ECLI:NL:RBNHO:2020:863

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
7871631 CV EXPL 19-9422
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter in luchtvaartzaak met British Airways

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen British Airways, waarbij zij compensatie eist voor een geannuleerde vlucht van London City Airport naar Rotterdam op 21 maart 2019. De passagier stelt dat zij recht heeft op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. British Airways heeft echter een incidentele conclusie ingediend waarin zij stelt dat de rechtbank Noord-Holland onbevoegd is om van de vordering kennis te nemen, omdat Rotterdam niet binnen het arrondissement van de rechtbank valt. De kantonrechter heeft de vraag te beoordelen of hij bevoegd is om de zaak te behandelen.

De kantonrechter concludeert dat de rechtbank Noord-Holland inderdaad niet bevoegd is, omdat Rotterdam onder het arrondissement van de rechtbank Rotterdam valt. De kantonrechter verwijst de zaak naar de bevoegde rechtbank en wijst de passagier erop dat zij British Airways zelf moet oproepen voor de nieuwe procedure. De proceskosten in het incident worden toegewezen aan de passagier, die ongelijk heeft gekregen in deze procedure.

Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter L.M. de Vries op 5 februari 2020, waarbij de kantonrechter zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank Rotterdam, sector kanton.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7871631 CV EXPL 19-9422
Uitspraakdatum: 5 februari 2020
Vonnis in het incident in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eisers in de hoofdzaak, verweerster in het incident
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse vennootschap
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident
hierna te noemen British Airways
gemachtigden mr. J. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 15 mei 2019 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft een incidentele conclusie strekkende tot onbevoegdheid genomen. De passagier heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet gereageerd.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
De passagier vordert dat de kantonrechter British Airways veroordeelt tot betaling van € 287,50. Zij legt aan de vordering ten grondslag dat hij met British Airways een vervoersovereenkomst heeft gesloten voor een vlucht op 21 maart 2019 met vluchtnummer BA 4459 van London City Airport naar Rotterdam en dat de vlucht is geannuleerd waardoor zij meer dan drie uur later op de eindbestemming is aangekomen. Op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) stelt de passagier dat British Airways gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00. Voorts vordert de passagier British Airways te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 37,50 en betaling van de proceskosten.

3.De vordering in het incident

3.1.
British Airways heeft de kantonrechter verzocht zich onbevoegd te verklaren, omdat de rechtbank Noord-Holland niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en de zaak in de huidige stand te verwijzen naar de rechtbank Rotterdam, met veroordeling van de passagier in de kosten van het incident.
3.2.
British Airways legt aan haar vordering ten grondslag dat zij is gevestigd in Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk en zij dient dan ook op grond van artikel 4 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I bis) in het Verenigd Koninkrijk te worden opgeroepen. In afdeling 2 van Brussel I bis wordt een aantal uitzonderingen gemaakt, waardoor eventueel een gerecht van een andere lidstaat bevoegd is. Op grond van artikel 7 Brussel I bis kan British Airways worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Rotterdam is niet gelegen in het arrondissement van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank Noord-Holland is dan ook niet bevoegd om van de vordering kennis te nemen.

4.De beoordeling van het incident

4.1.
In het incident staat de vraag centraal of de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland bevoegd is kennis te nemen van het geschil tussen partijen.
4.2.
De passagier heeft bij dagvaarding gesteld dat de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) bevoegd is van de vordering kennis te nemen, omdat Rotterdam dient te worden aangemerkt als plaats waar de verbintenis uit overeenkomst is uitgevoerd of uitgevoerd had moeten worden en Rotterdam zich in het arrondissement van de rechtbank Noord-Holland bevindt.
4.3.
Uit de aanhef van artikel 7 Brussel I bis blijkt dat dit artikel betrekking heeft op de gevallen waarin een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat in een andere lidstaat kan worden opgeroepen. British Airways heeft woonplaats in het Verenigd Koninkrijk en wordt in een andere lidstaat te weten Nederland opgeroepen. Niet in geschil is dat Rotterdam heeft te gelden als plaats van de eindbestemming. Rotterdam ligt niet binnen het arrondissement van de rechtbank Noord-Holland, maar het arrondissement van de rechtbank Rotterdam. De bevoegdheid van de kantonrechter te Noord-Holland om van de onderhavige vordering tot compensatie kennis te nemen, kan derhalve niet worden ontleend aan artikel 7 lid 1 Brussel I bis, en de uitleg die het Hof in het Rheder-arrest heeft gegeven.
Op grond van artikel 110 lid 2 Rv dient de kantonrechter de zaak te verwijzen naar de bevoegde rechter. De kantonrechter zal de zaak dan ook - in de stand waarin deze zich thans bevindt – verwijzen naar de rechtbank Rotterdam, sector kanton.
4.4.
De kantonrechter wijst de passagier er op dat zij British Airways zelf moet oproepen bij exploot tegen de dag waarop hij de zaak ter rolle van de bevoegde rechter wil doen dienen, zulks ingevolge artikel 74, lid 1 Rv.
4.5.
De proceskosten in het incident komen voor rekening van de passagier omdat zij ongelijk krijgt.

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart zich onbevoegd van de zaak kennis te nemen;
5.2.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Rotterdam, sector kanton;
5.3.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten in het incident, die tot en met vandaag voor British Airways worden vastgesteld op een bedrag van € 72,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter