ECLI:NL:RBNHO:2020:8584

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 20_1265
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding na intrekking beroep in bestuursrechtelijke belastingzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 30 oktober 2020, ging het om een verzoek tot proceskostenvergoeding na de intrekking van een beroep door eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Önemli. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen informatiebeschikkingen van de Belastingdienst, die betrekking hadden op navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2005, 2015 en 2016. De Belastingdienst had deze bezwaren gedeeltelijk afgewezen en gedeeltelijk vernietigd. Eiser trok zijn beroepen in na een verzoek van de Belastingdienst om dit te doen, waarna de informatiebeschikkingen van rechtswege vervielen.

Eiser verzocht de rechtbank om de Belastingdienst te veroordelen in de kosten van de procedures, zoals geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overwoog dat de kostenvergoeding is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en dat de kosten voor rechtsbijstand in aanmerking komen voor vergoeding. De rechtbank stelde vast dat de beroepen waren ingetrokken omdat de Belastingdienst tegemoet was gekomen aan eiser en dat eiser gelijktijdig met de intrekking om kostenvergoeding had verzocht.

De rechtbank oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand, die door een derde beroepsmatig waren verleend, voor vergoeding in aanmerking kwamen. De totale kosten werden vastgesteld op € 525, maar omdat de zaken samenhingen met een andere procedure, werd de aan eiser toegekende proceskostenvergoeding vastgesteld op € 262,50. Daarnaast werd het door eiser betaalde griffierecht van € 48 vergoed door de Belastingdienst. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/1265 en 20/1266

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2020 in de zaken tussen

[X] , te [Z] , eiser(gemachtigde: mr. S. Önemli),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Bij uitspraken van 16 december 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser, gericht tegen informatiebeschikking met kenmerk [#] ten behoeve van het opleggen van de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2005 afgewezen en het bezwaar van eiser, gericht tegen informatiebeschikking met kenmerk [#] ten behoeve van het opleggen van de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2015 en 2016, gedeeltelijk afgewezen en de informatiebeschikking gedeeltelijk vernietigd.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 23 juni 2020 aan eiser verzocht zijn beroepen in te trekken. De onderhavige informatiebeschikkingen zijn van rechtswege vervallen.
Eiser heeft de beroepen bij brief van 3 juli 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van de beroepen heeft eiser verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedures bij de rechtbank.
Verweerder heeft bij brief van 14 augustus 2020 gereageerd op het verzoek van eiser.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat de beroepen zijn ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser en dat eiser tegelijk met de intrekking van de beroepen heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat deze twee beroepen samenhangen met het beroepschrift HAA 20/1295 van mevrouw [A] (de echtgenote van eiser). De werkzaamheden van gemachtigde zijn of konden nagenoeg identiek zijn, omdat het voldoende was om aan te geven dat de informatiebeschikkingen zouden moeten komen te vervallen op grond van artikel 52a, lid 3 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Dezelfde gemachtigde heeft dezelfde werkzaamheden uitgevoerd.
4. De rechtbank ziet aanleiding het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe te wijzen.
5. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 525 in verband met de beroepen (1 punt voor de beroepschriften, wegingsfactor 1). De rechtbank is daarbij van oordeel dat sprake is van samenhangende zaken met procedure HAA 20/1295 als bedoeld in artikel 3 van het Besluit. De aan eiser toegekende proceskostenvergoeding bedraagt daarom de helft van dit bedrag, derhalve € 262,50.
6. Op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiser betaalde griffierecht van € 48 te worden vergoed door verweerder.
BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 262,50
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 30 oktober 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.