Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5. Verweerder stelt zich in zijn verweerschrift op het standpunt dat met het besluit van 15 oktober 2019 volledig aan het bezwaar van eiseres tegemoet is gekomen. Om die reden heeft eiseres geen belang bij het ingestelde beroep. Verweerder heeft niet op het bezwaarschrift van 25 november 2019 gereageerd aangezien op 15 oktober 2019 al een beslissing op het bezwaar is genomen.
6. De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het instellen van het beroep verweerder reeds bij besluit van 15 oktober 2019 een schriftelijke beslissing heeft genomen op het bezwaar tegen de aanmaning en de daarbij behorende kosten. De rechtbank stelt vast dat verweerder met dat besluit volledig tegemoet is gekomen aan het bezwaar van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen beroep meer kon instellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit nu verweerder niet in gebreke was een besluit op haar bezwaar te nemen.