ECLI:NL:RBNHO:2020:8749

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
15/034856-20 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen, invoer van ketamine en valsheid in geschrift

Op 29 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder witwassen, de invoer van 180,5 kilogram ketamine en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 februari 2020 en 2 maart 2020 in Amsterdam en Schiphol opzettelijk geldbedragen heeft witgewassen, met een totaal van € 46.900,-, waarvan hij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijf. Daarnaast heeft de verdachte op 25 februari 2020 zonder registratie een grote hoeveelheid ketamine ingevoerd, en op 5 maart 2020 heeft hij gebruik gemaakt van valse geschriften om de herkomst van het geld te verhullen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het derde feit, het voorhanden hebben van een vals paspoort, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij wist dat het paspoort vervalst was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoon van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/034856-20 (P)
Uitspraakdatum: 29 oktober 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 oktober 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboortedatum] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Peters en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.F. Korvinus, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 2 juli 2020, ten laste gelegd dat:
Feit 1:hij op 8 februari 2020 en 2 maart 2020 te Amsterdam en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen opzettelijk heeft witgewassen, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) geldbedragen, te weten:
- EUR 40.900,00 (op 8 februari 2020);
- EUR 6.000,00 (op 2 maart 2020);
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans daarvan gebruik gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst daarvan verhuld en verhuld wie de rechthebbende is, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen en geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Feit 2:hij op 25 februari 2020 te Amsterdam, Rotterdam en/of (andere) plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zonder registratie opzettelijk een geneesmiddel te weten een hoeveelheid van ongeveer 180.5 kilogram (van een stof bevattende) ketamine heeft ingevoerd;
Feit 3:hij op 8 februari 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, voorhanden heeft gehad een reisdocument, te weten een Nederlands paspoort, voorzien van het nummer [nummer] , waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het vervalst was;
Feit 4:hij op 5 maart 2020 te Haarlemmermeer opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken van (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten:
een verklaring van [naam] d.d. 28 februari 2020 en
een verklaring van [naam] d.d. 28 februari 2020,
bestaande die valshe(i)d(en) erin dat, valselijk en/of in strijd met de waarheid, wordt verklaard dat een bedrag van EUR 25.000,00 en EUR 15.000,00 aan [verdachte] , verdachte, is geleend ten behoeve van het bedrijf [bedrijfsnaam] , waarbij wordt verwezen naar documenten van [bedrijfsnaam] te Sialkot betreffende geldwissels op 20, 23 en 28 januari 2020, en bestaande dat (doen) gebruikmaken erin dat hij, verdachte, die stukken heeft overgelegd of heeft doen overleggen aan de Rechter-Commissaris van de rechtbank te Noord-Holland ter gelegenheid van de voorgeleiding ter inbewaringstelling.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten. Verdachte ontkent de ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd en de raadsman heeft hierover het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is het aangetroffen contante bedrag van
€ 40.900,- niet van enig misdrijf afkomstig, maar is aannemelijk dat het afkomstig is uit leningen verstrekt door de neven van verdachte. Het contante bedrag van € 6.000,- is ook niet van enig misdrijf afkomstig maar betreft handelsgeld, opgenomen van de bankrekening van verdachte.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft verdachte verklaard uitsluitend een rol te hebben gespeeld als intermediair tussen [bedrijfsnaam] en [bedrijfsnaam] , maar geen wetenschap te hebben gehad van de ketamine. Ten aanzien van de aangetroffen chatberichten in de diverse aangetroffen telefoons in de woning van verdachte – met uitzondering van de iPhone 7 – ontkent verdachte dat deze aan hem toebehoren dan wel deelnemer te zijn geweest van deze chats. Ten aanzien van de iPhone 7, welke wel aan verdachte toebehoort, gaan de chatberichten mogelijk over het verzenden van Himalaya zout. De aangetroffen beelden op de telefoon komen verdachte niet bekend voor. Er is derhalve onvoldoende bewijs.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde kan niet zonder redelijke twijfel vastgesteld worden dat het paspoort vals is en dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de stempels in zijn paspoort vals waren. Als de rechtbank dit standpunt niet volgt, verzoekt de raadsman om contra-expertise door het NFI naar de stempels.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit zijn de overgelegde verklaringen van de neven van verdachte niet vals, zodat ook voor dit feit onvoldoende bewijs is.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 3Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 ten laste is gelegd omdat er geen bewijs is dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de stempels in zijn paspoort vals waren. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feiten 1 en 4
Uit de feiten en omstandigheden, zoals deze naar voren komen uit de gebezigde bewijsmiddelen, volgt dat het niet anders kan zijn dan dat de in de bewezenverklaring vermelde geldbedragen - middellijk of onmiddellijk - afkomstig zijn uit enig misdrijf en dat de verdachte daarvan op de hoogte was.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 8 februari 2020 op Schiphol is aangetroffen met een aanzienlijk contant geldbedrag van € 40.900,-, veelal in coupures van € 500,-.
Bij verdachte zijn toen ook drie originele ‘bills of lading’ aangetroffen met betrekking tot de zending van zeevrachtcontainers. In één van die containers is later circa 180 kilogram ketamine aangetroffen, terwijl verdachte niet over een registratie voor de invoer hiervan beschikt. Bij verdachte is verder op 2 maart 2020 bij zijn aanhouding opnieuw een contant geldbedrag van € 5.000,- aangetroffen en is bij de doorzoeking ook nog € 1.000,- aangetroffen. Van verdachte is geen legaal inkomen bekend.
De hiervoor beschreven omstandigheden rechtvaardigen zonder meer het vermoeden dat sprake is van witwassen. Het is dan aan verdachte om een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven over de herkomst van het geld. Als er zo’n verklaring is gegeven is het aan het Openbaar Ministerie om onderzoek te laten doen naar die verklaring. Voor een bewezenverklaring moet op basis van dat onderzoek met voldoende mate van zekerheid kunnen worden uitgesloten dat het voorwerp een legale herkomst heeft.
Verdachte heeft verklaard dat hij een geldbedrag van € 40.000,- heeft geleend van zijn neven om te gebruiken voor zijn sportzaak. Hij heeft ter onderbouwing van zijn verklaring op 5 maart 2020 bij de rechter-commissaris twee verklaringen van de twee neven overgelegd die beiden respectievelijk € 15.000,- en € 25.000,- aan verdachte zouden hebben geleend. In een van de verklaringen staat vermeld dat het bedrag op 1 februari 2020 aan verdachte zou zijn geleend. Bij de verklaringen zijn ook gevoegd de afschriften van de geldwisseltransacties, gedateerd 20, 23 en 28 januari 2020.
Uit onderzoek aan de in beslag genomen iPhone 7 blijkt op deze telefoon echter een chat aanwezig tussen verdachte en “ [naam] ” van 30 november 2019 waarin verdachte meerdere foto’s van series biljetten van € 500,- heeft gestuurd. Bij het vergelijken van de serienummers van de 81 in beslag genomen biljetten van € 500,- en de serienummers van de biljetten van € 500,- afgebeeld op de foto’s en video’s blijkt dat van 76 biljetten de serienummers met elkaar overeenkomen.
Hieruit blijkt dat verdachte de bij hem in beslag genomen biljetten niet pas op 1 februari 2020 geleend kan hebben van zijn neven, en de biljetten dus evenmin pas op de genoemde data kunnen zijn gewisseld. Dat betekent dat de betreffende verklaringen van de neven vals zijn, zodat de rechtbank het onder 4 ten laste gelegde feit bewezen acht.
Verder volgt hieruit dat de verklaring van verdachte over de herkomst van het geld, namelijk dat hij dit zou hebben geleend van zijn neven, evenmin deugt.
Ten aanzien van het bedrag van € 6.000,- heeft verdachte alleen gesteld dat dit handelsgeld betreft. Verdachte heeft niet verklaard hoe hij dit bedrag heeft verworven. Het is derhalve met voldoende mate van zekerheid uitgesloten dat de geldbedragen een legale herkomst hebben, zodat ook het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen wordt geacht.
De ter terechtzitting overgelegde nieuwe verklaringen van de neven waarin wordt verklaard dat verdachte het geld in november 2019 zou hebben geleend, maken dit oordeel niet anders. De rechtbank acht dit, gelet op de eerder overgelegde verklaring over de datum van de lening, alsmede de hierboven genoemde bevindingen uit de telefoon van verdachte, ongeloofwaardig.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat uit het dossier blijkt dat verdachte op 14 november 2019 een bedrag van € 118.154,- op zijn Pakistaanse rekening had staan.
Ook daarom is het niet aannemelijk geworden dat verdachte geen geld had voor het oprichten van zijn zaak en geld moest lenen van zijn neven.
De rechtbank zal het voorwaardelijk verzoek van de raadsman tot het horen van de neven van verdachte als getuige afwijzen, nu de rechtbank dit niet noodzakelijk acht.
Ten aanzien van feit 2
Bij verdachte is een ‘original bill of lading’ aangetroffen met betrekking tot de zending van de container die is aangetroffen in de haven van Rotterdam. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij niet wist dat in de container ook ketamine vervoerd werd.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank leidt het volgende af uit de bewijsmiddelen.
Onder verdachte is onder andere een iPhone 7 in beslag genomen, waarvan hij heeft verklaard dat deze aan hem toebehoort. In deze iPhone zijn meerdere chatsessies aangetroffen. Uit deze chats blijkt onder andere dat “ [naam] ” op 1 juli 2019 naar verdachte een foto heeft gestuurd van een blauw vat met daarin, volgens opschrift, ‘netto 25 kg Ketamine Hydrochloride’.
Op 10 juli 2019 heeft verdachte gestuurd: ‘Cas No Ketamine HCI 1867-66-9’.
Daarnaast heeft verdachte op 29 november 2019 naar ‘ [naam] kci Whats Up’ een foto van twintig blauwe vaten gestuurd. Op 9 december 2019 heeft [naam] een document over misbruik van stoffen zoals ketamine naar verdachte verstuurd.
Op 18 december 2019 heeft [naam] verdachte bericht: “
Regel alsjeblieft de betaling voor 4 drums (vaten) in Karachi morgen 160”en heeft hierbij twee foto’s naar verdachte gestuurd waarop een plastic zak met wit, kristalachtig poeder te zien is.
Uit de chats tussen verdachte en [naam] blijkt voorts dat verdachte op 12 november 2019 heeft gestuurd:
‘Hoe ze willen dat de lading gemarkeerd wordt’,
‘Ze willen een herkenningsteken op alle pallets op deze manier’,
‘Op de pallets waar je de extra producten verstopt op deze manier’en
‘Het herkenningsteken meer in de hoek’.
Uit het chatbericht van 11 december 2019 blijkt dat verdachte meerdere berichten naar ‘ [naam] ’ heeft gestuurd over herkenningstekens op de pallets waar de extra producten worden verstopt. ‘ [naam] ’ heeft vervolgens op 4 februari 2020 meerdere foto’s naar verdachte gestuurd van een container met het nummer [nummer] , hetgeen overeenkomt met het nummer van de container waar de ketamine in is aangetroffen.
Tot slot bevindt zich op de telefoon een filmpje van een witte zak met daarin een doorzichtige zak wit poeder op een weegschaal. De weegschaal geeft een gewicht aan van 20,1 kilogram, hetgeen overeenkomt met de gewogen ketamine welke is aangetroffen in de container.
Een van de andere in beslag genomen telefoons betreft een cryptotelefoon van het merk V-smart. Deze mobiel werd aangetroffen op het nachtkastje naast het bed van verdachte en stond aan. In deze telefoon is een chatsessie aangetroffen tussen de gebruiker van de V-smart ( [naam] ) en “ [naam] ".
Op 25 februari 2020 heeft “ [naam] ” gestuurd dat ze moeten afspreken hoe ze het spul van België naar Nederland krijgen. “ [naam] ” heeft een bus beschikbaar, maar geen opslagplaats. Een dag later heeft “ [naam] ” gestuurd dat hij “ [naam] ” heeft gezien en dat hij heeft gezegd dat ze het beste de truck met een paar volle pallets kunnen laden en deze met de originele papieren naar Amsterdam brengen.
Voorts is een chatsessie aangetroffen tussen ‘ [naam] ’ en “ [naam] ”. “ [naam] ” heeft op 26 februari 2020 gestuurd dat hij “kete” beschikbaar heeft. [naam] heeft gezegd dat hij geïnteresseerd is en vraagt naar de prijs. Als het uit Peshawar komt, is het geen goede kwaliteit. “ [naam] ” heeft vervolgens een foto met wit poeder gestuurd.
Tot slot is er een chatsessie aangetroffen tussen “ [naam] ” en “ [naam] (friend of [naam] )”.
“ [naam] ” heeft op 28 februari 2020 een chat doorgestuurd tussen hem en een ander persoon. In deze chat vraagt “ [naam] ” of “ze” door de scan gaan. “ [naam] ” geeft aan dat als ze alleen door de scan gaan, de kans bestaat dat ze er zonder kleerscheuren af komen. Aan het einde van de conversatie geeft de andere persoon aan dat hij net hoort dat er gescand gaat worden en dat de bak open gaat.
“ [naam] ” vraagt vervolgens of hij aan zijn man wil vragen of hij denkt dat “K” binnen kan komen door de scan.
De verklaring van verdachte dat de aangetroffen telefoons in zijn woning niet van hem zijn en hem ter reparatie zijn aangeboden, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Op meerdere telefoons, welke zijn aangetroffen in de woning van verdachte, zijn chatberichten aangetroffen over de zending, waaronder op een telefoon die aan stond en op het nachtkastje naast het bed van verdachte lag. Ook zijn vlak daarvoor nog berichten verzonden met deze telefoon. Het verweer van de raadsman dat verdachte niet op de hoogte was dat er ketamine in de container zat, wordt verworpen.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met anderen ketamine heeft ingevoerd, terwijl hij daarvoor geen registratie ingevolge de Geneesmiddelenwet heeft.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:hij op 8 februari 2020 en 2 maart 2020 te Amsterdam en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk heeft witgewassen, immers heeft verdachte telkens geldbedragen, te weten:
- EUR 40.900,00 (op 8 februari 2020);
- EUR 6.000,00 (op 2 maart 2020);
voorhanden gehad en de herkomst daarvan verhuld, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 2:hij op 25 februari 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, zonder registratie opzettelijk een geneesmiddel te weten een hoeveelheid van ongeveer 180.5 kilogram (van een stof bevattende) ketamine heeft ingevoerd;
Feit 4:hij op 5 maart 2020 te Haarlemmermeer opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften, te weten: een verklaring van [naam] d.d. 28 februari 2020 en
een verklaring van [naam] d.d. 28 februari 2020, bestaande die valsheden erin dat, in strijd met de waarheid, wordt verklaard dat een bedrag van EUR 25.000,00 en EUR 15.000,00 aan [verdachte] , verdachte, is geleend ten behoeve van het bedrijf [bedrijfsnaam] , waarbij wordt verwezen naar documenten van [bedrijfsnaam] te Sialkot betreffende geldwissels op 20, 23 en 28 januari 2020, en bestaande dat gebruikmaken erin dat hij, verdachte, die stukken heeft overgelegd aan de Rechter-Commissaris van de rechtbank te Noord-Holland ter gelegenheid van de voorgeleiding ter inbewaringstelling.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
witwassen, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijke overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 18 van de Geneesmiddelenwet
Ten aanzien van feit 4:
valsheid in geschrift
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank – in geval van een bewezenverklaring – verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die in duur overeenkomt met het al ondergane voorarrest en met aftrek van dat voorarrest.
De raadsman heeft zich verzet tegen opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de ongeregistreerde invoer van 180,5 kilogram ketamine. Verdachte heeft gebruik gemaakt van een professioneel netwerk van contactpersonen, verschillende schuilnamen en hulpmiddelen, waaronder ook een pgp-telefoon om versleutelde berichten te versturen.
Door het handelen van verdachte zou deze ketamine ongereguleerd op de markt komen, met als schadelijk gevolg het ongecontroleerde gebruik van een aanzienlijke hoeveelheid van een stof die bestemd is om – onder strikte voorwaarden – als geneesmiddel te worden gebruikt. Het is ook bekend dat het geneesmiddel ketamine wordt gebruikt als recreatieve drug en in zoverre schadelijk is voor de volksgezondheid. Verdachte lijkt zich om deze gevolgen niet te hebben bekommerd en louter te hebben gehandeld uit winstbejag.
Daarnaast was verdachte op 8 februari 2020 en 2 maart 2020 in het bezit van grote contante geldbedragen van in totaal € 46.900,-. Om de herkomst daarvan te verhullen heeft verdachte valse verklaringen gebruikt. Verdachte heeft zich hierbij schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en witwassen.
Witwassen vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de integriteit van het financiële handelsverkeer.
Valsheid in geschrifte tast verder het vertrouwen aan dat men moet kunnen hebben in schriftelijke stukken, zeker als die worden gebruikt in strafrechtelijke procedures.
Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 mei 2020, waaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De op te leggen straf
Nu de rechtbank tot vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit komt, ziet de rechtbank aanleiding de gevorderde straf door de officier van justitie enigszins te matigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 20 maanden moet worden opgelegd.
Opheffing schorsing voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet na een hernieuwde afweging van het belang van strafvordering en de persoonlijke belangen van verdachte verder aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
57, 225, 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
38 van de Geneesmiddelenwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de eventueel ten uitvoer te leggen gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Dongen, voorzitter,
mr. H. Brouwer en mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R. Winter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2020.
mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.