ECLI:NL:RBNHO:2020:8687

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
7824999 / CV EXPL 19-7933
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden na blikseminslag

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een buitenlandse rechtspersoon, een vordering ingesteld tegen TUI Airlines Nederland B.V. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Orlando op 18 september 2017. De passagier arriveerde meer dan drie uur later op de eindbestemming, wat volgens de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 recht geeft op compensatie. De vervoerder, TUI Airlines, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk dat het toestel tijdens de voorafgaande vlucht door bliksem was getroffen en een grondige inspectie noodzakelijk was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder compensatie verschuldigd is, tenzij zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. Hoewel de vervoerder een ander toestel had ingezet, werd ook dit toestel getroffen door bliksem, waardoor de vlucht verder vertraagd werd. De rechter concludeerde dat de vervoerder niet in alle redelijkheid meer had kunnen doen om de vertraging te voorkomen en wees de vordering van Airhelp af. De proceskosten werden toegewezen aan Airhelp, omdat zij ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7824999 / CV EXPL 19-7933
Uitspraakdatum: 21 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de buitenlandse rechtspersoon
Airhelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. H. Yildiz en mr. W. de Roy van Zuydewijn (Weiss Legal)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TUI Airlines Nederland B.V.
gevestigd te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 23 april 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier [passagier] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Orlando (Verenigde Staten) op 18 september 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is met een vertraging van 12 uur en drie minuten uitgevoerd. De passagier is meer dan drie uur later op de eindbestemming gearriveerd.
2.3.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat tijdens de “pre flight check” voorafgaand aan de onderhavige vlucht werd geconstateerd dat het toestel (PH-TFL) tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht van Tenerife naar Amsterdam was getroffen door bliksem. Er diende een grondige inspectie plaats te vinden om zeker te stellen dat alle “entry en exit punten” gevonden waren. Tijdens de inspectie is gebleken dat de bliksem schade aan het toestel had veroorzaakt, zodat de schade aan het toestel eerst gerepareerd moest worden.
4.2.
De vervoerder voert vervolgens aan dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen. Omdat al vrij snel duidelijk was dat de inspectie en de reparatie van het toestel langer zou duren, heeft de vervoerder besloten om een ander toestel (PH-TFM) uit haar vloot vrij te maken om de vlucht uit te voeren. Ook dat andere toestel is tijdens de landing in Amsterdam getroffen door bliksem, waardoor ook het andere toestel geïnspecteerd moest worden. Uiteindelijk was toestel PH-TFM als eerste beschikbaar en is dat toestel ingezet om de vlucht uit te voeren. Omdat de luchthaven van Orlando niet 24 uur per dag open is en om verdere vertraging van de passagier te voorkomen, heeft de vervoerder besloten om naar Miami te vliegen en de passagier over de weg van Miami naar Orlando te vervoeren.
4.3.
De vervoerder betwist tevens de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van méér dan drie uur is aangekomen op zijn eindbestemming Orlando. Gelet hierop is de vervoerder compensatie verschuldigd, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen, in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt het volgende. Ingevolge de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in gevallen van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen, stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering en wanneer er sprake is van een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag waardoor een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig wordt veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder meent geen compensatie verschuldigd te zijn, nu het toestel waarmee de vlucht in kwestie uitgevoerd zou worden op de direct voorafgaande vlucht is getroffen door bliksem. Zij licht toe dat voorafgaand aan de onderhavige vlucht het toestel een vlucht van Tenerife naar Amsterdam heeft uitgevoerd. Blijkens het “Aircraft Flight Log” is het toestel op 17 september 2017 om 19:33 uur UTC vertrokken vanaf Tenerife en op 17 september 2017 om 23:30 uur UTC in Amsterdam gearriveerd. De bemanning heeft tijdens die vlucht geen onregelmatigheden geconstateerd, echter tijdens de “pre flight check” voorafgaand aan de vlucht Amsterdam – Orlando werd geconstateerd dat het toestel tijdens de vlucht Tenerife – Amsterdam is getroffen door bliksem, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder onder meer naar een “Aircraft Flight Log” en een aantal foto’s (Productie 3 en 5 bij de conclusie van antwoord). Het log vermeldt dat er verschillende bliksem inslagpunten zijn aangetroffen op de romp en het neusonderstel van het toestel. De vervoerder licht toe dat bij de “pre flight check” al duidelijk was dat het toestel meerdere keren was getroffen en dat de blikseminslag schade had veroorzaakt. Desondanks moest er een “lightning strike inspection” plaatsvinden om zeker te stellen dat alle “entry en exit punten” gevonden waren, aldus de vervoerder. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende gebleken dat het toestel voorafgaand aan de onderhavige vlucht is getroffen door bliksem, waarna een verplichte inspectie van het toestel heeft plaatsgevonden. Dit blijkt immers ook uit de eerder aangehaalde “Aircraft Flight Log”, waarin is vermeld dat het onderhoudsbedrijf Tec4Jets de inspectie op 18 september 2017 heeft uitgevoerd. Een blikseminslag betreft een van buiten komende oorzaak waarna een veiligheidsinspectie moet plaatsvinden. Deze gebeurtenissen zijn niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij en levert in de onderhavige zaak dan ook een buitengewone omstandigheid op die doorwerkt op de vlucht van Amsterdam naar Orlando. Dat het toestel op de voorafgaande vlucht is getroffen door bliksem verandert de zaak niet, nu het toestel niet door de weersomstandigheden, maar door de inspectie (en de daarop volgende reparatie van de schade) zijn weg naar Orlando niet kon vervolgen.
5.5.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht als gevolg van de buitengewone omstandigheid kon voorkomen dan wel beperken. De vervoerder heeft in dat kader aangevoerd dat zij besloten heeft om de vlucht Amsterdam – Orlando met een ander toestel (PH-TFM) uit te voeren. Dat andere toestel was op dat moment nog onderweg naar Amsterdam-Schiphol en verwacht werd dat met de inzet van dit toestel de onderhavige vlucht met een vertraging van twee uur had kunnen vertrekken, aldus de vervoerder. Tijdens de landing in Amsterdam werd het andere toestel ook getroffen door bliksem, waardoor ook dat toestel eerst geïnspecteerd moest worden. Uiteindelijk was dit toestel als eerst beschikbaar en is de onderhavige vlucht met dit toestel uitgevoerd. Omdat op basis van de nieuwe schematische aankomsttijd de luchthaven van Orlando gesloten zou zijn, is besloten om naar de luchthaven van Miami te vliegen en is de passagier over de weg van Miami naar Orlando vervoerd, aldus nog steeds de vervoerder. Uit de door de vervoerder overgelegde vluchtgegevens volgt dat ook het andere toestel (PH-TFM) is geïnspecteerd op bliksemschade en dat dit toestel na afloop daarvan op 18 september 2017 om 19:05 uur UTC koers heeft gezet naar Miami, waar het uiteindelijk om 04:43 uur UTC is gearriveerd. Dat de vervoerder mogelijk nog andere maatregelen had kunnen nemen, zoals Airhelp in haar conclusie van repliek stelt, is niet gebleken. Nadat de vervoerder geconfronteerd werd met de buitengewone omstandigheid, heeft zij een ander vliegtuig uit haar vloot vrijgemaakt om de vlucht alsnog – zij het vertraagd – uit te voeren. Dat dit andere vliegtuig ook getroffen is door bliksem, maakt niet dat de vervoerder in alle redelijkheid meer had kunnen doen om de vertraging van de passagier te voorkomen. De vordering van Airhelp zal dan ook worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven geen bespreking meer.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Airhelp worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering van Airhelp af;
6.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder.
6.3.
veroordeelt Airhelp tot betaling van € 60,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt;
6.4.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter