorn gebeld. Mijn zoon ging toen naar de deur toe, opende deze en sprak de man aan. Ik hoorde later van mijn zoon dat hij een foto van de man had gemaakt en dat hij met de man mee was gegaan om een id-bewijs te zien. Ik bleef in de woonkamer zitten. Mijn zoon heeft later ook een foto gemaakt van die wagen met daarop duidelijk het kenteken te zien is. Ik hoorde later dat twee mannen waren weggereden en de politie vertelde mij ook dat men ook in Warmenhuizen oudere mensen had opgelicht.
Men heeft dus geprobeerd om mij een bedrag te laten pinnen op een apparaat, waarschijnlijk om mijn pincode te achterhalen. Gelukkig is het niet gelukt, doordat mijn zoon zo kordaat optrad en omdat ik het niet vertrouwde.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [II] d.d. 14 april 2020(dossierpagina 783 en784). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Ik werd vandaag, 13 april 2020 omstreeks 11.50 uur gebeld door mijn moeder met de mededeling dat ze was gebeld door iemand die vertelde dat hij van de Ptt was en hij een pakketje voor haar had. Mijn moeder vertelde dat ze dit erg vreemd vond omdat het namelijk tweede Paasdag was. Tevens vertelde mijn moeder tegen mij dat ze 1 euro moet pinnen op een smartphone wat ze ook erg vreemd vond om dit pakketje in ontvangt te nemen.
Ik ben toen direct naar mijn moeder gegaan en op maandag 13 april 2020, omstreeks 12.15 uur kwam er een man bij mijn moeder en belde aan. Ik opende de voordeur en dit had de man niet verwacht, ik zag dat hij verbaasd was.
Ik heb toen direct een foto van de man gemaakt en vroeg aan de man of hij zich kon legitimeren.
De man overhandigde mij een kleine enveloppe met daarin naar wat later bleek een Hema waardebon / enveloppe te zijn.
De man vertelde dat hij dit niet kon maar dat zijn legitimatiebewijs in de wagen lag. Ik zei dat ik zijn legitimatiebewijs wilde zien en ben toen met de man naar zijn wagen gelopen die op de parkeerplaats stond [...] Ik zag dat in de wagen een bestuurder zat. Ik heb toen direct een foto gemaakt van die wagen
.Ik zag dat het een personenwagen was van het merk Renault, type Clio en voorzien van het kenteken [kenteken] .
De man zei vervolgens dat ze hun werk deden en vervolgens stapte de man waar ik een foto van had gemaakt in de wagen stapte en wegreden [...]
Signalement man 1 die aanbelde:
  • leeftijd 18-20 jaar
  • licht getinte huid
  • zwarte trainingspak dragend
  • zwart petje dragend
  • normaal postuur
  • buitenlands type, noord Afrikaans / Arabisch uiterlijk.
Signalement man 2 die als bestuurder in de wagen zat: signalement gelijkend als man 1 maar was ouder. Zijn leeftijd schat ik tussen de 25-30 jaar.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant I. Veenman-Hulshof d.d. 13 april 2020(dossierpagina 804 en 805). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Hierna toonde [ZZ] een foto aan mij en mijn collega L. Kramer. Ik zag in het FaceBook-bericht de foto van [ZZ] met daarbij de tekst: ‘Deze pannekoek is in de regio Warmenhuizen en Tuitjehorn, dus druk met de babbeltruc. Pas op, komt bij diverse mensen met de pin truc. Pas afhandig gemaakt. Vanmorgen bij mijn tante enkele honderden euro’s gestolen.’ [...]
Het FaceBook- bericht met de daarbij behorende foto van [ZZ] was eerder [...] omstreeks 18.47 uur door een collega ter informatie naar ons toegestuurd. Mijn collega en ik herkenden beiden [ZZ] van de foto die wij van onze collega hadden ontvangen. [...]
Op de foto van Facebook is een personenauto te zien met het kenteken; “ [kenteken] ” [...] dit kenteken is afgegeven voor een personenauto van het merk Renault, type Clio, de te naam gestelde is [DD] , adres [adres] .
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [ZZ] d.d. 9 juni 2020(dossierpagina 288). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Ik gaf dat envelopje aan die man en ik zei dat [verdachte] die naar hem had gestuurd. Toen begon die man dus te schreeuwen en maakte hij een foto. Ik weet niet wat er in de envelop zat. Die foto is meer dan 30.000 keer gedeeld. Door iemand die daar niets mee te maken heeft. Ik ben zelf toen al naar de politie gegaan.
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [ZZ] d.d. 10 juni 2020(dossierpagina 295, 296, 298 en 299). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
V: Uit de aangifte van de poging oplichting waarbij de man een foto van jou heeft gemaakt blijkt namelijk dat jullie in Tuitjenhorn, nog boven Alkmaar, waren. Dat klopt dus?
A: Ja, daar waren wij. [...]
V: [...] Op de foto is te zien dat jij met je telefoon in je hand staat met de telefoonapp open alsof je de telefoon aanbiedt zodat iemand wat in kan toetsen. Hoe zit dat nu?
A: Het was daar ook de bedoeling van [verdachte] dat ik weer hetzelfde zou doen bij die man als wat ik bij die vrouw gedaan heb, maar toen ik naar de deur liep twijfelde ik of ik het zou doen maar ik stond wel zo met mijn telefoon. Ik was niet van plan die pinpas te gaan wisselen. Ik heb uiteindelijk aan die man laten zien waar [verdachte] was. Later op die avond wilde ik [verdachte] berichten maar toen had hij me al overal geblokkeerd en verwijderd. [...]
V: Op de foto die de man gemaakt heeft toen je bij de deur stond heb je een mobiele telefoon in je handen. Van wie is die telefoon?
A: Die is van mij. [...]
[verdachte] heeft me van tevoren benaderd en we hebben afgesproken om negen uur bij de Vomar en hij zij dat we naar Alkmaar zouden gaan om iets te doen. Pas in de auto heeft hij verteld wat we gingen doen. [...] ik heb hier niets voor gekregen en dat ook niet afgesproken. [...] toen we afspraken zei hij alleen dat we iets gingen doen en toen we in de auto zaten en hij vertelde wat we gingen doen ze hij dat ik iets leuks, een geldbedrag, zou krijgen maar niet hoeveel. [...]