ECLI:NL:RBNHO:2020:8690

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
8106060 / CV EXPL 19-15569
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door staking grondpersoneel

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier had een vordering ingesteld tegen Lufthansa wegens de annulering van vlucht LH1950 van München naar Pisa op 25 maart 2019. De passagier vorderde compensatie op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van het grondpersoneel op Italiaanse luchthavens op de dag van de vlucht.

De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa niet voldoende had aangetoond dat de annulering van de vlucht het noodzakelijke gevolg was van de staking. Hoewel Lufthansa stelde dat de staking de reden was voor de annulering, bleek uit de overgelegde stukken dat er in dezelfde periode ook andere vluchten waren uitgevoerd. De rechter concludeerde dat de staking niet als een buitengewone omstandigheid kon worden beschouwd in de zin van de Verordening, omdat Lufthansa niet had aangetoond dat het onmogelijk was om de vlucht uit te voeren. Daarom werd de vordering van de passagier toegewezen, en werd Lufthansa veroordeeld tot betaling van € 250,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De kantonrechter wees ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de passagier niet had aangetoond dat deze kosten waren gemaakt in een situatie die onder de toepasselijke regelgeving viel. De proceskosten werden aan de zijde van de passagier begroot en Lufthansa werd veroordeeld tot betaling daarvan. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8106060 / CV EXPL 19-15569
Uitspraakdatum: 21 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Verenigde Staten)
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland) onder andere kantoor houdende te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer)
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 28 augustus 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar München (Duitsland) met vluchtnummer LH2311 en van München naar Pisa (Italië) met vluchtnummer LH1950 op 25 maart 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht LH1950 is geannuleerd. De passagier is uiteindelijk een dag eerder (24 maart 2019) met vlucht AZ1673 omstreeks 22:00 uur UTC aangekomen in Pisa.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij heeft daartoe, onder meer, het volgende aangevoerd.
4.2.
Op 25 maart 2019 vond op een aantal Italiaanse luchthavens een staking van het grondpersoneel van de luchthavens plaats. Ook de luchthaven van Pisa werd hierdoor getroffen. De staking vond plaats van 09:00 uur UTC tot 13:00 uur UTC. Vlucht LH1950 werd hierdoor getroffen, omdat het om 12:25 uur UTC in Pisa zou moeten aankomen. Het kon in redelijkheid van Lufthansa niet worden gevergd om vlucht LH1950 met 90 minuten vertraging uit te voeren, omdat anders de volgende vluchten van dat toestel eveneens met een vertraging zouden worden uitgevoerd.
4.3.
Daarbij voert Lufthansa aan dat luchtvervoer zonder grondpersoneel onmogelijk is. Het vliegtuig kan weliswaar landen, maar verder gebeurt er niets. Zo wordt er geen bagage in- en uitgeladen, geen trap dan wel aviobrug aangeboden en de passagiers kunnen het vliegtuig niet in en uit). Lufthansa kon niet anders dan de vlucht te annuleren.
4.4.
Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht. Lufthansa kon, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen deze omstandigheden niet voorkomen.
4.5.
Lufthansa betwist tevens de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat vlucht LH1950 is geannuleerd, zodat Lufthansa op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie te voldoen, tenzij Lufthansa ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. Op grond van punt 14 van de Considerans van de Verordening kunnen dergelijke omstandigheden zich, onder meer, voordoen in geval van stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. De luchtvaartmaatschappij moet wel alle redelijke inspanningen hebben geleverd om de vertraging of annulering te voorkomen.
5.3.
Lufthansa heeft ter onderbouwing van de door haar gestelde buitengewone omstandigheden een Daily Traffic Report van Lufthansa CityLine overgelegd, waaruit blijkt dat op 25 maart 2019 sprake is geweest van een nationale staking van het Italiaanse grondpersoneel tussen 09:00 uur UTC en 13:00 uur UTC. Ook uit het door Lufthansa overgelegde (deel van een) vluchtrapport blijkt dat de reden van annulering van vlucht LH1950 was gelegen in de staking. Lufthansa kon dan ook niet anticiperen op de door de staking te verwachten c.q. ontstane vertragingen, waaronder die van vlucht LH1950. Lufthansa kan immers geen invloed uitoefenen op een staking van het Italiaanse grondpersoneel.
5.4.
De passagier betwist dat sprake is geweest van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Zij stelt daartoe dat Lufthansa onvoldoende heeft aangetoond dat de staking per definitie gevolgen had voor vlucht LH1950, omdat er blijkens een door de passagier overgelegd vluchtlijst op 25 maart 2019 van 06:35 uur UTC tot 17:10 uur UTC wel degelijk vliegverkeer mogelijk was van en naar Pisa. In die periode zijn slechts 2 van de 25 vluchten geannuleerd.
5.5.
Lufthansa heeft in dat kader een e-mailbericht overgelegd van haar Station Manager in Pisa, welke heeft verklaard dat de Pisa-vluchten geannuleerd moesten worden omdat zij in het “venster” van de staking zouden vallen. Als bijlage is een bericht van het Italiaanse Ministerie van Infrastructuur en Transport toegevoegd, inhoudende dat op 25 maart 2019 van 10:00 uur tot 14:00 uur zou worden gestaakt. Het e-mailbericht is door de kantonrechter niet op juistheid te toetsen, aangezien de verklaring afkomstig is van Lufthansa zelf. Verder constateert de rechter dat uit de bijlage niet duidelijk wordt of de staking gevolgen had voor vlucht LH1950.
5.6.
In beginsel kan een staking een buitengewone omstandigheid opleveren. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Lufthansa echter niet (voldoende) aangetoond dat de annulering van de vlucht het (noodzakelijke) gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Zij heeft weliswaar gesteld en onderbouwd dat er tussen 06:35 uur UTC en 17:10 uur UTC sprake was van een staking bij het Italiaanse grondpersoneel, maar zij heeft met die stelling – gelet op het gemotiveerde verweer van de passagier – niet aangetoond dat vliegverkeer überhaupt niet mogelijk was in die tijdsperiode. Uit de door de passagier overgelegde stukken kan immers worden afgeleid dat er van de 25 in het bedoelde tijdsbestek uitgevoerde vluchten slechts twee (waaronder die van Lufthansa) zijn geannuleerd. In de tijdsperiode dat er sprake was van een staking van het Italiaanse grondpersoneel waren er dus maar liefst 23 vluchten die ‘ongehinderd’ zijn uitgevoerd.
5.7.
Bij die stand van zaken is de kantonrechter van oordeel dat de staking van het Italiaanse grondpersoneel niet een zodanig gevolg voor de vluchtuitvoering van Lufthansa heeft gehad als bedoeld in overweging 14 van de Considerans dat de staking moet worden beschouwd als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Het beroep van Lufthansa op dat artikel slaagt derhalve niet, zodat zij verplicht is compensatie aan de passagier te betalen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Lufthansa heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Lufthansa, omdat zijongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 maart 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 81,00;
salaris gemachtigde € 72,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter