ECLI:NL:RBNHO:2020:8705

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
15/870471-17 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor smaadschrift, veroordeling voor belediging en auteursrechtinbreuk in zaak tegen verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van smaadschrift, belediging en inbreuk op het auteursrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van feit 3, dat betrekking had op inbreuk op het portretrecht, omdat de verjaringstermijn was verstreken. De verdachte is vrijgesproken van het primair ten laste gelegde smaadschrift, omdat niet bewezen kon worden dat de eer of goede naam van de aangeefster was aangetast. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan belediging en opzettelijke inbreuk op het auteursrecht. De feiten vonden plaats op 9 februari 2017, waarbij de verdachte filmpjes op Twitter had geplaatst waarin seksuele handelingen zichtbaar waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de eer en goede naam van de aangeefster en aangever had aangetast door deze filmpjes openbaar te maken. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van één jaar. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting en de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats had.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870471-17 (P)
Uitspraakdatum: 29 oktober 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 oktober 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. Sarian en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B. Munneke, advocaat te Beverwijk, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 09 februari 2017 te Beverwijk en/of te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Arnhem en/of in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [aangeefster] en/of [aangever] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan
ruchtbaarheid te geven, door middel van afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen, door:
- ( een) afbeelding(en), te weten: een filmbestand/filmpje, waarin [aangever] urineert in de mond van [aangeefster] en/of met de tekst: "# [aangeefster] unplugged", althans tekst van dezelfde aard en/of strekking en/of
- ( een) afbeelding(en), te weten: een filmbestand/filmpje, waarin [aangever] [aangeefster] penetreert (telkens) op het twitteraccount van Eendevanger.nl (@EendevangerNL) te plaatsen, althans op het internet te plaatsen;
Feit 1 subsidiair:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) of omstreeks 09 februari 2017 te Beverwijk en/of te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Arnhem en/of in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk [aangeefster] en/of [aangever] in het openbaar bij afbeelding, heeft beledigd, door:
- ( een) afbeelding(en), te weten: een filmbestand/filmpje, waarin [aangever] urineert in de mond van [aangeefster] en/of met de tekst: "# [aangeefster] unplugged", althans tekst van dezelfde aard en/of strekking en/of - (een) afbeelding(en), te weten: een filmbestand/filmpje, waarin [aangever] [aangeefster] penetreert (telkens) op het twitteraccount Eendevanger.nl (@EendevangerNL) te plaatsen, althans op het internet te plaatsen;
Feit 2:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 09 februari 2017 te Beverwijk en/of in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van een ander, te weten:
het auteursrecht van [aangever] op een filmbestand/filmpje, waarin [aangever] urineert in de mond van [aangeefster] en/of
het auteursrecht van [naam] op een filmbestand/filmpje, waarin [aangever] [aangeefster] penetreert, immers heeft hij, verdachte, (telkens) (zonder toestemming van de
rechthebbende(n)) opzettelijk voornoemde filmbestand(en)/filmpje(s) op het twitteraccount van Eendevanger.nl (@EendevangerNL) geplaatst, althans op het internet geplaatst;
Feit 3:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 09 februari 2017 te Beverwijk en/of in elk geval in Nederland, (telkens) zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret, te weten:
een filmbestand/filmpje waarin [aangever] urineert in de mond van [aangeefster]
en/of een filmbestand/filmpje, waarin [aangever] penetreert, in het openbaar ten toon heeft gesteld of op andere wijze openbaar heeft gemaakt, door voornoemde filmbestand(en)/filmpje(s) (telkens) op het twitteraccount van Eendevanger.nl (@EendevangerNL) te plaatsen, althans op het internet te plaatsen.

2.Voorvragen

2.1.
Niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie feit 3
De raadsman en de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in zijn vervolging van verdachte ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit omdat het recht tot strafvordering door verjaring is vervallen.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het feit is volgens de tenlastelegging begaan "op of omstreeks 9 februari 2017". Op grond van artikel 70, eerste lid, onder 1° Sr beloopt de verjaringstermijn in het onderhavige geval ten hoogste drie jaren, hetgeen tot gevolg heeft dat de verjaringstermijn, die is aangevangen op 9 februari 2017, thans verstreken is.
Het recht tot strafvordering is dus wegens verjaring vervallen, zodat het Openbaar Ministerie ten aanzien van feit 3 niet-ontvankelijk is in zijn vervolging van verdachte.
2.2.
Gelijkheidsbeginsel
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte het onbegrijpelijk vindt dat hij
als een van de weinigen is vervolgd voor het plaatsen van de filmpjes terwijl – volgens de raadsman – anderen die de filmpjes eerder dan verdachte verspreid hadden op het internet, niet vervolgd zijn door het Openbaar Ministerie.
Voor zover de raadsman hieraan de conclusie heeft willen verbinden dat het Openbaar Ministerie om die reden niet-ontvankelijk verklaard zou moet worden in zijn vervolging, oordeelt de rechtbank als volgt.
Gelet op het opportuniteitsbeginsel en het hiermee verband houdende vervolgingsmonopolie van het Openbaar Ministerie, zoals neergelegd in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering, is het aan het Openbaar Ministerie om te beslissen of al dan niet tot vervolging van een verdachte wordt overgegaan. Het staat het Openbaar Ministerie daarom in beginsel vrij om een verdachte te vervolgen. Slechts indien de vervolging in strijd is met wettelijke of verdragsbepalingen of met beginselen van een goede procesorde - waaronder het gelijkheidsbeginsel - kan er sprake zijn van een verval van het recht tot strafvervolging Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Het enkele feit dat de filmpjes tevens door anderen verspreid zouden zijn, brengt naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat sprake is van een kennelijk onredelijke vervolgingsbeslissing. Daarbij heeft de rechtbank ook acht geslagen op de door het Openbaar Ministerie gegeven motivering, waaruit volgt dat het Openbaar Ministerie de rol van verdachte bij de verspreiding van de het filmpjes anders waardeert.
2.3.
Conclusie voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit met betrekking tot [aangever] . [aangever] is niet zichtbaar in beeld waardoor niet te herleiden valt dat hij degene in de filmpjes is. [aangever] is derhalve niet in zijn eer en goede naam aangetast.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft hierover het volgende aangevoerd.
Feit 1
Smaadschrift/Belediging
Er is geen sprake van smaadschrift althans belediging in de zin van de artikelen 261 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) c.q. 266 Sr. In het “plasseksfilmpje” is [aangeefster] te zien met blote borsten en is ook te zien dat zij in haar mond geürineerd wordt. In het “penetratiefilmpje” is te zien dat [aangeefster] naakt is en gepenetreerd wordt. De filmpjes zijn met instemming van [aangeefster] gemaakt en waren kennelijk niet alleen voor privégebruik bestemd.
Vanwege de wijze waarop [aangeefster] de afgelopen decennia naar buiten is getreden, wordt zij in Nederland met seks geassocieerd. Zij wordt dan ook door het plaatsen van de filmpjes niet in een ongunstiger daglicht geplaatst dan zij door eigen toedoen al stond.
Ten aanzien van [aangever] is er ook geen sprake van aanranding van de eer of goede naam.
[aangever] , voor wie het maken van seksfilmpjes niet ongebruikelijk is, heeft het “plasseksfilmpje” zelf opgenomen en het “penetratiefilmpje” is met zijn medeweten opgenomen door een vriend van hem. [aangever] kan bovendien in geen van beide filmpjes herkend worden; in het “plasseksfilmpje” niet omdat enkel zijn penis zichtbaar is, en in het “penetratiefilmpje” niet omdat hij daar enkel van achteren te zien is en niet zijn gezicht.
Een bepaald feit
Op de filmpjes zijn seksuele handelingen met wederzijds goedvinden zichtbaar, hetgeen niet valt aan te merken als een misdrijf of gedraging die in het maatschappelijk verkeer als verwerpelijk kan worden beschouwd. Er is daarom niet voldaan aan het bestanddeel ‘een bepaald feit’ zoals vereist voor een bewezenverklaring van smaadschrift.
Feit 2
Het auteursrecht dat rust op de filmpjes komt niet toe aan [aangever] en/of zijn vriend.
Indien dat wel het geval zou zijn, staat niet vast dat verdachte de filmpjes zonder toestemming op het internet heeft geplaatst.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 1 primair
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde smaadschrift is immers vereist dat sprake is van tenlastelegging van een bepaalde feit. Ingevolge de wetsgeschiedenis wordt daarmee gedoeld op een feit dat geschikt is om iemands integriteit aan te tasten, waarbij het in de regel zal moeten gaan om ernstige feiten, zoals misdrijven of feiten die met de positieve moraal strijden. Het gaat in dit geval om volwassen personen die met wederzijdse instemming seksuele handelingen met elkaar verrichten, terwijl zij worden gefilmd.
Deze gedragingen zijn niet strafbaar en naar het oordeel van de rechtbank ook niet in strijd met de positieve moraal.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Bewijsoverwegingen
3.3.3.1. Bewijsoverwegingen feit 1 subsidiair
Er is sprake van belediging wanneer opzettelijk iemands eer of goede naam wordt aangerand.
Van aanranding van de eer of goede naam is sprake wanneer iemands reputatie publiekelijk wordt geschaad of aangetast.
Verdachte heeft het filmpje waarin aangeefster [aangeefster] door aangever [aangever] in haar mond geürineerd wordt op het internet (Twitter) geplaatst met de tekst # [aangeefster] unplugged” en heeft verklaard dat hij wist dat de vrouw in het filmpje [aangeefster] betrof. Daarnaast heeft verdachte een tweede filmpje van seksuele aard op het internet (Twitter) geplaatst, waarin [aangeefster] en [aangever] ook zijn te zien. Verdachte heeft over de filmpjes verklaard dat hij filtert wat populair is en dat vervolgens op het internet plaatst. Hij heeft er bij stil gestaan dat het voor degenen op de filmpjes niet prettig zou zijn als het online zou komen te staan.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het plaatsen van de expliciete seksfilmpjes aangeefster [aangeefster] opzettelijk in een ongunstig daglicht heeft gesteld en zij daardoor in haar eer en goede naam is aangetast. Hierbij heeft de rechtbank meegewogen dat aangeefster een bekende Nederlander is waardoor zij door een grote groep mensen herkend zal worden en de interesse voor de filmpjes bij het publiek groter zal zijn dan gemiddeld. Dat aangeefster kennelijk zelf wel eens publiekelijk over seks heeft gesproken en/of naakt heeft geposeerd, doet verder niet aan dit oordeel af.
De rechtbank is verder van oordeel dat aangever [aangever] op dezelfde wijze in eer en goede naam is aangetast. Weliswaar ging het verdachte niet om [aangever] , maar door verspreiding van de expliciete seksfilmpjes van een bekende Nederlander, heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bekend zou worden dat de man in de filmpjes [aangever] is en dat [aangever] op de hoogte zou raken van verspreiding van de filmpjes.
3.3.3.2. Bewijsoverwegingen feit 2
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van een ander. Verdachte heeft zelf de filmpjes niet gemaakt en heeft ook geen toestemming gekregen om de filmpjes openbaar te maken.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 subsidiair:
hij op 9 februari 2017 in Nederland, telkens opzettelijk, [aangeefster] en [aangever] in het openbaar bij afbeelding, heeft beledigd, door:
- een afbeelding, te weten: een filmpje, waarin [aangever] urineert in de mond van [aangeefster] en met de tekst: "# [aangeefster] unplugged", en
- een afbeelding, te weten: een filmpje, waarin [aangever] [aangeefster] penetreert,
telkens op het twitteraccount van Eendevanger.nl (@EendevangerNL) te plaatsen.
Feit 2:
hij op 9 februari 2017 in Nederland, telkens opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van een ander op een filmpje, waarin [aangever] urineert in de mond van [aangeefster] en op een filmpje, waarin [aangever] [aangeefster] penetreert, immers heeft hij, verdachte, telkens zonder toestemming van de rechthebbende(n) opzettelijk voornoemde filmpjes op het twitteraccount van Eendevanger.nl (@EendevangerNL) geplaatst.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
belediging, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
het opzettelijke inbreuk maken op een anders auteursrecht, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank – in geval van een bewezenverklaring – primair verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel wegens het eigen aandeel van [aangeefster] en de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast is verdachte zijn baan verloren vanwege deze strafzaak. Hij is om die reden al genoeg gestraft.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht een voorwaardelijke straf op te leggen.
Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht – indien de rechtbank een onvoorwaardelijke straf oplegt – een gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft geen mogelijkheden tot het betalen van een geldboete en een taakstraf is nauwelijks uitvoerbaar omdat verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging door het verspreiden van twee filmpjes, waaronder het filmpje dat inmiddels bekend is geworden als het “plasseksfilmpje”. Hiermee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eer en de goede naam van aangeefster [aangeefster] en aangever [aangever] . Tevens heeft hij inbreuk gemaakt op het auteursrecht van een ander.
Verdachte heeft de content geplaatst op zijn Twitteraccount Eendevanger.nl, dat hij al geruime tijd heeft en alwaar hij een paar honderd volgers heeft. Verdachte moet zich hebben gerealiseerd dat bijvoorbeeld het eenvoudigweg retweeten zou leiden tot een verdere verspreiding van de filmpjes op het internet. Dit is ook wat zich heeft voorgedaan toen de tweet werd opgepikt door GeenStijl.nl. De verspreiding van de filmpjes heeft veel media-aandacht gegenereerd. Aangever [aangever] , en in het bijzonder ook aangeefster [aangeefster] als bekende Nederlander, zijn mede door de verspreiding van de filmpjes door verdachte bij een groot publiek in een ongunstig daglicht gesteld. Verdachte heeft verklaard dat hij zich realiseerde dat het niet prettig zou zijn voor de personen in de filmpjes als deze filmpjes online zouden komen. Verdachte heeft de filmpjes echter toch op het internet gezet en heeft een van de filmpjes zelfs een tweede maal geplaatst nadat zijn Twitteraccount “bevroren” was.
De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op een
uittreksel uit de justitiële documentatievan 15 september 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De op te leggen straf
Verdachte heeft momenteel geen vaste woon- of verblijfsplaats waardoor het uitvoeren van een taakstraf niet mogelijk is. Daarnaast heeft verdachte geen inkomen of uitkering waardoor het opleggen van een geldboete ook niet passend is. Dat betekent dat alleen een gevangenisstraf als sanctie in aanmerking komt.
Het is de rechtbank verder gebleken dat de redelijke termijn voor berechting als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Deze overschrijding valt niet aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank zal hier rekening mee houden bij de strafmaat en de op te leggen straf om die reden in voorwaardelijke vorm opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf voor de duur van 1 maand moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van één jaar, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 57, 266 van het Wetboek van Strafrecht.
31 van de Auteurswet.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit;
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) maand, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op één jaar bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Brouwer, voorzitter,
mr. F.W. van Dongen en mr. A.M. Koolen
-Zwijnenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R. Winter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2020.
mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.