ECLI:NL:RBNHO:2020:8751

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
15/131723-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en diefstal door middel van een babbeltruc gericht op ouderen tijdens de coronaperiode

In deze zaak zijn vier verdachten beschuldigd van het plegen van oplichting en diefstal door middel van een babbeltruc, gericht op ouderen in de periode van 30 maart 2020 tot en met 15 mei 2020. De verdachten deden zich voor als pakketbezorgers en wisten met een geraffineerd verhaal de slachtoffers, die tussen de 69 en 92 jaar oud waren, te overtuigen om hun bankpas en pincode af te geven. Tijdens de babbeltruc werd de bankpas omgewisseld voor een andere pas, waarna de verdachten direct geld opnamen van de rekeningen van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal door middel van een valse sleutel. De verdachte die onder het jeugdstrafrecht valt, is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden en een werkstraf van 200 uur. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de rol van de verdachte in de organisatie van de oplichtingen meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij een vordering tot schadevergoeding is toegewezen en een andere is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/131723-20
Uitspraakdatum: 29 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 9 oktober 2020 en 15 oktober 2020 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van Loon en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.J. van der Aart, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na toegestane wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 30 maart 2020 tot en met 9 april 2020 te Haarlem en/of Aalsmeer en/of Krommenie en/of Bodegraven en/of Uithoorn, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander(telkens) wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
  • [Slachtoffer 1] (Zaak 1) en/of
  • [Slachtoffer 2] (Zaak 2) en/of
  • [Slachtoffer 3] (Zaak 3) en/of
  • [Slachtoffer 4] (zaak 12) en/of
  • [Slachtoffer 5] (zaak 13) en/of
  • [Slachtoffer 6] (zaak 14) en/of
  • [Slachtoffer 7] (zaak 15) en/of
  • [Slachtoffer 8] (zaak 16) en/of
  • [Slachtoffer 9] (zaak 17) en/of
  • [Slachtoffer 10] (zaak 18)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten (telkens) een bankpas, door
  • (telkens) telefonisch contact op te nemen en/of
  • zich (telkens) voor te doen als iemand die kon helpen met een pakketje en/of te vertellen dat er een prijs gewonnen was en/of
  • (vervolgens) aan de deur te komen om een enveloppe en/of pakketje af te geven en/of
  • een klein geldbedrag te laten pinnen voor ontvangst van de enveloppe en/of het pakketje en/of
  • (vervolgens) de bankpas van iemand anders terug te geven;
Feit 2
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 30 maart 2020 tot en met 9 april 2020 te Haarlem en/of Aalsmeer en/of Krommenie en/of Bodegraven en/of Uithoorn en/of Bloemendaal en/of Beverwijk en/of Heemstede en/of Rijn en Veenstromen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een geldbedrag van te weten
  • 1000 euro en/of
  • 3420,10 euro en/of
  • 500 euro en/of
  • 790 euro en/of
  • 1250 euro en/of
  • 750 euro en/of
  • 1150 euro en/of
  • 12.027 euro en/of
  • 5000 euro en/of
  • 1000 euro
in elk geval (telkens) enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
  • [Slachtoffer 1] (Zaak 1) en/of
  • [Slachtoffer 2] (Zaak 2) en/of
  • [Slachtoffer 3] (Zaak 3) en/of
  • [Slachtoffer 4] (zaak 12) en/of
  • [Slachtoffer 5] (zaak 13) en/of
  • [Slachtoffer 6] (zaak 14) en/of
  • [Slachtoffer 7] (zaak 15) en/of
  • [Slachtoffer 8] (zaak 16) en/of
  • [Slachtoffer 9] (zaak 17) en/of
  • [Slachtoffer 10] (zaak 18)
met het oogmerk om het zich (telkens) wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) voornoemde geldbedrag(en) op te nemen met een van misdrijf afkomstige bankpas.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Uit het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen leidt de rechtbank met betrekking tot de ten laste gelegde feiten het volgende af.
Naar aanleiding van diverse aangiftes en meldingen terzake van oplichting door middel van een ‘babbeltruc’ tijdens de eerste golf van het coronavirus in het voorjaar van 2020 is de politie op 17 april 2020 een onderzoek gestart onder de naam CEEPO. De politie vond het opvallend dat uit de aangiftes telkens de toepassing van een zelfde dan wel een sterk gelijkende modus operandi naar voren kwam.
De modus operandi is op grond van de aangiftes, kort gezegd, als volgt te omschrijven. Met de beoogde slachtoffers – veelal op hoge leeftijd – wordt telefonisch contact opgenomen door een persoon die zich doorgaans voordoet als medewerker van PostNL. Deze persoon deelt het beoogde slachtoffer mede dat er een postpakket voor hem/haar is, dat dit bij hem/haar thuis kan worden bezorgd en dat aan de bezorging kosten ten bedrage van € 1,- zijn verbonden. De slachtoffers kiezen allen voor thuisbezorging. Kort na het telefooncontact belt bij het slachtoffer een persoon aan die namens PostNL het postpakketje komt bezorgen, de zogenaamde bezorger. Bij het afleveren blijkt dat de betaling van die euro alleen via een pinbetaling kan worden voldaan. De pinbetaling verloopt vervolgens als volgt. Het slachtoffer moet zijn/haar bankpas tegen de telefoon (het zogeheten pinapparaat) van de bezorger aan (laten) houden en daarop zijn/haar pincode intoetsen. De bezorger wisselt ongezien de bankpas om voor een andere, soortgelijke bankpas en geeft deze aan het slachtoffer terug. Zeer korte tijd later wordt met de weggenomen bankpas (meermalen) geld opgenomen van de bankrekening van het slachtoffer. In enkele gevallen worden met deze pas, als deze nog niet is geblokkeerd, ook betalingen in winkels verricht. Voor de rol van bezorger/pinner lijken verschillende personen te worden ingezet.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
4.2
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak van feit 1 met betrekking tot de zaken 13 en 18 en van feit 2 ten aanzien van de zaken 2, 13 en (deels) 16 bepleit.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier geen, althans onvoldoende bewijs bevat voor betrokkenheid van verdachte bij voornoemde oplichtingen en diefstallen. Voor de oplichting in de zaken 13 en 18 geldt dat verdachte niet in het door de aangevers gegeven signalement past. Verdachte is niet altijd de pinner geweest nadat hij de oplichting had gepleegd, zoals in zaak 2 en deels in zaak 16, en heeft niet altijd oplichtingshandelingen verricht voordat hij gepind heeft met de gestolen bankpas, zoals in zaak 18.
De verdediging heeft zich tevens op het standpunt gesteld dat in de zaken waarin niet enige betrokkenheid van verdachte kan worden vastgesteld, ook geen medeplegen kan worden bewezen. Uit het dossier volgt immers dat de oplichtingen en diefstallen door de daders telkens in wisselende samenstellingen werden verricht. Diverse medeverdachten kennen elkaar in het geheel niet en hebben elkaar nooit gezien. De verdachten hebben dus geen vereniging gevormd. De rollen van de verschillende verdachten zijn, aldus de verdediging, ook niet inwisselbaar geweest. Verdachte, die in specifieke gevallen enkel uitvoerder is geweest, kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor acties of handelen van derden in zaken waarbij hij niet betrokken was.
Met betrekking tot bewezenverklaring van de overige feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feiten 1 en 2 met betrekking tot de zaak 13
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 en 2 met betrekking tot zaak 13 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 5] blijkt dat zij op 9 april 2020 een pakket in ontvangst heeft genomen waarvoor zij € 1,- moest pinnen, dat zij van de blanke pakketbezorger met blond haar de bankpas van een ander heeft teruggekregen en dat van haar bankrekening € 1.250,- is afgeschreven.
Uit de verklaring van verdachte van 22 mei 2020 blijkt dat hij op 9 april 2020 met medeverdachte [XX] naar twee adressen in Krommenie is geweest en dat zij daar onder meer een vrouw met een ‘babbeltruc’ haar Rabobank bankpas hebben afhandig gemaakt en met die bankpas rond € 2.500,- hebben gepind (dossierpagina’s 183 en184).
Nu het dossier geen afschrift van de bankrekening van aangeefster [Slachtoffer 5] en geen proces-verbaal van bevindingen over (de camerabeelden van) het pinnen met de bankpas van aangeefster op 9 april 2020 bevat, het signalement van de pakketbezorger door aangeefster [Slachtoffer 5] in het geheel niet overeenkomt met het signalement van verdachte, de door verdachte met betrekking tot deze zaak afgelegde verklaring zeer summier is en het door hem genoemde gepinde geldbedrag ook niet overeenkomt met het bedrag genoemd door aangeefster [Slachtoffer 5] , bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen voor strafbare betrokkenheid van verdachte bij de zaak 13. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen van oplichting en diefstal in de zaak 13.
4.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
4.3.3
Bewijsmotivering
De rechtbank oordeelt dat verdachte zich ten aanzien van de zaken 1, 2, 3, 12 en 14 tot en met 18 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel.
Zoals reeds onder 3 van dit vonnis (Inleiding) is overwogen kennen de aan de rechtbank voorgelegde zaken dezelfde modus operandi. Uiteindelijk is met de bankpassen van de slachtoffers (meer keren) bij een geldautomaat geld opgenomen van hun bankrekening. Met de bankpassen van aangeefster [Slachtoffer 2] (zaak 2) en aangever [Slachtoffer 8] (zaak 16) is daarnaast (meer keren) in een winkel voor aangeschafte goederen betaald.
Op grond van de door verdachte en medeverdachten [YY] en [ZZ] afgelegde verklaringen die de rechtbank betrouwbaar acht, nu deze in een vroeg stadium zijn afgelegd, consistent zijn en verdachte, [ZZ] en [YY] zichzelf in die verklaringen belasten, én de verklaring van medeverdachte [XX] komt de rechtbank tot de volgende rolverdeling: medeverdachte [XX] heeft telkens een verdachte benaderd, met de verdachte met wie hij die dag op pad ging afgesproken, hem met de auto opgehaald en naar de adressen van de slachtoffers gebracht. De adressen van de slachtoffers alsmede de bedragen die van de bankrekeningen van de slachtoffers moesten worden opgenomen zijn telkens door een onbekend gebleven persoon of personen doorgegeven aan medeverdachte [XX] . Gebleken is dat er ook een of meer Nokia 105 telefoontoestellen zijn aangeschaft, waarmee informatie kon worden doorgegeven. De enveloppen/pakketjes die aan de slachtoffers moesten worden overhandigd en de bankpassen die voor de bankpassen van de slachtoffers moesten worden omgewisseld, zijn door medeverdachte [XX] aan de ‘dienstdoende’ verdachte overhandigd. Via [XX] kreeg de bezorger/pinner te horen welke bedragen van de rekening gepind konden worden. Verdachte heeft in ieder geval in een zestal zaken bekend zowel de oplichting als de diefstal te hebben gepleegd. In de zaken 2, 16 en 18 ontkent hij (deels) of de pinner te zijn geweest of de bezorger te zijn geweest.
De rechtbank is gelet op het hiervoor geschetste samenwerkingsverband – anders dan de verdediging – van oordeel dat bij alle bewezenverklaarde oplichtingen en diefstallen, dus ook in de zaken 2 en 18, sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, medeverdachte [XX] en onbekend gebleven personen. De respectievelijke bijdragen van verdachte en zijn medeverdachten waren alle van voldoende gewicht om te spreken van medeplegen. Zonder medeverdachte [XX] was er geen vervoersmiddel, geen contact met de onbekend gebleven persoon of personen en dus geen namen en adressen van beoogde slachtoffers, geen informatie over de op te nemen geldbedragen, geen locaties van de geldautomaten in de buurt en geen instructies voor de oplichtings- en wegnemingshandelingen. Zonder verdachte waren de pinpassen en pincodes niet aanwezig, die nodig waren om het geld van de rekeningen van de slachtoffers weg te nemen, en geen gepind geld en dus ook geen winst.
De rechtbank gaat daarbij overigens uit van de verklaringen van verdachte bij de rechter-commissaris op 18 mei 2020 en bij de politie op 22 mei 2020. Verdachte heeft toen verklaard op 31 maart 2020 en op 1 april 2020 telkens de bankpassen op drie adressen te hebben afgetroggeld en telkens met alle drie pinpassen te hebben gepind, waarbij hij gedetailleerd heeft verklaard over degene met wie hij op pad was, de personen van de drie slachtoffers, hun bankpassen en de weggenomen geldbedragen. Die verklaringen sluiten aan bij de rest van het dossier en de daaruit blijkende modus operandi waarbij degene die het slachtoffer van de bankpas oplicht daarmee telkens ook zo snel mogelijk pint, voordat het slachtoffer zou ontdekken dat men een verkeerde bankpas teruggekregen had en voordat de desbetreffende bankrekening geblokkeerd zou worden.
De rechtbank acht daarom de verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij het slachtoffer [Slachtoffer 10]
(zaak 18)op 31 maart 2020 niet van haar bankpas en pincode heeft opgelicht maar daarmee wel om 12:51 uur € 1.000,- in Bodegraven heeft gepind, niet geloofwaardig. Aan deze overtuiging draagt bij de omstandigheid dat het slachtoffer [Slachtoffer 6] (zaak 14) en de aangever [Slachtoffer 7] (zaak 15) op dezelfde dag in Bodegraven van hun respectievelijke bankpassen en pincodes zijn opgelicht en daarmee om 11:29 uur respectievelijk 12:20 uur geld van hun bankrekeningen is opgenomen, hetgeen verdachte wel heeft bekend.
De rechtbank ziet om die reden evenmin aanleiding om de verklaring van verdachte ter zitting geloofwaardig te achten, dat hij aangever [Slachtoffer 8]
(zaak 16)van zijn bankpas en pincode heeft opgelicht, daarmee om 11:56 uur in [Slachtoffer 7] € 500,- heeft gepind en later, rond half twee, in de winkel Ab Geldermans Sport in Beverwijk heeft afgerekend, maar dat hij niet medeverantwoordelijk is voor het pinnen van in totaal € 9.500,- dat in de tussentijd bij verschillende geldautomaten in Beverwijk heeft plaatsgevonden. Dit sluit niet aan bij voornoemde modus operandi, zoals die uit het dossier blijkt. Daarnaast heeft verdachte pas ter zitting verklaard dat hij zich oncomfortabel voelde bij het pinnen van grote bedragen bij een geldautomaat op straat en dat hij dat niet meer durfde en wilde. Dit spreekt tevens zijn eerdere verklaringen tegen over de druk en de onmogelijkheid om niet (meer) mee te doen aan deze oplichtingen en diefstallen.
Ten slotte overweegt de rechtbank ten aanzien van het medeplegen van de diefstal van het geld van aangeefster [Slachtoffer 2]
(zaak 2)als volgt. Uit het dossier blijkt dat verdachte en medeverdachte [XX] op 1 april 2020 in Haarlem de bankpas en pincode van aangeefster [Slachtoffer 2] hebben ontfutseld. Vervolgens is met haar bankpas rond 11:45 uur tweemaal een geldbedrag opgenomen bij een geldautomaat aan het Soendaplein in Haarlem.
Om 14:10 en 14:17 uur zijn met de afgetroggelde bankpas twee aankopen betaald bij Ab Geldermans Sport in Beverwijk en om 14:32 uur een aankoop in de BCC in Beverwijk. Verdachte en medeverdachte [YY] hebben expliciet verklaard dat [YY] voor de aankopen in de winkels heeft gepind en dat verdachte toen in de auto is blijven zitten. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij wist wat [YY] in de winkels heeft gekocht.
Gelet op de modus operandi en de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris op 18 mei 2020 dat hij op 1 april 2020 de bankpassen op drie adressen heeft afgetroggeld en met alle drie pinpassen heeft gepind, acht het de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met de bankpas van aangeefster op het Soendaplein tweemaal heeft gepind en zich daarmee aan het medeplegen van de diefstal door middel van een valse sleutel schuldig heeft gemaakt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ook in zaak 2 sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De bijdragen van zowel verdachte als zijn medeverdachten zijn ieder afzonderlijk van voldoende gewicht geweest om te spreken van medeplegen.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op tijdstippen in de periode van 30 maart 2020 tot en met 9 april 2020 te Haarlem en Aalsmeer en Krommenie en Bodegraven en Uithoorn,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen met het oogmerk om zich en een ander
telkens wederrechtelijk te bevoordelen door telkens het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
  • [Slachtoffer 1] (zaak 1),
  • [Slachtoffer 2] (zaak 2),
  • [Slachtoffer 3] (zaak 3),
  • [Slachtoffer 4] (zaak 12),
  • [Slachtoffer 6] (zaak 14),
  • [Slachtoffer 7] (zaak 15),
  • [Slachtoffer 8] (zaak 16),
  • [Slachtoffer 9] (zaak 17) en
  • [Slachtoffer 10] (zaak 18)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten telkens een bankpas, door
  • telkens telefonisch contact op te nemen en
  • zich telkens voor te doen als iemand die kon helpen met een pakketje en
  • vervolgens aan de deur te komen om een enveloppe en/of pakketje af te geven en
  • een klein geldbedrag te laten pinnen voor ontvangst van de enveloppe en/of pakketje en
  • vervolgens de bankpas van iemand anders terug te geven;
Feit 2
hij op tijdstippen in de periode van 30 maart 2020 tot en met 9 april 2020 te Haarlem en Aalsmeer en Bodegraven en Bloemendaal en Beverwijk en Heemstede en in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens een geldbedrag van te weten
  • 1000 euro,
  • 3420,10 euro,
  • 500 euro,
  • 790 euro,
  • 750 euro,
  • 1150 euro,
  • 12.027 euro,
  • 5000 euro en
  • 1000 euro
dat aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan
  • [Slachtoffer 1] (zaak 1),
  • [Slachtoffer 2] (zaak 2),
  • [Slachtoffer 3] (zaak 3),
  • [Slachtoffer 4] (zaak 12),
  • [Slachtoffer 6] (zaak 14),
  • [Slachtoffer 7] (zaak 15),
  • [Slachtoffer 8] (zaak 16),
  • [Slachtoffer 9] (zaak 17) en
  • [Slachtoffer 10] (zaak 18)
met het oogmerk om het zich telkens wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders telkens dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens voornoemde geldbedragen op te nemen met een van misdrijf afkomstige bankpas.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
voortgezette handeling van
feit 1: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de sancties

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht ten aanzien van alle gepleegde en bewezenverklaarde feiten dient te worden toegepast, ook ten aanzien van de feiten gepleegd tijdens de meerderjarigheid van verdachte (zaken 13 en 16). Zij heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft zij gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen vervangende jeugddetentie, en tot een geldboete van € 2.650,-, subsidiair zesendertig dagen vervangende jeugddetentie. Tot slot heeft de officier van justitie de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte gevorderd.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, gelet op de leeftijd van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De verdediging heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte al bij de rechter-commissaris openheid van zaken heeft gegeven en een groot aantal feiten heeft bekend, dat zijn rol die van een loopjongen en zeker niet die van initiatiefnemer is geweest, dat hij wilde stoppen maar onder druk werd gezet en na zijn bekentenis zelfs is bedreigd door de broer van medeverdachte [XX] , en dat hij geen profijt heeft gehad van de gepleegde feiten.
De verdediging heeft verzocht het advies van de Raad voor de Kinderbescherming te volgen en aan verdachte enkel een werkstraf op te leggen. Het door de officier van justitie geëiste aantal uren dient te worden gematigd, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de gepleegde feiten
Verdachte en zijn medeverdachten hebben in de periode van 30 maart 2020 tot en met 9 april 2020 door middel van een ‘babbeltruc’ van negen slachtoffers, in de leeftijd van 69 tot 92 jaar, de pincode en pinpas afhandig gemaakt. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich bij deze delicten voorgedaan als pakketbezorger en hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij, in combinatie met het eerder gepleegde telefoontje door een mededader naar het slachtoffer, bij de slachtoffers wisten te winnen. Met een geraffineerd en listig verhaal zijn de slachtoffers bewogen tot het afgeven van de pincode behorend bij hun bankpas en is de bankpas tijdens de babbeltruc voor een andere pas omgewisseld. Met de gestolen bankpas en de pincode zijn verdachten direct daarna naar een pinautomaat gegaan en hebben daar vaak forse bedragen gepind van de rekening van het slachtoffer. In een tweetal zaken zijn er met de passen ook aankopen van wezenlijke omvang in winkels gedaan.
Opvallend is dat verdachte en de mededaders bij het plegen van deze feiten doelbewust ouderen als slachtoffer hebben uitgekozen. Deze kwetsbare personen zijn doorgaans – en zeker ten tijde van de eerste golf van het coronavirus – in toenemende mate van de zorg van anderen afhankelijk en zijn dus genoodzaakt op anderen te vertrouwen. Verdachte en zijn mededaders hebben op lafhartige wijze deze mensen als een gemakkelijke prooi gezien, van wie zij zonder veel risico en met eenvoudige middelen geld afhandig konden maken. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers, maar heeft slechts zijn eigen geldelijk gewin voorop gesteld. Verdachte en zijn mededaders hebben bovendien, door zo te handelen, bij de slachtoffers het vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. Van een aantal slachtoffers is hun oude dag plotseling getekend door angst en wantrouwen jegens de medemens. De rechtbank rekent het verdachte voorts zwaar aan dat de oplichting door verdachte thuis bij de slachtoffers heeft plaatsgevonden. Het gevoel van veiligheid dat eenieder in en rond het eigen huis zou moeten hebben, is daardoor eveneens ernstig geschaad.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 15 september 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld terzake van enig delict;
  • het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 22 september 2020 van [AA] , als jeugdreclasseringswerkster verbonden aan de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers;
  • het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 22 september 2020 van [BB] , als raadsonderzoekster verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
De raadsrapportage van 22 september 2020 houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Uit het onderzoeksinstrument komen beschermende en risicofactoren met betrekking tot de kans op recidive naar voren op verschillende gebieden. Het Totaal Dynamisch Risico Profiel scoort ‘Laag’. Dit is te verklaren door de beschermende factoren die momenteel aanwezig zijn rondom verdachte.
Als beschermende factor ziet de Raad dat hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en herstelbemiddeling is aangegaan om excuus te kunnen maken aan de slachtoffers. De hele situatie heeft veel indruk gemaakt op verdachte, zoals het vastzitten in de justitiële jeugdinrichting en de strakke schorsingsvoorwaarden waaronder hij de afgelopen ruim drie maanden heeft geleefd. De Raad ziet er tevens een beschermende factor in dat moeder hierin zeer steunend is geweest. Verdachte heeft een vol weekprogramma met zinvolle activiteiten zoals voetbal, werk en school, wat een beschermende factor vormt.
De risicofactoren met betrekking tot de kans op recidive liggen voornamelijk op het gebied van relaties en attitude. De Raad ziet er een zorg in dat verdachte met leeftijdsgenoten met een negatieve invloed in contact komt en hier onvoldoende weerstand tegen kan bieden waarbij hij slechte keuzes kan maken. Daarnaast lijkt het wegvallen van verdachte’s weekstructuur door corona-maatregelen van invloed te zijn geweest op de keuze om het delict te plegen. Zijn weekstructuur is weer positief hervat maar dient een aandachtspunt te blijven.
De Raad is van mening dat er voldoende beschermende factoren aanwezig zijn rondom verdachte en er is een grote motivatie om uit problemen te blijven. Moeder en verdachte hebben laten zien dat zij, wanneer het nodig is, op eigen initiatief hulpverlening zoeken. Dit maakt dat de Raad, net als de jeugdreclasseerder, van mening is dat er geen noodzaak is tot verlengd toezicht.
De Raad is voorts van mening dat er bij verdachte al dusdanig sprake is van probleeminzicht, spijt en motivatie tot verbetering dat een leerstraf in de huidige situatie niet noodzakelijk is om recidive te voorkomen. Een werkstraf zal in de huidige situatie de grootste pedagogische meerwaarde hebben. Het leereffect van onbetaald werk verrichten zal bijdragen aan het voorkomen van recidive.
De rapportage van de jeugdreclassering van 22 september 2020 houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Het gaat erg goed met verdachte, er zijn weinig bijzonderheden te noemen omdat hij het de afgelopen tijd goed heeft gedaan. Verdachte heeft zich keurig aan de schorsingsvoorwaarden gehouden en accepteert de regels. Moeder zet zich in om hem te ondersteunen. Verdachte gaat verder naar school, gaat drie keer per week naar de voetbal en naar zijn bijbaan. Verdachte heeft een druk weekprogramma, wat een beschermende factor is.
Met de conclusies van beide rapporten kan de rechtbank zich verenigen.
Het jeugdstrafrecht
De bewezenverklaarde feiten speelde zich af in een periode waarin verdachte grotendeels minderjarig en deels meerderjarig was. Gelet hierop, alsmede gelet op voorgaande adviezen en de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.
De op te leggen straf
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten een forse straf rechtvaardigen, waarbij de rechtbank uitgaat van een hogere werkstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de volgende omstandigheden. Uit de modus operandi en het strafdossier valt af te leiden dat er een geoliede organisatie achter de uitvoering van de oplichting en de daarop volgende pintransacties van de bankrekeningen van de slachtoffers zit en dat verdachte daarin geen initiërende of coördinerende rol maar slechts een uitvoerende rol heeft gehad. Daarnaast heeft verdachte openheid van zaken gegeven en door zijn proceshouding laten zien dat hij verantwoordelijkheid voor zijn daden neemt. Ten slotte heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die andere verdachten in het onderzoek Ceepo bij vonnis van heden zijn opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank de maximale werkstraf van tweehonderd uren passend en geboden. Gezien de ernst en het aantal strafbare feiten zal de rechtbank verdachte daarnaast een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden met een proeftijd van twee jaren opleggen, als stok achter de deur om hem ervan te weerhouden verkeerde keuzes te maken. De rechtbank ziet, mede gelet op de rapportage van de Raad, geen reden hieraan bijzondere voorwaarden te verbinden.
Verder acht de rechtbank, enerzijds gezien de ernst van de gepleegde delicten en anderzijds gezien de leeftijd van verdachte, het opleggen van een geldboete naast een werkstaf en een voorwaardelijke jeugddetentie, zoals door de officier van justitie gevorderd, geen passende strafafdoening.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

8.1
Benadeelde partij [Slachtoffer 2]
De benadeelde partij [Slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten met betrekking tot zaak 2 zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van die vordering in die zin dat de materiële schade tot een bedrag van € 3.420,10, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk kan worden toegewezen met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. Uit de vordering en de bijgevoegde stukken blijkt eenduidig dat de benadeelde partij schadevergoeding vordert, evenals het totaalbedrag daarvan.
De verdediging heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering. Het schadebedrag is door de benadeelde partij op het formulier niet ingevuld waardoor geen daadwerkelijk bedrag wordt gevorderd. Daarnaast is de vordering niet ondertekend door de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet heeft voldaan aan de civielrechtelijke stelplicht die van toepassing is op vorderingen van de benadeelde partij. Hoewel de rechtbank uit de vordering en bij daarbij overgelegde afschriften van de bankrekening begrijpt dat de benadeelde partij schadevergoeding wenst voor het geld dat door verdachte en medeverdachte(n) van haar bankrekening is gepind, blijkt uit de vordering noch de afschriften eenduidig welke bedragen de benadeelde partij vergoed wenst te krijgen en voor welk bedrag zij eventueel reeds door haar bank schadeloos is gesteld.
Daarmee is de vordering onvoldoende onderbouwd en de benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
8.2
Benadeelde partij [Slachtoffer 8]
De benadeelde partij [Slachtoffer 8] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.027,99 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van de onder 1 en 2 met betrekking tot zaak 16 tenlastegelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de van zijn bankrekening gestolen en door zijn bank niet vergoede geldbedragen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele hoofdelijke toewijzing van die vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, en tot oplegging een schade-vergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat bij vrijspraak van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten met betrekking tot zaak 16, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
De verdediging heeft zich subsidiair aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd wat betreft de toewijzing van de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade tot het gevorderde bedrag van € 2.027,99 rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 met betrekking tot zaak 16 bewezen verklaarde feiten. De vordering zal dus worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een (van de) medeverdachte(n) dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
8.3
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 met betrekking tot zaak 16 bewezen verklaarde handelen (medeplegen van oplichting en diefstal door middel van een valse sleutel) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij [Slachtoffer 8] de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 47, 56, 77a, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de hiervoor onder 4.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
drie (3) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
twee jaren bepaalde proeftijdzich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
tweehonderd (200) urentaakstraf in de vorm van een
werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door honderd (100) dagen jeugddetentie.
Deze werkstraf dient binnen een termijn van achttien maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis te worden voltooid.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [Slachtoffer 8] geleden materiële schade tot een bedrag van € 2.027,99, bestaande uit het weggenomen, niet eerder vergoed geld, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [Slachtoffer 8] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [Slachtoffer 8] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.027,99, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door nul (0) dagen gijzeling, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter, kinderrechter,
mr. G.C. Koelman, rechter, en mr. R. van der Heijden, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Hausenblasová,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2020.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
De inhoud van de bewijsmiddelen wordt hierna telkens zakelijk weergegeven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten met betrekking tot zaak 1, 3, 12, 14, 15 en 17, ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit met betrekking tot zaak 2 en 16 en ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit met betrekking tot zaak 18 sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
Ten aanzien van feiten 1 en 2 met betrekking tot zaak 1
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 1] d.d. 9 april 2020 (dossierpagina 475 t/m 477);
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant W.F. Brinksma d.d. 22 juni 2020 (dossierpagina 478).
Ten aanzien van feit 1 met betrekking tot zaak 2
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 2] d.d. 10 april 2020 (dossierpagina 482 t/m 484).
Ten aanzien van feit 2 met betrekking tot zaak 2
Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 2] d.d. 10 april 2020(dossierpagina 483). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
[...] Op zondag 5 april 2020 [...] ben ik naar de Plus gegaan om boodschappen te doen. Ik wilde daar met mijn pinpas betalen maar mijn pinpas werkte niet meer. Ik heb meerdere malen mijn pincode geprobeerd. Ik vond dit raar. Ik heb toen uiteindelijk cash betaald. Ik ben toen naar huis gegaan. [...] Ik keek toen ik thuis was op de pinpas. Ik zag dat daarbij de volgende gegevens op stonden: mevr [CC] [bankrekeningnummer]
Deze gegevens zijn helemaal niet van mij. Ik dacht toen aan de postbezorger of hij misschien de pinpassen heeft omgewisseld.
Op maandag 6 april 2020, heb ik telefonisch contact opgenomen met de ING bank. Ik heb mijn verhaal uitgelegd en zij zouden kijken op mijn rekening. Er was een bedrag afgeschreven van in totaal 2300 euro. Ik hoorde dat dit was bij verschillende geldautomaten. [...] Ik hoorde dat ik aangifte moest doen bij de politie. Ik hoorde dat ze mijn rekeningnummer gingen blokkeren. Ik heb geen internetbankieren dus ik heb geen inzicht.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant A.J. Nijssen d.d. 10 mei 2020(dossierpagina 486). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Middels een vordering 126 ND werden de historisch transactiegegevens van aangeefster [Slachtoffer 2] gevorderd over de periode van 1 april 2020 tot en met 7 april 2020.
Hieruit bleek dat er in de genoemde periode de volgende transactie werden verricht:
Op 1 april te 11:45 uur werd er 600 euro opgenomen op het Soendaplein 18 te Haarlem.
Op 1 april te 11:46 uur werd er 400 euro opgenomen op het Soendaplein 18 te Haarlem.
Op 1 april te 14:17 uur werd er 1910,10 euro betaald bij Geldermans sport te Beverwijk.
Op 1 april te 14:10 uur werd er 81 euro betaald bij Geldermanssport te Beverwijk.
Op 1 april te 14:32 uur werd er 429 euro betaald bij BCC Beverwijk.
Proces-verbaal verhoor verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 18 mei 2020
Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Ik ben op 1 april opgehaald. [...] Het klopt dat ik die dag heb gepind met een pinpas. [...] In het totaal heb ik die dag drie personen benaderd en de pinpas afgetroggeld. Ik heb met alle drie die pinpassen gepind. [...]
Proces-verbaal van verhoor van verdachte [WW] d.d. 22 mei 2020(dossierpagina 179 t/m 183). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
[…] Mijn taak was de pinpas pakken en pinnen. Ik kreeg adressen via een wegwerptelefoon. Ik moet dan naar dat adres. Ik weet niet wie er achter die telefoon zit.
Van wie kreeg jij die telefoon?
Van degene met wie ik was.
Wie was dat dan? Was dat [XX] ?
Ja.
Dus jij was met [XX] op pad die keer dat jullie op pad waren. Jullie hebben een telefoon, daarop krijgen jullie adressen door. Dan ga je naar de deur, bel je aan en ga je pinnen.
Dat klopt.
Wat deed [XX] ?
Hij bleef in de auto en hij kreeg de adressen door. [...]
Wat voor bedragen heb je gepind?
Even denken, de eerste was maar 750 of 800 euro. De tweede daarmee is even denken ongeveer hetzelfde, de daglimiet. Met die tweede is ook nog bij Ab Geldermans gepind. […]
Bij Ab Geldermans? Was dat voor jouw trainingspak?
Nee, die van mij is op een ander moment gekocht. Daar waren toen andere pakken gekocht voor ergens rond de 2000 euro. Ik was niet in de winkel op dat moment. Ik zat in de auto.
Wie waren er nog meer bij?
[...] Ik kan ook zeggen dat [YY] erbij was. [YY] had alleen met de aankoop van de pakken te maken.
Maar jullie waren die dag samen op pad?
Vanaf dat wij terug in Heemskerk waren, is hij erbij gekomen.
Bij Ab Geldermans?
Er is ook nog gepind bij de BCC.
Wat is daar gekocht?
Een I-phone. Ik weet niet wie die heeft gekregen, ik was daar niet bij. Dat was op dezelfde dag.
Was [YY] bij de BCC?
Ja.
Dus jij hebt wel de pasjes bij de mensen weggenomen en ermee gepind, maar niet de aanschaf in de winkels gedaan?
Nee. [...]
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [YY] d.d. 3 juni 2020(dossierpagina 66 t/m 67). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
V: Wanneer is het begonnen dan?
A: Dat was in april. Ik liep toen door de stad en ik kreeg een snapchat van [XX] . [XX] vroeg of ik hem wilde meeten en of ik iets bij de BCC wilde kopen. Ik moest bij de BCC een Iphone kopen. Ik kreeg daarvoor een pinpas van [XX] . Nadat ik de pinpas gekocht had heb ik deze ingeleverd bij [XX] . Vervolgens zijn we naar Ab Gelderman gegaan waar ik voor 2000 euro aan trainingspakken moest kopen. Ik moest Nike-tecs trainingspakken pakken en op de balie leggen. [XX] heeft die trainingspakken betaald en toen heb ik ze in de auto gelegd.
V: Wat bedoel je met in de stad?
A: Beverwijk.
V: Je was met [XX] ?
A: Ja en met [WW] .
V: En je bent eerst naar de BCC gegaan en toen naar Ab Geldermans?
A: Ja, ik dacht van wel maar ik weet het niet precies meer.
V: Als je een telefoon bij de BCC koopt wordt dat geregistreerd. Hoe is dat gegaan?
A: Er lag een briefje in de auto waarop een adres stond waarop de telefoon geregistreerd moest worden. Ik weet het adres niet meer.
V: Je vertelde dat je de Iphone 7 in hebt moeten leveren. Aan wie?
A: ik heb hem in de auto gelegd. Ik heb het bij [XX] ingeleverd.
V: Waarom kocht [XX] zelf niet de telefoon?
A: Hij zei dat hij andere dingen te regelen had.
V: Hoe heb je de telefoon betaald?
A: Met een pinpas en een pincode die ik van [XX] heb gekregen.
V: op welke naam stond die pinpas?
A: Dat wet ik niet. Daar heb ik niet naar gekeken.
V: Stond de pas op naam van [XX] ?
A: Nee.
V: Stond de pas op naam van [WW] ?
A: Nee.
V: Daarna zijn jullie dus naar Ab Geldermans gegaan. Een sportzaak in Beverwijk waar jullie Nike Tecs trainingspakken gekocht hebben?
A: Ja en een paar jassen. Dat waren Parajumper jassen.
V: Hoe ging dat dan? Pakten jullie zo maar wat?
A: Nee, we moesten van elke maat een beetje pakken.
V: Van wie moest dat?
A: Van [XX] .
V: Je vertelde net dat je spullen in de auto moest leggen. Wat voor auto was dat?
A: De auto waarmee ik ook opgepakt ben. […]
V: Wat is er met die trainingspakken gebeurd?
A: Nadat we weg gingen bij Ab Geldermans ben ik thuis afgezet. [WW] en [XX] zijn toen door gereden. Ik heb van zowel [WW] als van [XX] 50 euro gehad omdat ik de telefoon gekocht had.
V: Wie waren er allemaal mee bij de BCC binnen?
A: Alleen [XX] en ik. [WW] bleef in de auto wachten.
V: Kan het zijn dat dit 1 april was?
A: Ja, dat zou kunnen. [...]
Ten aanzien van feiten 1 en 2 met betrekking tot zaak 3
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 3] d.d. 2 april 2020 (dossierpagina 490 t/m 491).
Ten aanzien van feiten 1 en 2 met betrekking tot zaak 12
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte door [DD] namens [Slachtoffer 4] d.d. 31 maart 2020 (dossierpagina 593 t/m 594).
Ten aanzien van feiten 1 en 2 met betrekking tot zaak 14
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte door [EE] namens [Slachtoffer 6] d.d. 31 maart 2020 (dossierpagina 605 t/m 606).
Ten aanzien van feiten 1 en 2 met betrekking tot zaak 15
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 7] d.d. 31 maart 2020 (dossierpagina 636 t/m 637).
Ten aanzien van feit 1 met betrekking tot zaak 16
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 8] d.d. 11 april 2020 (dossierpagina 652 t/m 653).
Ten aanzien van feit 2 met betrekking tot zaak 16
Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 8] d.d. 11 april 2020(dossierpagina 652 t/m 653). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
[...] Ik ben omstreeks 13.30 uur naar mijn zoon en schoondochter gegaan om de [bol.com] cadeau kaart te brengen, omdat ik deze niet wilde hebben. Ik zei tegen mijn zoon dat ik er 1 euro voor moest pinnen en toen zag ik dat ze schrokken. Mijn schoondochter vroeg mij of ik mijn eigen pasje nog in bezit had en ik zei toen ja. Ik ging vervolgens kijken en de pas bleek van iemand anders te zijn. Mijn pas moet zijn omgewisseld door de bezorger op het moment dat ik mijn pasje van hem terug kreeg. De pas bleek van [FF] het rekeningnummer is [bankrekeningnummer] en het pasnummer 186 [zie foto op p. 658]
Omdat mijn zoon een volmacht heeft voor mijn rekening kon hij mijn bankgegevens bekijken en toen zagen wij dat al mijn geld van mijn rekening was gehaald. Mijn rekening nummer is [bankrekeningnummer] tnv. [Slachtoffer 8]
Donderdag 9 april is er om 11.56 uur voor de eerste keer met mijn pinpas geld opgenomen bij een pinautomaat in Heemskerk , dit bedrag was 500 euro. Na deze pin-transactie is er om 12.26 uur, 7000 euro van mijn spaarrekening naar mijn lopende rekening overgeschreven. Toen volgde er op verschillende locaties in Beverwijk nog andere pintransacties, zoals: 2000 euro, 2000 euro, 850 euro, 1000 euro, 2000 euro en 1650 euro. Ik heb de screenshots van de afschrijvingen op de diverse locaties met tijden bij deze aangifte gegeven.
Ik kan zien op mijn bankafschriften dat er nadien is gepind in een winkel in Beverwijk. De winkel heet Ab Geldermans Sport. Daar werd eerst een betaling gedaan van 1928,99 euro om 13.24 uur en 99 euro om 13.27 uur. [...]
Ik kan mij herinneren dat de bezorger heel donker haar had met kleine krulletjes, hij was lichtgetint en droeg een zwarte broek met een zwart shirt. [...]
In totaal ben ik een bedrag van 12027,99 kwijt.
Proces-verbaal verhoor van verdachte d.d. 22 mei 2020(dossierpagina 183 t/m 184)
Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Als laatste dan 9 april. Vertel daar eens iets meer over.
Dat was in Krommenie op twee adressen. […] De tweede was tegenover de ING, naast het kinderdagverblijf. Ik weet de straatnamen niet meer. […] de tweede was een man.
Welke passen waren dat en hoeveel is er gepind?
[…] de tweede was een ABN Amro pas en daarmee is meer dan 6.000 euro gepind.
Wat is er met dat geld gebeurd?
Dat geef ik af aan degene die mij haalt.
Met wie was je deze dag? [XX] ?
Ja.
Waar laat hij dat?
In zijn zak.
Ten aanzien van feiten 1 en 2 met betrekking tot zaak 17
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 9] d.d. 2 april 2020 (dossierpagina 661 t/m 662).
Ten aanzien van feit 1 met betrekking tot zaak 18
Proces-verbaal van aangifte door [HH] namens [Slachtoffer 10] d.d. 8 april 2020(dossierpagina 682 t/m 683). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
[…] Mijn moeder werd op dinsdag 31 maart 2020 tussen 08.00 en 11.00 uur gebeld op haar vaste telefoonlijn met telefoonnummer: 0172651105 met het verhaal dat er een brief bij de Jumbo aan het Raadhuisplein te Bodegraven voor haar zou liggen en dat alleen zij deze mocht komen ophalen. Mijn moeder zei tegen degene die belde dat ze niet kon komen omdat ze in een rolstoel zit.
Er werd haar gezegd dat ze hem wel konden bezorgen maar dit zou een euro kosten. Mijn moeder stemde hiermee in.
Ze heeft de euro gepind met haar bankpas. Mijn moeder is 89 jaar en weet niet meer of zij haar pincode in heeft moeten geven. Zij kreeg een envelop waar opstond: [GG] (De voorletters van mijn moeder zijn J.J) Het adres stond erop maar er stond Bodegrave (de n ontbrak).
Afgelopen zaterdag 4 april was ik bij haar en ze liet me zien dat ze een brief had gehad met een bol.com cadeaukaart. [...]
Ik heb de kaart mee naar huis genomen en toen kwam ik erachter dat er geen 150 euro opstond maar 5 euro.
Ik begon toen argwaan te krijgen. Ik probeerde in te loggen bij de Abn Amro op mijn moeders rekening maar ik kon er niet meer in. De rekening was geblokkeerd. Ik heb toen de AbnAmro gebeld. Ze konden bevestigen dat de pas van mijn moeder was geblokkeerd. Dat er op 31 maart 2020 € 1000,- euro van haar rekening was gehaald en dat er gepind was op het Raadhuisplein in Bodegraven. Er was € 8000,- overgeschreven van haar spaarrekening naar haar betaalrekening. Later hebben ze geprobeerd om € 8000,- euro eraf te halen en toen hebben ze haar rekening geblokkeerd. [...]
Ik ben terug gereden naar mijn moeder en haar het verhaal verteld en gevraagd of ik haar pinpas mocht zien en zoals ik al vermoedde was het niet haar pas die ze in haar portemonnee had zitten maar een pas van [II] .
Volgens mijn moeder waren het twee mannen van rond de 30 jaar. [...]
Het lijkt of ze haar er op uit hebben gezocht. Ze is 89 jaar, rolstoel afhankelijk en slechthorend. […]
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant W.F. Brinksma d.d. 23 juni 2020(dossierpagina 688). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
[...] Na contact te hebben gehad met een medewerker van de ABN Amrobank bleek dat er op 31 maart 2020 om 12:51 uur een bedrag van € 1.000,00 was opgenomen bij de pinautomaat op het Raadhuisplein te Bodegraven. [...]
Uit onderzoek bleek deze pinautomaat te worden beveiligd door middel van beveiligingscamera’s. Ten behoeve van het opsporingsonderzoek werden de daarop opgenomen beelden van voornoemde pintransactie met behulp van een 126 NDa-vordering gevorderd bij en verstrekt door de ABN AMRO bank. Printscreens van deze beelden worden in de bijlage bij dit proces-verbaal weergegeven.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 mei 2020(dossierpagina 182)
Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
De tweede dag, 31 maart?
Toen ben ik naar Bodegraven geweest, dat waren in totaal drie adressen.
Met wie was je daar?
Met dezelfde persoon als de dag ervoor.
Ben jij bij alle drie adressen aan de deur geweest?
Ja.
Heb jij ook met alle drie de passen gepind?
Ja.
Weet je de bedragen nog?
[…] de derde was ook weer 1000 euro.
Weet je de adressen nog?
Het waren er 2 in hetzelfde gebouw waar ouderen wonen. […]
En de […] derde?
[…] de derde was een vrouw. [...]
Weet je de passen nog die je kreeg?
De eerste was ABN de tweede was Rabobank en de derde was ABN, maar helemaal zeker ben ik niet meer. De laatste twee weet ik zeker.
Ten aanzien van feit 2 met betrekking tot zaak 18
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte gedaan door [HH] namens [Slachtoffer 10] d.d. 8 april 2020 (dossierpagina 682 t/m 683).